Beleidsregels dierenwelzijn 2009

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 02-07-2014 t/m 31-12-2019

Beleidsregels van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 december 2008, nr. TRCJZ/2008/3638, houdende vaststelling van beleidsregels inzake dierenwelzijn

Hoofdstuk II. Transport van dieren

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 2. (definities)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel 3

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt in:

  • a. geringe overtredingen: overtredingen van de bepalingen van de transportverordening waarbij de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu gering zijn of ontbreken;

  • b. overtredingen: overtredingen van bepalingen van de transportverordening die niet zijn aan te merken als geringe of ernstige overtredingen;

  • c. ernstige overtredingen: overtredingen van bepalingen van de transportverordening waarbij de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu ernstig zijn.

Artikel 4. (hoogte dwangsommen)

De hoogte van de dwangsom wordt bepaald met inachtneming van de volgende categorieën:

  • a. de last onder dwangsom voor geringe overtredingen bedraagt € 3.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 3.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 15.000;

  • b. de last onder dwangsom voor overtredingen bedraagt € 5.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 5.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 25.000;

  • c. de last onder dwangsom voor ernstige overtredingen bedraagt € 10.000 per week totdat de overtreding is beëindigd, dan wel € 10.000 per begane overtreding, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van € 50.000.

Artikel 4a. (verhouding met bestuurlijke boete)

Indien voor een gedraging een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, kan voor diezelfde gedraging worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 5, 6, 7, tweede en derde lid, en 8 tot en met 12.

Paragraaf 2. Vervoerders

Artikel 5. (geringe overtredingen)

  • 1 Na ten hoogste drie geringe overtredingen geeft de minister de vervoerder een schriftelijke waarschuwing waarbij wordt aangekondigd dat indien binnen 3 jaar opnieuw een soortgelijke geringe overtreding wordt begaan een last onder dwangsom zal worden opgelegd.

  • 2 Indien de vervoerder na een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid binnen drie jaar opnieuw een soortgelijke geringe overtreding begaat legt de minister de vervoerder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel a.

  • 3 Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de laatste dwangsom als bedoeld in het tweede lid is verbeurd opnieuw een soortgelijke geringe overtreding begaat legt de minister de vervoerder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 4 Indien een vervoerder binnen drie jaar na het begaan van een overtreding waarvoor een dwangsom is opgelegd dan wel verbeurd overeenkomstig het tweede of derde lid een niet soortgelijke geringe overtreding begaat geeft de minister de vervoerder in afwijking van het eerste lid onmiddellijk een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6. (overtredingen)

  • 1 Na constatering van een overtreding geeft de minister de vervoerder een eerste schriftelijke waarschuwing.

  • 2 Indien de vervoerder binnen drie jaar na een waarschuwing als bedoeld in het eerste lid opnieuw een overtreding begaat geeft de minister de vervoerder een tweede schriftelijke waarschuwing waarin wordt aangekondigd dat indien hij binnen drie jaar opnieuw een overtreding begaat een last onder dwangsom wordt opgelegd als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 3 Indien de vervoerder binnen drie jaar na een waarschuwing als bedoeld in het tweede lid een overtreding begaat legt de minister een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel b.

  • 4 Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de laatste dwangsom bedoeld in het derde lid is verbeurd een soortgelijke overtreding begaat legt de minister een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

  • 5 Indien de vervoerder binnen drie jaar nadat de last onder last onder dwangsom bedoeld in het vierde lid is verbeurd een soortgelijke overtreding begaat schorst de minister de vergunning en kan hij een last onder dwangsom opleggen als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

  • 6 In plaats van het opleggen of verbeuren van een dwangsom voor een overtreding als bedoeld in het derde of vierde lid kan de minister de vergunning van de vervoerder schorsen.

Artikel 7. (ernstige overtredingen)

  • 1 Indien de vervoerder een ernstige overtreding begaat, kan de minister:

    • a. de vergunning schorsen;

    • b. een last onder dwangsom opleggen als bedoeld in artikel 4, onderdeel c, met een maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd van 20.000 euro voor vervoerders welke over een vergunning beschikken, of

    • c. een bestuurlijke boete opleggen.

  • 2 Indien een vervoerder binnen drie jaar nadat een ernstige overtreding is begaan als bedoeld in het eerste lid of de laatste dwangsom als bedoeld in het eerste lid is verbeurd opnieuw een ernstige overtreding begaat schorst de minister de vergunning.

  • 3 Indien binnen drie jaar nadat de schorsing bedoeld in het tweede lid is beëindigd de vervoerder opnieuw een ernstige overtreding begaat trekt de minister de vergunning in.

Artikel 7a. (bestuurlijke boete en schorsen vergunning)

Indien een vervoerder in een periode van drie jaren, vijf bestuurlijke boetes opgelegd heeft gekregen voor dezelfde of soortgelijke overtredingen, kan de minister bij het begaan van een volgende gelijke of soortgelijke overtreding door deze vervoerder, de vergunning van deze vervoerder schorsen.

Artikel 7b

Ingeval een overtreding wordt geconstateerd waarbij ten aanzien van 11 of meer dieren of in het geval van pluimvee meer dan 10 procent van het aantal dieren op een transport, sprake is van letsel of dat zij niet hadden mogen worden vervoerd, legt de minister de overtreding voor aan de officier van justitie.

Paragraaf 3. Overige betrokkenen bij het vervoer van dieren

Artikel 8. (getuigschrift van vakbekwaamheid)

  • 1 Indien een chauffeur of verzorger een overtreding begaat geeft de minister de chauffeur of verzorger een eerste schriftelijke waarschuwing.

  • 2 Indien de chauffeur of verzorger binnen drie jaar na een overtreding bedoeld in het eerste lid opnieuw een overtreding begaat geeft de minister de chauffeur of verzorger een tweede schriftelijke waarschuwing waarin wordt aangekondigd dat indien binnen 3 jaar opnieuw een overtreding wordt begaan het getuigschrift kan worden ingetrokken.

  • 3 Indien de chauffeur of verzorger binnen drie jaar na een overtreding als bedoeld in het tweede lid opnieuw een overtreding begaat kan de minister het getuigschrift van de chauffeur of verzorger intrekken.

  • 4 Indien een chauffeur of verzorger een ernstige overtreding begaat kan de minister het getuigschrift van de chauffeur of verzorger onmiddellijk intrekken.

Artikel 9. (certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel)

  • 1 Indien wordt geconstateerd dat een vervoermiddel waarvoor een certificaat van goedkeuring is afgegeven niet voldoet aan de eisen van de transportverordening maar deze gebreken op korte termijn kunnen worden verholpen, schorst de minister het certificaat van goedkeuring totdat de vervoerder de gebreken aantoonbaar heeft verholpen.

  • 2 Indien wordt geconstateerd dat een vervoermiddel ernstige gebreken of gebreken die niet op korte termijn kunnen worden verholpen vertoont trekt de minister het certificaat van goedkeuring onmiddellijk in.

Artikel 10. (verzamelcentra)

  • 1 Indien op een verzamelcentrum een geringe overtreding wordt begaan geeft de minister de exploitant van het verzamelcentrum schriftelijke waarschuwingen en legt hij de exploitant van het verzamelcentrum een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 5.

  • 2 Indien op een verzamelcentrum een overtreding wordt begaan waarschuwt de minister de exploitant van het verzamelcentrum en legt hij de exploitant van het verzamelcentrum een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 6.

  • 3 Indien op het verzamelcentrum een ernstige overtreding wordt begaan legt de minister aan de exploitant van het verzamelcentrum een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Artikel 11. (houders)

  • 1 Indien de houder een geringe overtreding begaat geeft de minister de houder schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de houder een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 5.

  • 2 Indien de houder een overtreding begaat waarschuwt de minister de houder en legt de minister de houder een last onder dwangsom op overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.

  • 3 Indien de houder een ernstige overtreding begaat legt de minister de houder een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Artikel 12. (organisatoren)

  • 1 Indien een organisator een geringe overtreding begaat geeft de minister de organisator schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de organisator een last onder dwangsom op overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.

  • 2 Indien een organisator een overtreding begaat geeft de minister de organisator schriftelijke waarschuwingen en legt de minister de organisator een last onder dwangsom op overeenkomstig artikel 6.

  • 3 Indien de organisator een ernstige overtreding begaat legt de minister de organisator een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 4, onderdeel c.

Paragraaf 4. Procedurele bepalingen

Artikel 13. (bepaling aantal overtredingen)

Voor de bepaling van het aantal geringe overtredingen, overtredingen en ernstige overtredingen wordt uitgegaan van de overtredingen die door de bevoegde autoriteiten van Nederland of van een of meer andere lidstaten van de Europese Unie zijn geconstateerd.

Artikel 14. (opheffing schorsing)

Een schorsing wordt opgeheven indien de vervoerder een ten genoegen van de minister opgesteld protocol overlegt en dit protocol door de minister is goedgekeurd.

Artikel 15. (inhoud protocol)

  • 1 Een protocol, als bedoeld in artikel 14, bevat in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de aard en de omstandigheden van de overtredingen;

    • b. de wijze waarop het voorkomen van de overtredingen is aangepakt;

    • c. de maatregelen die zijn genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen, en

    • d. een beschrijving van het algemene bedrijfsproces.

  • 2 Het protocol, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen ten hoogste drie weken na overlegging daarvan, door de minister beoordeeld.

Artikel 16. (bestuursdwang)

Onverminderd de bepalingen van deze beleidsregels zal de minister overgaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang wanneer dit in het belang van het dierenwelzijn gerechtvaardigd is.

Paragraaf 5. overige bepalingen

Artikel 16a. (stahoogte dieren tijdens transport)

  • 1 Als voldoende stahoogte als bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van de transportverordening wordt beschouwd:

    • a. Voor runderen, behoudens voor slachtrunderen ouder dan één jaar: ten minste 20 centimeter ruimte boven de kruin van het grootste dier;

    • b. Voor slachtrunderen ouder dan één jaar: ten minste 25 centimeter boven de schofthoogte van het hoogste dier;

    • c. Voor schapen en geiten: ten minste 20 centimeter ruimte boven de kruin van het grootste dier;

    • d. Voor varkens: ten minste 30 centimeter ruimte boven het hoogste punt van het grootste dier.

  • 2 Indien het vervoermiddels is voorzien van een geforceerd ventilatiesysteem wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, 15 centimeter ruimte boven het hoogste punt van het grootste dier als voldoende stahoogte beschouwd.

Hoofdstuk III. Varkens

Artikel 17. (definities)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. plateaustal: een stal, waarin gebruiksvarkens beschikken over twee verblijfsniveaus en die voldoet aan de navolgende eisen:

    • 1°. de afstand van een plateau tot de vloer bedraagt minimaal 0,9 meter;

    • 2°. de afstand van het plateau tot het plafond bedraagt minimaal 0,9 meter met dien verstande dat de afstand tussen het plateau en het hoogste punt van het plafond tenminste 1,5 meter bedraagt;

    • 3°. een plateau is minimaal 4,0 meter lang, de breedte van het plateau bedraagt minimaal 1,1 meter en maximaal 1,5 meter;

    • 4°. een plateau bestaat uit kunststof of beton en is zodanig vervaardigd dat deze is afgestemd op de maximale gewichtsbelasting van de varkens en dat bevuiling van zich onder het plateau bevindende varkens zoveel mogelijk wordt voorkomen;

    • 5°. een plateau is voorzien van een deugdelijke balustrade;

    • 6°. een plateau is bereikbaar via een loopplank van tenminste 0,75 meter breed en zodanig geplaatst en ontworpen dat de varkens zonder veel moeite het plateau kunnen bereiken;

  • b. besluit: Besluit houders van dieren;

  • c. regeling: Regeling houders van dieren.

Artikel 18. (trog)

  • 1 Bij gebruik van een zwevende trog waarvan de onderkant zich minimaal 20 centimeter boven de vloer bevindt, mag in de gevallen dat het varken ongehinderd met zijn kop onder de trog kan rusten, de ruimte onder de zwevende trog als vrije ruimte als bedoeld in artikel 2.19, derde lid, van het besluit, worden meegerekend.

Artikel 19. (plateaustal)

  • 1 Bij gebruik van een plateaustal mag de voor gebruiksvarkens beschikbare oppervlakte van een plateau als beschikbare oppervlakte als bedoeld in artikel 2.17 van het besluit, worden meegerekend.

  • 2 Bij gebruik van een plateaustal mag het dichte deel van de voor gebruiksvarkens beschikbare vloer van een plateau als het dichte deel van de beschikbare vloer als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, van het besluit, worden meegerekend.

Hoofdstuk IV. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 21. (overgangsbepalingen)

De in deze beleidsregels gehanteerde verjaringstermijn van drie jaar loopt vanaf de eerste overtreding welke wordt begaan na 1 januari 2009.

Artikel 23. (citeertitel)

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels dierenwelzijn 2009

Artikel 24. (inwerkingtreding)

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2009.

Deze beleidsregels zullen met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven