Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties brandweerpersoneel

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 13-07-2008 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2008, nr. STAF/CZW/WVOB 2008-0000002982, houdende regels betreffende de beroepserkenning van brandweerpersoneel (Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties brandweerpersoneel)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 27, eerste lid, en 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. wet: Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

  • b. Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. aanvrager: migrerende beroepsbeoefenaar die erkenning van een beroepskwalificatie vraagt;

  • d. dienstverrichter: dienstverrichter als bedoeld in artikel 21 van de wet;

  • e. diploma: een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 9, onderdeel a tot en met d, van de wet;

  • f. lidstaat van oorsprong of herkomst: lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte of Zwitserland.

Artikel 2

Deze regeling is van toepassing op:

  • a. de aanvraag van een migrerende beroepsbeoefenaar tot het verlenen van erkenning van een beroepskwalificatie voor de toegang tot de uitoefening van een gereglementeerde functie bij de brandweer;

  • b. de verklaring vooraf, bedoeld in artikel 23 van de wet, van een dienstverrichter die een gereglementeerd beroep als bedoeld in onderdeel a, wil uitoefenen.

Artikel 3

Bij de aanvraag tot erkenning van een beroepskwalificatie worden de volgende gegevens en documenten verschaft:

  • a. een bewijs van nationaliteit van de aanvrager alsmede:

    • 1°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar als bedoeld in de wet onder 2° van toepassing is, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016), of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, of

    • 2°. indien de definitie van migrerende beroepsbeoefenaar als bedoeld in de wet onder 3° van toepassing is, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de aanvrager het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229);

  • b. een kopie van het diploma, het certificaat of het bekwaamheidsattest als bedoeld in artikel 9 van de wet, gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van oorsprong of herkomst;

  • c. gegevens over de door de aanvrager gevolgde brandweeropleiding, waar onder in ieder geval gegevens over de totale duur van de door hem gevolgde opleiding en de bestudeerde vakgebieden, en zo mogelijk over de door het opleidingsinstituut opgestelde leerstofomschrijving van deze vakgebieden en de daar aan bestede studieduur;

  • d. indien de opleiding is genoten buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie of de Overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte van toepassing is, een bewijsstuk, gewaarmerkt door de daartoe bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong of herkomst, waar uit blijkt dat de aanvrager tenminste drie jaren relevante beroepservaring heeft opgedaan, en

  • e. indien de aanvraag en de onder b tot en met d bedoelde stukken in een andere dan de Nederlandse, Duitse of Engelse taal zijn gesteld, een door een beëdigde tolk of vertaler opgestelde vertaling daarvan in één van deze talen.

Artikel 4

  • 1 In het geval de Minister een compenserende maatregel noodzakelijk vindt en de aanvrager voor een aanpassingsstage kiest, wordt de aanvrager meegedeeld:

    • a. op welke vakgebieden de aanpassingsstage betrekking heeft;

    • b. wat de duur van de aanpassingsstage is.

  • 2 Een aanpassingsstage kan worden gedaan bij:

    • a. de gemeentelijke brandweer, of

    • b. de regionale brandweer.

  • 3 Het bevoegd gezag van de brandweer waarbij de aanvrager de aanpassingsstage volgt, wijst een begeleider aan.

  • 4 De begeleider brengt een rapport en een advies uit aan de Minister, deze stelt op basis hiervan het resultaat van de aanpassingsstage vast.

  • 5 De Minister deelt het resultaat van de aanpassingsstage zo spoedig mogelijk mee aan de aanvrager.

Artikel 5

  • 1 In het geval de Minister een compenserende maatregel noodzakelijk vindt en de aanvrager voor een proeve van bekwaamheid kiest, wordt de aanvrager meegedeeld:

    • a. de vakgebieden waarop de proeve van bekwaamheid betrekking heeft;

    • b. de te bestuderen literatuur, en

    • c. de hoogte van het examengeld.

  • 2 De Minister deelt het resultaat van de proeve van bekwaamheid zo spoedig mogelijk mee aan de aanvrager.

Artikel 6

Een dienstverrichter verstrekt aan de Minister de volgende documenten, bedoeld in artikel 23 van de wet:

  • a. een schriftelijke verklaring waaruit blijkt welk gereglementeerd beroep de dienstverrichter tijdelijk en incidenteel in Nederland komt verrichten en waarin gegevens zijn opgenomen betreffende verzekering of soortgelijke bescherming tegen de financiële risico’s van beroepsaansprakelijkheid;

  • b. een bewijs van nationaliteit, alsmede:

    • 1°. indien de migrerende beroepsbeoefenaar voldoet aan onderdeel 2° van de definitie in artikel 1 van de wet, een door Nederland afgegeven EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen als bedoeld in artikel 8 van richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 016) of een door een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven zodanige EG-verblijfsvergunning en een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, of

    • 2°. indien de migrerende beroepsbeoefenaar voldoet aan onderdeel 3° van de definitie in artikel 1 van de wet, een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een duurzame verblijfskaart of een ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de dienstverrichter het verblijfsrecht of het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in hoofdstuk III, respectievelijk hoofdstuk IV van richtlijn nr. 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229);

  • c. een attest dat de dienstverrichter gerechtigd is om in een andere betrokken staat dan Nederland de betrokken beroepswerkzaamheden uit te oefenen, en dat de dienstverrichter op het moment van afgifte van het attest geen permanent of tijdelijk beroepsverbod is opgelegd;

  • d. bewijs van beroepskwalificaties, en

  • e. voor gevallen als bedoeld in artikel 22, onder b, van de wet, een bewijs van de daar omschreven beroepservaring.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties brandweerpersoneel.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven