Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Bureau Financieel Toezicht

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-09-2008 t/m heden

Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Bureau Financieel Toezicht

De Staatssecretaris van Justitie,

Overwegende dat artikel 113 van de Wet op het notarisambt voorschrijft dat de Minister van Justitie telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het functioneren van het Bureau Financieel Toezicht (BFT), en het laatste verslag bij brief d.d. 9 november 2004 aan de Tweede Kamer is gezonden;

Overwegende dat het takenpakket van het BFT de afgelopen jaren is uitgebreid met het toezicht in het kader van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties;

Overwegende dat de Gerechtsdeurwaarderswet thans partieel wordt geëvalueerd door de Commissie evaluatie Gerechtsdeurwaarderswet (Commissie Van der Winkel);

Overwegende dat de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt (Commissie Hammerstein) aanbevelingen heeft gedaan voor de versterking van het toezicht en het scheiden van toezicht en tuchtrecht, en er voor de uitwerking van deze aanbevelingen thans een wetsvoorstel in voorbereiding is;

Overwegende dat het wenselijk is om thans de organisatorische vraagstukken met betrekking tot het BFT te evalueren en advies in te winnen met het oog op de positionering van het BFT;

Besluit:

Artikel 2

  • de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het BFT te beoordelen;

  • te adviseren hoe de effectiviteit van het instrumentarium van het BFT vergroot kan worden;

  • te adviseren over de wijze waarop het BFT het meest efficiënt en effectief gepositioneerd kan worden, mede in het licht van de taakstelling die voortkomt uit het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV;

  • voortbouwend op bovenstaande te adviseren over de wenselijkheid van een eventuele overgang van de huidige bestuursstructuur van het BFT (bestuur-directeur) naar een model directeur/bestuurder met Raad van Toezicht.

Artikel 3

De commissie zal in ieder geval de Nederlandse Orde van Advocaten, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid stellen om hun visie omtrent het toezicht op de betreffende beroepsgroep naar voren te brengen.

Artikel 4

De commissie is als volgt samengesteld:

  • a. lid, tevens voorzitter:

    • prof. dr. J.G. Kuijl RA; hoogleraar bedrijfseconomie, specialisatie forensische accountancy, Universiteit Leiden;

  • b. als leden:

    • drs. W. Hamming RA, voormalig onderzoeker Ernst & Young;

    • mr. J.H.A. Tromp; oud voorzitter KNB en oud-notaris te Vianen;

    • mr. W. van Veen, president rechtbank te Rotterdam, voorzitter kamer van toezicht, voorzitter van de Commissie notariaat uit de vergadering van rechtbankpresidenten;

    • mr. J.M. Wisseborn; oud bestuurslid KBvG en gerechtsdeurwaarder te Harderwijk;

    • prof.mr. I. Giesen, hoogleraar Privaatrecht, Molengraaff Instituut voor Privaatrecht te Utrecht;

    • prof.mr. L.J.J. Rogier, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam.

  • c. in het secretariaat wordt voorzien door de Staatssecretaris.

Artikel 5

De Commissie zal vóór 1 december 2008 haar advies aan de Staatssecretaris van Justitie uitbrengen.

Artikel 6

De leden van de Commissie ontvangen vacatiegelden op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop voor het Ministerie van Justitie geldende bepalingen, waarbij de Commissie als ‘zwaar’ in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. Daarnaast hebben zij recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 23 juni 2008

De

Staatssecretaris

van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven