Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten

Geraadpleegd op 17-04-2024.
Geldend van 15-05-2009 t/m heden

Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 april 2009, nr. AT-EZ/6279718.JZ, houdende vaststelling van een beleidsregel met betrekking tot het voorkomen van ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal (Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a. wet: Telecommunicatiewet;

    • b. minister: Minister van Economische Zaken;

    • c. vergunninghouder: de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet;

    • d. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Woningwet;

    • e. e.i.r.p.: equivalent isotroop uitgestraald vermogen van een radiozendapparaat;

    • f. piekwaarde: de hoogste korte termijn effectieve waarde van het signaal (elektrische veldsterkte of spanning) gedurende een observatietijd van één modulatieperiode, waarbij de korte termijn effectieve waarde wordt bepaald over één draaggolfperiode;

    • g. ontoelaatbare belemmering: ontoelaatbare belemmering door het gewenste signaal van een radiozendapparaat in andere radiozend- of ontvangapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen of een storing of belemmering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing overheidsorganen, bedoeld in artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet;

    • h. storing: storing die het functioneren van radiozend- of ontvangstapparaten of elektrische of elektronische inrichtingen in gevaar brengt of op een andere wijze de werking ernstig doet achteruitgaan, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;

    • i.

      • 1°. het tijdstip van eerste gebruik van een radiozendapparaat;

      • 2°. het tijdstip waarop door het radiozendapparaat een hogere elektrische veldsterkte of spanning wordt veroorzaakt als gevolg van gewijzigd gebruik, of

      • 3°. de eerste twee maanden na het tijdstip van eerste gebruik dan wel het tijdstip van bedoeld gewijzigd gebruik;

    • j. ziekenhuis: instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi.

  • 2 In de artikelen 6, 8, tweede lid, en 9, vierde lid, wordt onder de cumulatieve piekwaarde verstaan: lineaire sommatie van de piekwaarden van de verschillende radiozendapparaten die op een locatie een bijdrage leveren aan de hoogte van de elektrische veldsterkte of spanning.

§ 2. Verlenen, wijzigen en weigeren van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte

Artikel 2. Vergunningen die verleend worden na inwerkingtreding van deze beleidsregel

  • 2 Het eerste lid vindt geen toepassing, indien aan de vergunning het voorschrift is verbonden dat het maximaal uitgestraalde vermogen 17 Watt e.i.r.p. of minder dient te bedragen.

Artikel 3. Weigeren van een vergunningsaanvraag

Aan de in artikel 3.6, tweede lid, onderdeel e, van de Telecommunicatiewet opgenomen voorwaarde is in elk geval voldaan, indien als gevolg van verlening van de desbetreffende vergunning de aanvrager eigenstandig ter plaatse van:

  • a. gebouwen een piekwaarde van de elektrische veldsterkte zou veroorzaken van meer dan 18 Volt per meter, indien die gebouwen zich bevinden binnen de bebouwde kom, of

  • b. een ziekenhuis een piekwaarde van de elektrische veldsterkte zou veroorzaken van meer dan 5,4 Volt per meter in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz.

Artikel 4. Bestaande vergunningen

  • 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 17, onderdeel d, van het Frequentiebesluit, wordt aan die vergunning in elk geval het voorschrift verbonden dat de vergunninghouder bij het gebruik van frequentieruimte geen ontoelaatbare belemmeringen mag veroorzaken.

§ 3. Vaststellen van ontoelaatbare belemmeringen na vergunningverlening

Artikel 5. Reikwijdte van deze paragraaf

  • 3 Bij het bepalen van de hoogte van de cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte wordt de invloed van bebouwing daarop niet meegerekend.

Artikel 6. Geen ontoelaatbare belemmering vanwege geringe elektrische veldsterkte of spanning

  • 1 Een vergunninghouder veroorzaakt in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz geen ontoelaatbare belemmeringen op locaties waar:

    • a. de gewenste signalen van radiozendapparaten uitgezonden in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz een cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte opleveren die lager is dan of gelijk is aan 5,4 Volt per meter, en

    • b. de gewenste signalen van radiozendapparaten uitgezonden in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 30 MHz een cumulatieve piekwaarde van de spanning opleveren die lager is dan of gelijk is aan 5,4 Volt.

  • 2 Een vergunninghouder veroorzaakt in het frequentiegebied hoger dan 2,5 GHz en gelijk of lager dan 400 GHz geen ontoelaatbare belemmeringen op locaties waar de gewenste signalen van radiozendapparaten uitgezonden in dat frequentiegebied een cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte opleveren die lager is dan of gelijk is aan 1,8 Volt per meter.

Artikel 7. Geen ontoelaatbare belemmering wanneer een overeenkomst is gesloten met de desbetreffende vergunninghouder

  • 1 In afwijking van de artikelen 8 en 10, veroorzaakt een vergunninghouder bij een derde geen ontoelaatbare belemmering, indien hierover een schriftelijke overeenkomst geldt tussen die vergunninghouder en die derde.

  • 2 Een vergunninghouder die op een perceel een radiozendapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van de gebruiker van dat perceel, veroorzaakt, in afwijking van de artikelen 8 en 10, geen ontoelaatbare belemmering op dat perceel.

Artikel 8. Ontoelaatbare belemmeringen in gebouwen bij een elektrische veldsterkte of spanning die hoger is dan de waarden in artikel 6

  • 1 Van een ontoelaatbare belemmering is in elk geval sprake indien:

    • a. een radiozend- of ontvangapparaat of een elektrische of elektronische inrichting in een gebouw een storing ondervindt en dat apparaat of die inrichting voldoet aan de essentiële eisen van elektromagnetische compatibiliteit uit de desbetreffende conformiteitsrichtlijn, en

    • b. radiozendapparaten in dat gebouw een cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte of spanning veroorzaken die de desbetreffende waarde in artikel 6 overschrijdt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de storing zich voordoet in een gebouw dat is gebouwd op een locatie waar de cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte ten tijde van de bouw hoger lag dan de desbetreffende waarde in artikel 6.

Artikel 9. Beëindiging van een ontoelaatbare belemmering

  • 1 Een ontoelaatbare belemmering als bedoeld in artikel 8 is beëindigd, indien de cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte of spanning daalt tot de desbetreffende maximumwaarde, bedoeld in artikel 6, of lager.

  • 2 Een ontoelaatbare belemmering als bedoeld in artikel 8, eerste lid, is tevens beëindigd indien:

    • a. de vergunninghouder op zijn kosten en met instemming van diegene die de ontoelaatbare belemmering ondervindt, maatregelen heeft getroffen waardoor diegene geen storing meer ondervindt, of

    • b. de vergunninghouder het aanbod heeft gedaan aan diegene die de ontoelaatbare belemmering ondervindt om op zijn kosten maatregelen te treffen waardoor diegene geen storing meer zal ondervinden en diegene niet binnen een redelijke termijn dat aanbod aanvaardt dan wel dat aanbod op onredelijke gronden afwijst.

  • 3 Onder het treffen van maatregelen als bedoeld in het tweede lid wordt onder andere verstaan: het vervangen van een radiozend- of ontvangstapparaat of een elektrische of elektronische inrichting door een apparaat of inrichting van ten minste een vergelijkbare kwaliteit.

  • 4 Het tweede lid geldt niet indien de cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte 18 Volt per meter of hoger is op of nabij de locatie waar de ontoelaatbare belemmering zich voordoet.

Artikel 10. Bepaling van degene die een ontoelaatbare belemmering veroorzaakt

  • 1 Een ontoelaatbare belemmering als bedoeld in artikel 8 wordt veroorzaakt door de vergunninghouder die:

    • a. eigenstandig een piekwaarde van de elektrische veldsterkte of spanning veroorzaakt die hoger is dan de desbetreffende waarde in artikel 6, tenzij de door hem veroorzaakte elektrische veldsterkte of spanning geen aantoonbare bijdrage levert aan een storing, of

    • b. op het tijdstip van eerste ingebruikname van zijn radiozendapparaat de cumulatieve piekwaarde van de elektrische veldsterkte of de spanning verhoogt tot boven de desbetreffende waarde in artikel 6 dan wel verder verhoogt boven de desbetreffende waarde in artikel 6.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, veroorzaakt een vergunninghouder geen ontoelaatbare belemmering indien het uitgestraalde vermogen van zijn radiozendapparaat 17 Watt e.i.r.p. of minder bedraagt.

  • 3 Het eerste en tweede lid gelden niet indien de ontoelaatbare belemmering mede wordt veroorzaakt door:

    • a. een radiozendapparaat voor het gebruik waarvan geen vergunning is vereist krachtens artikel 3.4, eerste lid, onderdelen a of c, van de wet, of

    • b. een radiozendapparaat dat bestemd is om te worden verplaatst en te worden gebruikt op een verscheidenheid aan locaties, en het staken van het gebruik van dat radiozendapparaat tot gevolg heeft dat de ontoelaatbare belemmering wordt beëindigd.

§ 4. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 11. Bestaande middengolfzenders

Artikel 9, vierde lid, geldt niet indien een radiozendapparaat bestemd voor omroep gebruik maakt van de frequentieband van 526.5 KHz tot en met 1606.5 KHz en gebruikt wordt op een locatie waar voor inwerkingtreding van deze beleidsregel reeds radiozendapparaten voor omroep worden gebruikt in die frequentieband.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 april 2009

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven