Protocol Scholing 2008
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
1. Definitie van scholing
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Voor het Protocol wordt de volgende definitie van scholing gehanteerd: Opleiding of
scholing is het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden
voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig)
beroep onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten. Het dient zowel voor het
uitoefenen als het verkrijgen van één of meerdere(deel)kwalificatie(s) voor een taak,
functie of beroep.
In dit Protocol worden onder het begrip scholing alle kwalificerende instrumenten
begrepen, die een cliënt dient te volgen om zijn (toekomstige) functie uit te kunnen
oefenen.
2. Toepassing Protocol
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Het Protocol Scholing is van toepassing op alle WW-, Wajong-, WIA- en WAO-cliënten.
Voordat het Protocol Scholing wordt toegepast, heeft de re-integratiecoach Werk of
de arbeidsdeskundige vastgesteld dat re-integratie mogelijk is én dat de cliënt gemotiveerd
is. Toepassing van het Protocol Scholing gebeurt altijd in relatie met de vraag van
een concrete werkgever dan wel met het oog op beschikbare vacatures op de lokale/regionale
arbeidsmarkt.
3. Beoordeling op indicatoren
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Het Protocol Scholing bestaat uit drie onderdelen:
-
A. Het bepalen van de noodzaak van scholing.
-
B. Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving.
-
C. Het beoordelen van de schoolbaarheid van de cliënt.
In onderdeel A wordt bepaald of scholing noodzakelijk is. De stappen, die hierbij
doorlopen worden, zijn opgenomen in paragraaf 4. Uitgangspunt is de vraaggerichte
benadering op de regionale arbeidsmarkt. Daarvan is in eerste instantie sprake, indien
er een concrete vacature bij een werkgever in zicht is ten aanzien van de functie,
waarvoor geschoold wordt. Is dit laatste niet het geval, dan dient er in ieder geval
sprake te zijn van aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt met betrekking
tot de functie. De relatie tussen de inzet van scholing én het beschikbaar zijn van
concrete vacatures op de arbeidsmarkt wordt hierdoor verstevigd
Na toepassing van onderdeel A van het Protocol , zijn de volgende uitkomsten mogelijk:
-
– Scholing is niet noodzakelijk;
-
– Scholing is noodzakelijk;
-
– UWV heeft extern advies nodig om de beroepskeuze van de cliënt te bepalen.
Wanneer wordt vastgesteld dat scholing noodzakelijk is en welke scholing dat dan is,
wordt onderdeel B van het Protocol gevolgd. De te volgen stappen, zijn beschreven
in paragraaf 5. Hierin wordt getoetst of de benodigde scholing voldoet aan het wettelijk
kader. Wanneer deze vraag negatief wordt beantwoord, is een andere functie de meest voor
de hand liggende keuze. Onderdeel A vanaf stap 3 of 4 moet weer worden doorlopen.
Wanneer de vraag met ja wordt beantwoord, is onderdeel C van het Protocol aan de orde.
In onderdeel C van het Protocol wordt bepaald of de benodigde scholing haalbaar is
voor de cliënt. De stappen, die daarbij aan de orde zijn, zijn uitgewerkt in paragraaf
6. Dit onderdeel van het Protocol resulteert in een vaststelling van de mate van schoolbaarheid
van de cliënt en welke gevolgen dat heeft voor de mogelijke inzet van scholing:
-
– scholing is mogelijk,
-
– scholingen met aanpassingen is mogelijk
-
– alleen scholing door bijzondere scholingsinstellingen is mogelijk of
-
– er is geen scholing mogelijk.
Uitzonderingen
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
In uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van het Protocol. Dit moet wel gemotiveerd
worden. Voor deze gevallen dient een second opinion-procedure te worden opgesteld.
Pas indien ook na een second opinion tot hetzelfde oordeel wordt gekomen, kan worden
afgeweken van het Protocol.
4. Onderdeel A: De beoordeling van noodzaak van scholing
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Aan de hand van de stappen 1 tot en met 5 kan worden vastgesteld of een cliënt scholing
nodig heeft om via de kortste weg terug te kunnen keren op de arbeidsmarkt. Hieronder
worden de stappen toegelicht.
Stap 1:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Uitgangspunt is de kortste weg naar werk. Daarbij is het principe van Lerend Werken
van evident belang.
Als de cliënt echter in de oude functie kan worden herplaatst zonder scholing, is
dat de aangewezen weg. In het geval van een WIA- ,WAO-, of Wajong-cliënt zal aan de
orde komen of hij herplaatst kan worden bij de oude werkgever in een andere functie,
indien hij niet meer geschikt is voor de oude functie.
Stap 2:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Mogelijk heeft de cliënt met het oog op herplaatsing in de oude functie behoefte aan
ondersteuning in de vorm van een kwalificerende interventie. Het kan immers zijn,
dat hij op grond van zijn oorspronkelijke opleiding wel over een principiële geschiktheid
beschikt, maar bv. al enige tijd afwezig is uit het arbeidsproces en/of niet beschikt
over nadien vereiste kwalificaties voor het uitoefenen van die functie. Uiteraard
moet er dan wel sprake zijn van een vacature.
Voor cliënten met structurele functionele beperkingen zijn eventueel aanpassingen
aan de eigen werkplek nodig.
Stap 3:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Indien alleen andere functies passend zijn, kan een meer intensieve kwalificerende
interventie nodig zijn in de vorm van scholing . Deze wordt alleen ingezet, indien
er een concrete vacature in zicht is bij een werkgever, maar de cliënt met het oog
op de aangewezen functie geschoold moet worden.
Stap 4:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Indien er geen concrete vacature bij een werkgever in zicht is, kan scholing aan de
orde komen bij aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt in de beoogde
functie. Indien er twijfel bestaat over passende functies op de regionale arbeidsmarkt
en heroriëntatie noodzakelijk is, kan het voorkomen dat UWV daarbij extern advies
nodig heeft.
Stap 5:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen noodzakelijk is, volgt onderdeel
B van het Protocol: de toets van de scholing.
5. Onderdeel B: Toets scholing
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
In dit onderdeel van het Protocol wordt vastgesteld of de noodzakelijke scholing voldoet
aan de regelgeving (stap 6).
Stap 6:
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
De scholing die UWV inzet ten behoeve van haar cliënten moet aan de onderstaande voorwaarden
voldoen :
-
– De scholing moet noodzakelijk zijn en moet bestaan uit het systematisch verwerven
van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij
de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst;
-
– Scholing moet gericht zijn op functies in de regio, waarvoor vacatures bestaan;
-
– Een opleiding of scholing als bedoeld in art 76 WW duurt maximaal één jaar voor de cliëntgroep ontslagwerklozen. UWV kan in individuele
gevallen een opleiding of scholing van een langere duur toestaan, doch niet meer dan
twee jaar;
-
– De opleiding of scholing bestaat in overwegende mate uit het verrichten van activiteiten,
die niet productie als doel hebben.
6. Onderdeel C: De beoordeling van de schoolbaarheid
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Indien is vastgesteld dat de noodzakelijke scholing voldoet aan het wettelijk kader,
moet vervolgens worden beoordeeld of deze scholing ook haalbaar is voor de cliënt.
De beoordeling van de schoolbaarheid leidt tot de volgende mogelijke uitkomsten:
-
– De cliënt is schoolbaar; er kan scholing worden ingezet.
-
– De cliënt is alleen schoolbaar met de inzet van een aangepaste scholing.
-
– De cliënt is alleen met de inzet van een bijzondere scholingsinstelling schoolbaar.
-
– De cliënt is niet schoolbaar voor de specifieke scholing, die op basis van het Protocol
Scholing noodzakelijk wordt geacht. Dan moet gekeken worden of er andere beroepen
mogelijk zijn, waarvoor geen scholing nodig is of scholing nodig is, die wel haalbaar
is voor de betreffende cliënt.
-
– De cliënt is in het geheel niet schoolbaar. Scholing is voor de betreffende cliënt
niet mogelijk.
-
– UWV heeft extern advies nodig bij het vaststellen van de schoolbaarheid van de cliënt
, wat vervolgens weer kan leiden tot de hierboven genoemde uitkomsten.
Bij het vaststellen van de schoolbaarheid worden drie indicatoren onderscheiden: de
motivatie voor de scholing, de cognitieve vaardigheden van de cliënt, en persoonlijke
belemmeringen. Hieronder worden deze indicatoren nader besproken.
Stap 7, indicator 1: Motivatie
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Motivatie is erg belangrijk voor het welslagen van een scholing. Indien de cliënt
niet gemotiveerd is voor het volgen van scholing, heeft scholing geen zin. Er zal
dan eerst aandacht moeten zijn voor de motivatie. Overigens speelt dit aspect natuurlijk
ook al aan het begin van de re-integratiefase.
Stap 7, indicator 2: Cognitieve vaardigheden
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Vastgesteld moet worden of de opleiding aansluit bij de cognitieve vaardigheden van
de cliënt. Hierbij moet ook gecheckt worden of voldaan wordt aan de formele instroomeisen
van de opleiding. Op basis van de capaciteiten van de cliënt kan gekozen worden voor
theoretisch of meer praktijkgericht onderwijs. Indien er onzekerheid bestaat over
de cognitieve vaardigheden, kan hiervoor extern advies worden ingezet.
Bij het vaststellen van de cognitieve vaardigheden wordt ook gekeken worden naar de
opleidingen, die de cliënt in het recente verleden heeft gevolgd. Het niet afronden
van opleidingen is mogelijk een signaal voor belemmeringen in de persoonlijke situatie,
die het risico op uitval vergroten. Deze belemmeringen zijn nader uitgewerkt onder
indicator 3.
Stap 7, indicator 3: Belemmeringen in de persoonlijke situatie
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
De persoonlijke belemmeringen, die hieronder worden onderscheiden, zijn ontleend aan
het Protocol ZMP. De belemmeringen, die gelden voor ZMP, waardoor de cliënten moeilijk
plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt, vormen vaak ook belemmeringen om succesvol een
scholing te volgen. Het benoemen van de belemmeringen in het kader van schoolbaarheid
heeft echter een andere functie: wanneer een belemmering wordt geconstateerd, moet
bekeken worden of door middel van aanpassingen in de inrichting van de opleiding,
scholing toch tot de mogelijkheden behoort. Het gaat hierbij onder meer om de volgende
mogelijke aanpassingen:
-
– Aanpassingen in het aantal dagdelen of duur van het traject.
-
– Aanpassingen in de wijze waarop onderwijs wordt gegeven.
-
– Extra begeleiding gedurende de scholing.
-
– Psychische begeleiding.
In complexe gevallen heeft UWV de optie om extern advies in te zetten, om de schoolbaarheid
vast te stellen.
a. Medische beperkingen (fysiek en/of psychisch) en de beleving daarvan door de cliënt
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
-
– Aanwezigheid van objectief vaststelbare medische beperkingen, waardoor het volgen
van een onderwijstraject lastig is (bijvoorbeeld auditief/visuele beperkingen). Bekeken
moet worden of met aanpassingen tijdens de scholing (bijvoorbeeld een doventolk, aantal
dagdelen) wel onderwijs gevolgd kan worden.
-
– Aanwezigheid van medische beperkingen, die in de beleving van de cliënt onderwijs
volgen moeilijk maakt. Het gaat hierbij vooral om cliënten, die zich door de jaren
heen zo vereenzelvigd hebben met hun (op enig moment wel aanwezige) belemmeringen/beperkingen,
dat zij het in de huidige situatie heel moeilijk vinden om oog te hebben voor wat
zij nog wel kunnen.
-
– Aanwezigheid van een negatieve prognose voor de ontwikkeling van de medische aandoening,
waarmee rekening dient te worden gehouden.
-
– Aanwezigheid van een ernstige verslavingsproblematiek. Met deze problematiek moet
mogelijk voorafgaand of tijdens de scholing rekening worden gehouden.
b. Rolidentificatie in uitkeringssituatie
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Binnen de uitkeringssituatie heeft de cliënt zijn eigen zinvolle bezigheden/ daginvulling
opgebouwd:
Om succesvol deel te kunnen nemen aan scholing zal de cliënt bereid moeten zijn om
tijd vrij te maken, zodat de scholing gevolgd kan worden en huiswerk gemaakt kan worden.
Eventueel kan extra begeleiding worden ingezet.
c. Schuldenproblematiek
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
Het gaat hier om cliënten, die te maken hebben met een dusdanige schuldenproblematiek,
dat zij moeilijkheden ondervinden om zich te concentreren op en/of te motiveren voor
het volgen van een scholing. De cliënt zal eerst of gelijktijdig een schuldsaneringstraject
moeten volgen, wil scholing succesvol kunnen zijn.
d. Problemen in de sociale situatie en de beleving daarvan door de cliënt
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
-
– Sociale druk vanuit de omgeving van de cliënt om geen activiteiten te ontplooien,
die kunnen leiden tot werk. De omgeving kan betrekking hebben op de familie- en vriendenkring,
maar ook op de directe buurt waarin iemand woont.
-
– Een thuissituatie, die het succesvol volgen van een opleiding belemmert. Bijvoorbeeld
de aanwezigheid van kleine kinderen of inwonende familieleden.
De belemmeringen kunnen mogelijk verholpen worden door extra begeleiding tijdens de
scholing.
e. Problemen in de relatie cliënt en scholing/gedragsfactoren
[Regeling vervallen per 13-10-2012 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2012]
-
– Problemen met sociale vaardigheden in werk- en scholingssituaties (gezagsverhoudingen,
zelfstandig werken).
-
– Realiteitsprobleem in verwachtingenpatroon van eigen functioneren op het werk (te
hoge of juist te lage ambities en verwachtingen).
Door het inzetten van kwalificerende interventies kunnen deze belemmeringen mogelijk
worden opgeheven.