Instellingsbesluit Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-05-2024 en zichtdatum 10-05-2024.
Geldend van 20-03-2024 t/m heden

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juni 2009, nr. HO&S/BS/2009/119774, tot het instellen van een Commissie doelmatigheid hoger onderwijs (Instellingsbesluit Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 3. Taak

De commissie heeft tot taak:

  • 1. Het op grond van de artikelen 6.2 en 7.17, tweede en derde lid, van de wet beoordelen van aanvragen macrodoelmatigheid hoger onderwijs over te verzorgen nieuwe opleidingen, het samenvoegen van bestaande opleidingen, het gezamenlijk verzorgen van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3c van de wet, de nevenvestiging of de verplaatsing van een opleiding of een gedeelte van een opleiding naar een andere gemeente dan die waar de opleiding blijkens de RIO is gevestigd.

  • 2. Het uitbrengen van een advies over de onder a bedoelde beoordelingen aan de Minister.

  • 3. Het desgevraagd uitbrengen van advies aan de Minister in het kader van besluitvorming over het ontnemen van de rechten aan een opleiding op grond van artikel 6.5, eerste lid onder a, van de wet en het opheffen van een vestigingsplaats van een opleiding op grond van artikel 7.17a, eerste lid van de wet.

Artikel 4. Instelling

  • 1 De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 juli 2009.

  • 2 Aan de commissie worden aanvragen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, ter beoordeling en advisering voorgelegd die zijn ingediend vanaf de datum dat de commissie is ingesteld.

Artikel 5. Lidmaatschap

  • 1 De leden van de commissie worden door de minister benoemd en ontslagen. De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Zij zijn slechts eenmaal herbenoembaar.

  • 2 De leden worden door de Minister benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Zij zijn in beginsel eenmaal herbenoembaar voor een periode van ten hoogte vier jaar, behoudens uitzonderingsgevallen waarbij zij voor een tweede maal herbenoembaar zijn voor een periode van ten hoogste van vier jaar.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1 De commissie kan ter voorbereiding op de totstandkoming van een advies nadere informatie vragen aan de aanvrager of, indien de aanvraag onvolledig is, de aanvrager de gelegenheid bieden binnen een door de commissie vast te stellen termijn, de aanvraag aan te vullen.

  • 2 Indien in geval van besluitvorming over aanvragen de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 3 De commissie brengt binnen een termijn van 6 weken na indiening van de aanvraag advies uit aan de minister.

  • 4 Indien de commissie niet binnen de in het vorig lid genoemde termijn een advies kan uitbrengen, stelt de voorzitter van de commissie de minister daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen het advies tegemoet gezien kan worden.

  • 6 De commissie benoemt uit haar midden een vice-voorzitter die bij afwezigheid van de voorzitter in diens rechten treedt.

  • 7 De voorzitter kan in voorkomende gevallen expertise van derden inroepen, voor zover dat valt binnen het daarvoor door de minister goedgekeurde begrote bedrag. Indien dit bedrag ontoereikend is, dient voorafgaand aan het inroepen van derden, toestemming van de minister verkregen te worden.

  • 8 De commissie doet verslag van haar werkzaamheden aan de minister in een jaarlijks te publiceren verslag.

  • 9 De commissie pleegt twee maal per jaar overleg met de minister over de praktijk van de beoordeling van de mutaties met betrekking tot macrodoelmatigheid en de ontwikkelingen die zich hierin voordoen.

Artikel 8. (administratieve) ondersteuning

De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie en treft voorzieningen op het gebied van logistiek, financiën en personeel. Het secretariaat wordt ondergebracht bij de NVAO.

Artikel 9. Kosten van de commissie en vergoeding

  • 1 De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. De kosten voor vergaderingen en (administratieve) ondersteuning;

    • b. De kosten voor het secretariaat van de commissie.

  • 2 De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per maand, waarbij het salaris wordt vastgesteld op schaal 18 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter en de andere leden is maximaal 0,24, respectievelijk 0,125.

  • 3 De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de regeling voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn. Deze vergoeding wordt door het secretariaat van de commissie afgehandeld.

  • 4 De NVAO treedt voor wat betreft de begroting en verantwoording op als penvoerder van de commissie.

  • 5 De NVAO biedt, als penvoerder van de commissie, zo spoedig mogelijk na de instelling van de commissie c.q. jaarlijks voor 1 april de begroting voor het daaropvolgende jaar aan de minister aan.

  • 6 De NVAO biedt, als penvoerder van de commissie, de minister jaarlijks voor 1 juli een financiële verantwoording aan.

  • 7 De commissie vormt een egalisatiereserve. Het verschil tussen de gerealiseerde baten van de commissie en de gerealiseerde lasten van de activiteiten komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve. De van de egalisatie genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 8 De reserve bedraagt ten hoogste 25% van de over het laatste kalenderjaar verleende vergoeding.

  • 9 Ten laste van de egalisatiereserve mogen geen uitgaven worden gebracht van andere activiteiten dan de in dit besluit geformuleerde taken.

  • 10 In geval van opheffing van de commissie, is deze ter zake van de egalisatiereserve (en de daarover opgebouwde rente) vergoedingsplichtig.

Artikel 10. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd alle door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 11. Geheimhouding

  • 1 De commissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

  • 2 De commissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 12. Openbaarmaking

Adviezen, rapporten, notities, verslagen en andere documenten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht, tenzij de Minister de commissie heeft gevraagd deze te publiceren.

Artikel 13. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14. Bekendmaking instelling commissie

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan:

  • De voorzitter en leden van de commissie;

  • De President van de Algemene Rekenkamer;

  • De Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal;

  • De HBO-raad;

  • De VSNU;

  • Het ISO;

  • De LSVb;

  • De NVAO;

  • VNO-NCW;

  • MKB-Nederland.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Indien dit besluit wordt geplaatst in een staatscourant die verschijnt na 1 juli 2009, dan heeft dit besluit terugwerkende kracht tot 1 juli 2009.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk