Stimuleringsregeling Krachtig meesterschap

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 21-07-2010 t/m 31-12-2014

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 april 2009, nr. DL/B/118320, houdende regels voor verstrekking van subsidie ten behoeve van het bevorderen van excellentie bij leraren (Stimuleringsregeling Krachtig meesterschap)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doelomschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister kan projectsubsidie verstrekken aan samenwerkingsverbanden voor projecten op het gebied van de bevordering van excellentie bij leraren.

  • 2 De subsidie wordt verleend aan projecten die:

    • a. excellentie bevorderen bij het opleiden van leraren en/of binnen het beroep van leraar:

    • b. praktijkkennis opleveren over de doelen zoals genoemd in onderdeel a en deze te verspreiden over meerdere lerarenopleidingen en scholen, ook die niet direct in het project participeren.

Artikel 3. Subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend aan het bevoegd gezag van de school of instelling die als penvoerder als bedoeld in artikel 8, lid 2 onder b, optreedt voor het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Vaststelling subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 18.000.000,– beschikbaar, dat in twee tranches van € 7.500.000,– respectievelijk € 10.500.000,– voor de twee indienmomenten zoals opgenomen in artikel 6, lid 4, beschikbaar komt.

Artikel 5. Subsidiebedrag per subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De hoogte van de subsidie wordt door de minister vastgesteld aan de hand van de projectbegroting.

  • 2 Voor de berekening van de hoogte van de subsidie worden uitsluitend ontwikkel- en implementatiekosten in aanmerking genomen.

Paragraaf 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 6. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Subsidie wordt slechts op aanvraag verleend.

  • 2 Uitsluitend subsidieaanvragen die met gebruikmaking van het beschikbaar gestelde aanvraagformulier zijn ingediend worden in behandeling genomen. Dit aanvraagformulier kan worden gedownload van www.senternovem.nl/krachtigmeesterschap.

  • 3 Een aanvraag voor projectsubsidie op grond van deze regeling, ondertekend door de penvoerder van het samenwerkingsverband, wordt schriftelijk ingediend bij: AgentschapNL, Postbus 93144, 2509 AC in DEN HAAG, o.v.v. Stimuleringsregeling Krachtig meesterschap.

  • 4 Een subsidieaanvrager kan voor het indienen van de subsidieaanvraag uit twee indienmomenten kiezen:

    • a. bij gebruikmaking van het eerste indienmoment dient een subsidieaanvraag uiterlijk op 8 juni 2009 te zijn ontvangen;

    • b. bij gebruikmaking van het tweede indienmoment dient een subsidieaanvraag uiterlijk op 15 maart 2010 te zijn ontvangen.

  • 5 Aanvragen die voldoen aan de vereisten als bedoeld in artikel 8 worden voorgelegd aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 10.

Artikel 7. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de Rijksbegroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 8. Vereisten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De subsidieaanvrager is een bevoegd gezag dat als penvoerder optreedt namens een samenwerkingsverband.

  • 2 De subsidieaanvrager voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. Het samenwerkingsverband bestaat uit minimaal één lerarenopleiding en één school;

    • b. Het samenwerkingsverband wijst één penvoerder aan die functioneert als aanspreekpunt van het samenwerkingsverband, die gemachtigd is de partners van het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen en die zorgt voor het beheer van het te ontvangen subsidiebedrag.

  • 3 De subsidieaanvraag omvat (ten minste):

    • a. een projectplan dat voldoet aan de in lid 4 vermelde vereisten;

    • b. een projectbegroting die voldoet aan de in lid 5 vermelde vereisten;

    • c. een opgave van de lerarenopleidingen en scholen die bij het samenwerkingsverband zijn betrokken, inclusief een lijst met NAW-gegevens van alle deelnemende partners;

    • d. een toelichting op de samenwerkingsrelatie van de partners waarmee de doelen en werkwijze van het voor subsidie voorgestelde plan worden onderschreven.

  • 4 Het bij de subsidieaanvraag bij te voegen projectplan omvat (ten minste):

    • a. een beschrijving van de punten die het samenwerkingsverband wil aanpakken en hoe die bijdragen aan de doelen zoals gesteld in artikel 2, lid 2;

    • b. een voorstel van de te nemen maatregelen waarbij wordt aangegeven hoe deze bijdragen aan de aanpak van de punten als bedoeld in dit artikel, lid 4, onderdeel a, en welke doelen hiermee worden nagestreefd;

    • c. een activiteitenplan met een beschrijving van de in het kader van het project te ondernemen activiteiten, inclusief het tijdspad van de projectactiviteiten gedurende de gehele looptijd van het project;

    • d. een beschrijving van de beoogde resultaten, concreet en toetsbaar geformuleerd (kwantitatief en kwalitatief) en waar van toepassing voorzien van streefcijfers;

    • e. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband zorgt voor draagvlak bij de deelnemende scholen en lerarenopleidingen;

    • f. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband zorgt voor de borging en de overdraagbaarheid van het project en de projectresultaten;

    • g. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband zorgt voor de beschikbaarheid en de verspreiding van de projectresultaten.

  • 5 De projectbegroting voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. de projectbegroting sluit één op één aan op het activiteitenplan uit het projectplan;

    • b. de projectbegroting geeft inzicht in de begrote kosten per kalenderjaar;

    • c. in de projectbegroting wordt onderscheid gemaakt naar de subsidiabele kostensoorten, zoals opgenomen in artikel 9.

Artikel 9. Subsidiabele projectkosten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Uitsluitend de begrote kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2 De volgende kostensoorten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten van de ontwikkeling en/of implementatie van het project en die door de penvoerder, dan wel door een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn gemaakt, komen voor subsidiëring in aanmerking:

    • a. personele kosten van één of meer instellingen die deel uitmaken van het samenwerkingsverband, op basis van integrale uurtarieven;

    • b. kosten voor inhuur derden.

  • 3 Bij de personele kosten wordt aangesloten bij de handleiding Overheidstarieven.

  • 4 Geen subsidie wordt verleend voor kosten van activiteiten die voor de datum van toekenning van de aanvraag ten behoeve van het project zijn gemaakt.

  • 5 Geen subsidie wordt verleend voor kosten van activiteiten die na de looptijd van de subsidie ten behoeve van het project worden gemaakt.

  • 6 Onvoorziene kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Paragraaf 3. Adviescommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10. Samenstelling en benoeming adviescommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Er is een onafhankelijke adviescommissie die tot taak heeft de minister te adviseren over de verlening van de subsidie aan de projectvoorstellen, op basis van door de minister vastgestelde beoordelingscriteria, zoals omschreven in artikel 18.

  • 2 Tot leden van de adviescommissie worden benoemd: dhr. J. van der Tak (voorzitter), dhr. B.J.F. Fransen, dhr. K. Veling, mw. M.F. van der Schaaf en mw. M. Stuut.

  • 3 De voorzitter en de leden worden benoemd voor de periode van 8 juni 2009 tot 31 december 2010.

  • 4 De periode, bedoeld in het derde lid, kan met ten hoogste een jaar worden verlengd.

  • 5 De benoeming van de voorzitter of een lid kan worden ingetrokken indien:

    • a. daarom door de desbetreffende persoon om verzocht is;

    • b. het functioneren van de voorzitter of het lid daartoe aanleiding geeft;

    • c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van de voorzitter of het lid niet gewaarborgd is.

  • 6 Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

Artikel 11. Integriteit

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies indien hij een onverenigbaar belang heeft bij de subsidieverlening.

Artikel 12. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister kan een deskundige aanwijzen die het recht heeft de vergaderingen van de adviescommissie bij te wonen.

  • 2 De adviescommissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 13. Werkwijze

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De adviescommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 In het secretariaat van de adviescommissie wordt door AgentschapNL voorzien.

Artikel 14. Honorering en vergoedingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter en de leden van de adviescommissie ontvangen een vaste vergoeding per jaar. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter is trede 5 van schaal 14 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) en voor de leden trede 5 van schaal 13 van bijlage B van het BBRA. De arbeidsduurfactor bedraagt voor 2009 0,04 fte en voor 2010 0,04 fte.

Paragraaf 4. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 15. Tijdvak subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Subsidie wordt wat betreft de eerste aanvraagronde verleend vanaf het moment van de datum van toekenning van de subsidieaanvraag tot maximaal 1 januari 2012 of zoveel langer als het project later is gestart.

  • 2 Subsidie wordt wat betreft de tweede aanvraagronde verleend vanaf het moment van de datum van toekenning van de subsidieaanvraag tot maximaal 1 januari 2013 of zoveel langer als het project later is gestart.

  • 3 De subsidieaanvrager geeft in het aanvraagformulier aan wat de startdatum van het project is; deze startdatum is niet vroeger dan de datum van indiening van de aanvraag.

Artikel 16. Criteria verdeling bij subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie, zoals door de adviescommissie, bedoeld in artikel 10, voorgesteld in de vorm van een ranking.

  • 2 Indien er volgens de adviescommissie, bedoeld in artikel 10, sprake is van een gelijke kwalitatieve geschiktheid van projecten, zal de minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdelen.

  • 3 Met het oog op het bepaalde in het tweede lid, geldt als datum van ontvangst de dag waarop de aanvraag is aangevuld, wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen.

Artikel 17. Rol adviescommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De adviescommissie adviseert de minister over de verlening van de subsidie.

  • 2 De adviescommissie rangschikt de aanvragen waarover zij adviseert op de mate waarin zij voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 18.

  • 3 De adviescommissie neemt zonodig contact op met de penvoerder.

  • 4 De adviescommissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief oordeel op de aanvraag van subsidie indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde criteria als bedoeld in artikel 18;

    • b. de onderbouwing van de haalbaarheid respectievelijk de duurzaamheid van het project naar het oordeel van de adviescommissie geen vertrouwen geeft in het tot een goed einde brengen van het activiteitenplan, respectievelijk het in stand houden van het project.

Artikel 18. Criteria

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De adviescommissie baseert zich bij haar advisering op de volgende criteria:

    • a. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van deze regeling zoals vastgesteld in artikel 2.2;

    • b. de leerfunctie van de gesubsidieerde projecten in onderlinge samenhang;

    • c. het draagvlak bij de betrokken lerarenopleidingen en scholen;

    • d. het vernieuwende karakter;

    • e. de overdraagbaarheid;

    • f. de haalbaarheid;

    • g. de efficiëntie;

    • h. de duurzaamheid.

  • 2 Voor de rangschikking door de adviescommissie weegt criterium a het zwaarst en wegen de criteria b tot en met h, bedoeld in het tweede lid, even zwaar.

  • 3 Voor de rangschikking door de commissie weegt mee of het project waar subsidie voor wordt aangevraagd tevens subsidie ontvangt uit andere regelingen van de minister die te maken hebben met de doelstelling van deze regeling.

Artikel 19. Voorschriften bij subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Aan de verlening van projectsubsidie kunnen aanvullende verplichtingen worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project, dan wel voor het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project.

Artikel 20. Besluitvorming door de minister

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister neemt een beslissing over de subsidieverlening op basis van het advies van de adviescommissie.

  • 2 De minister beschikt uiterlijk op 14 september 2009 op de aanvragen van de eerste ronde.

  • 3 De minister beschikt uiterlijk op 21 juni 2010 op de aanvragen van de tweede ronde.

  • 4 Indien de minister niet tijdig een beslissing neemt, deelt hij de aanvrager mee binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 21. Mandaatverlening AgentschapNL

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Aan de algemeen directeur van AgentschapNL te Den Haag wordt namens de minister mandaat verleend om, op grond van deze regeling, besluiten te nemen over het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen.

Paragraaf 5. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 22. Tussentijdse audit

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De minister laat voor projecten met een looptijd van meer dan een jaar door AgentschapNL een (of meerdere) audit(s) uitvoeren om vast te stellen of het project volgens planning loopt en de tot dan voorgenomen resultaten zijn bereikt.

  • 2 Op basis van de resultaten van deze audit kan de minister besluiten de middelen bestemd voor het vervolg van het traject niet of niet in zijn geheel te bevoorschotten.

  • 3 Voor projecten met een looptijd van een jaar of minder zal geen audit plaatsvinden.

Artikel 23. Administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Alle deelnemende partijen van het samenwerkingsverband voeren een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2 De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie of andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling gedurende ten minste zeven jaar na datum waarop de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden.

Artikel 24. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de evaluatie van de subsidieregeling en de ontwikkeling van het beleid.

  • 2 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht de minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die deze in verband met deze subsidieregeling verlangen. De subsidieontvanger geeft desgewenst deze ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage.

  • 4 De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan communicatieactiviteiten gericht op het presenteren en verspreiden van de (tussentijdse) projectresultaten aan overige belanghebbenden.

Artikel 25. Besteding subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van de subsidie zullen worden teruggevorderd. De subsidie dient uitgegeven te zijn aan het einde van het tijdsvak waarin de subsidie wordt verstrekt zoals vastgesteld in artikel 15.1 en 15.2.

Paragraaf 6. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 26. Verantwoording en controle

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaglegging van de penvoerder, bedoeld in de Regeling jaarverslaglegging onderwijs. Voor de inrichting van uw jaarverslag verwijs ik u naar de Regeling jaarverslaglegging onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 2 De jaarrekening wordt ten tijde van de looptijd van de subsidie ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

  • 3 In aanvulling op de verantwoording van de subsidie in de jaarverslaglegging stelt de subsidieontvanger na afloop van de subsidieperiode een verslag van activiteiten op waaruit de besteding van de subsidie duidelijk blijkt.

  • 4 Het verslag van activiteiten wordt uiterlijk drie maanden na afloop van de subsidieperiode ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer, o.v.v. het projectnummer.

  • 5 Het verslag bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 6 De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan, als bedoeld in artikel 8, lid 4 onder c, en bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

  • 7 Uiterlijk 1 jaar na ontvangst van de financiële verantwoording in de jaarrekening van het laatste jaar van besteding wordt de subsidie definitief vastgesteld.

Artikel 27. Lagere vaststelling subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager worden vastgesteld, indien:

    • a. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de verantwoording onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b. de activiteiten niet zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd;

    • c. de ontvanger van de subsidie heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d. de ontvanger van de subsidie kennelijk in strijd met het doel van de subsidie heeft gehandeld.

Paragraaf 7. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 28. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het subsidiebedrag wordt, onverminderd artikel 22, tweede lid, per kalenderjaar bevoorschot. Het voorschot bedraagt in het jaar van aanvraag 60%, en in de twee daarop volgende jaren elk jaar 20% van de subsidie.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 29. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt per 1 januari 2015.

Artikel 30. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling Krachtig meesterschap.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven