Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, fijnstofdifferentiatie

[Regeling vervallen per 16-06-2010.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 18-04-2009 t/m 15-06-2010

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, fijnstofdifferentiatie

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

De fijnstofdifferentiatie BPM is volgens de uitspraak van 14 oktober jl. van het Gerechtshof Den Haag onverbindend. Bij brieven van 30 oktober en van 6 november aan de Tweede Kamer heb ik uiteengezet op welke wijze ik met deze uitspraak wil omgaan. De fijnstofdifferentiatie is per 1 januari 2009 vervangen door een stimuleringsregeling roetfilters.

Dit besluit bevat een goedkeuring voor de dieselpersonenauto’s die in de periode vanaf 1 april 2008 tot 1 januari 2009 voor het eerst zijn geregistreerd.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 16-06-2010]

Per 1 april 2008 is in artikel 9b van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen1992 (hierna Wet BPM) een fijnstofdifferentiatie voor dieselpersonenauto’s opgenomen. Als gevolg van deze maatregel werd een startkorting op het bruto BPM-bedrag verleend van € 900 bij een fijnstofuitstoot van nihil en een toeslag geheven van € 200 voor iedere mg per km fijnstofuitstoot.

Op 14 oktober 2008, onder nummer 200.005.444/01, heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in het hoger beroep inzake het (civiele) kort geding van de RAI en de BOVAG tegen de Staat over deze fijnstofdifferentiatie. Het Hof concludeert dat de fijnstofdifferentiatie in strijd is met het Europees recht (Verordening 715/2007 inzake de Euro 5 norm voor personenauto’s). Het Hof verbiedt de Staat met ingang van vier weken na betekening van dit arrest uitvoering te geven aan art. XVIII onderdeel C van het Belastingplan 2008.

In mijn brief van 30 oktober aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 704, nr. 15) heb ik aangegeven dat de juridische gevolgen van de uitspraak van het Gerechtshof strikt genomen enkel betrekking hebben op de relatie tussen de Staat en de RAI en de BOVAG. Door deze uitspraak hoeft de fijnstofdifferentiatie nog niet te worden beëindigd. Ook de gevolgen van de fijnstofdifferentiatie voor de periode vanaf 1 april 2008 hoeven niet te worden teruggedraaid, nu immers aan de ordemaatregel geen terugwerkende kracht is toegekend en overigens is gebaseerd op een voorlopig oordeel in een kortgedingprocedure. Eerst wanneer dit oordeel in een bodemprocedure is bevestigd, kunnen er juridische consequenties voor het verleden zijn. Ik vind het evenwel niet wenselijk om het oordeel in een bodemprocedure af te wachten, omdat dit betekent dat vanaf 1 april 2008 mogelijk nog een lange tijd onzekerheid voor alle betrokkenen zal bestaan.

Daarom heb ik bij de Tweede nota van wijziging op het Belastingplan 2009 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 704, nr. 34) voorgesteld dat de fijnstofdifferentiatie per 1 januari 2009 vervalt en dat daarvoor in de plaats een nieuwe stimuleringsregeling roetfilters in de Wet BPM wordt opgenomen. Deze maatregel is inmiddels in werking getreden.

Daarnaast heb ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 6 november 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 704, nr. 26) aangekondigd op korte termijn een beleidsbesluit bekend te maken over de gevolgen die ik aan deze uitspraak verbind. Dit besluit strekt daartoe.

2. Goedkeuring

[Regeling vervallen per 16-06-2010]

Het Gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat met ingang van vier weken na betekening van de uitspraak de fijnstofdifferentiatie niet mag worden toegepast. Ik keur evenwel goed dat reeds met ingang van 1 april 2008 aan artikel 9b Wet BPM als volgt uitvoering wordt gegeven.

Als de toepassing van de fijnstofdifferentiatie leidt tot een verlaging van de verschuldigde BPM, blijft de per saldo toegepaste vermindering in stand. Er hoeft geen bedrag aan de Belastingdienst terugbetaald te worden.

Als de toepassing van de fijnstofdifferentiatie daarentegen leidt tot een verhoging van de verschuldigde BPM, zal de per saldo betaalde verhoging worden terugbetaald aan de kentekenhouder van de dieselpersonenauto. Als er sprake is van opvolgende kentekenhouders wordt de verhoging aan hen terugbetaald naar gelang de periode dat zij kentekenhouder zijn of zijn geweest. Als verdeelsleutel daarbij geldt de afschrijvingstabel van artikel 8, onderdeel 5, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Dit zal op initiatief van de Belastingdienst plaatsvinden zonder dat daarvoor een actie van de kentekenhouder noodzakelijk is.

Deze goedkeuring heeft betrekking op dieselpersonenauto’s die tussen 1 april 2008 en de datum van wetswijziging, te weten 1 januari 2009, voor het eerst zijn geregistreerd. Deze goedkeuring geldt ook in die gevallen waarin de overgangsregeling van artikel 16a van de Wet BPM is toegepast.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 april 2009

De

staatssecretaris

van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven