Regeling smartengeld dienstongevallen politie

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 02-11-2007 t/m heden

Regeling smartengeld dienstongevallen politie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 54a, vierde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De ambtenaar die een dienstongeval heeft gehad dat heeft geleid of kan leiden tot invaliditeit:

    • a. meldt het dienstongeval zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 150 dagen na het dienstongeval schriftelijk aan het bevoegd gezag;

    • b. licht het bevoegd gezag zo volledig mogelijk in over het dienstongeval;

    • c. stelt zich direct onder geneeskundige behandeling;

    • d. doet al het mogelijke om een spoedig herstel te bevorderen, onder meer door de aanwijzingen van de behandelend arts op te volgen en

    • e. verleent zijn medewerking aan de vaststelling van de ontstane invaliditeit.

  • 2 Indien de ambtenaar niet handelt overeenkomstig het eerste lid, onderdelen a tot en met d, kan alleen recht op smartengeld ontstaan indien:

    • a. hij in redelijkheid aantoont dat de ontstane invaliditeit uitsluitend het gevolg is van het dienstongeval en

    • b. het bevoegd gezag als gevolg van dit verzuim niet in zijn belangen is geschaad.

  • 3 Een ander kan namens de ambtenaar voldoen aan het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, onderdeel a, mits die ander geacht kan worden de belangen van de ambtenaar te vertegenwoordigen.

  • 4 Onderzoekskosten die voortvloeien uit het tweede lid, onderdeel a, komen voor rekening van de ambtenaar.

Artikel 3

  • 1 Het bevoegd gezag wijst een deskundige aan die de als gevolg van het dienstongeval ontstane mate van invaliditeit van de ambtenaar vaststelt aan de hand van de Guides to the Evaluation of Permanent Impairment van de American Medical Association. De vaststelling vindt plaats zodra voorzienbaar is dat de toestand van de ambtenaar niet meer zal verbeteren of verslechteren, doch uiterlijk twee jaar na het dienstongeval.

  • 2 Het smartengeld is gelijk aan de in procenten vastgestelde mate van invaliditeit, tenzij op grond van artikel 4 een hoger uitkeringspercentage wordt vastgesteld.

  • 3 Indien de ambtenaar anders dan als gevolg van het dienstongeval overlijdt voordat het uitkeringspercentage kan worden vastgesteld, wordt uitgekeerd naar het bedrag dat naar verwachting zou zijn uitgekeerd.

  • 4 Het bevoegd gezag draagt de kosten van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

  • 1 Het smartengeld wordt met inachtneming van onderstaande uitkeringspercentages vastgesteld bij algehele amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van:

    Beide benen of voeten

    100%

    Beide armen of handen

    100%

    Beide nieren

    100%

    Een arm of hand en een been of voet tezamen

    100%

    Het gezichtsvermogen van beide ogen

    100%

    Algehele verlamming

    100%

    De verstandelijke vermogens

    100%

    Een arm in het schoudergewricht

    85%

    Een arm in het ellebooggewricht of tussen elleboog- en schoudergewricht

    75%

    Een arm tussen pols- en ellebooggewricht

    70%

    Een been in het heupgewricht

    75%

    Een been in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht

    70%

    Een been in het enkelgewricht, een been tussen enkel- en kniegewricht of een voet

    65%

    De onderkaak

    50%

    Het gezichtsvermogen van één oog

    50%

    Een lens

    15%

    Het gehoor van beide oren

    75%

    Het gehoor van één oor

    35%

    Een duim

    25%

    Iedere andere vinger

    15%

    Een grote teen

    15%

    Iedere andere teen

    7,5%

    Een nier

    20%

    De milt

    10%

    Een long

    35%

    De tong

    50%

    Het spraakvermogen

    50%

    De baarmoeder

    10%

    De baarmoeder en de eierstokken

    30%

    Een teelbal

    5%

    Beide teelballen

    30%

    Het mannelijk lid

    40%

    Het reukvermogen

    10%

    De smaak

    10%

  • 2 Bij gedeeltelijke amputatie of gedeeltelijk verlies van het gebruiksvermogen wordt een evenredig deel van het genoemde uitkeringspercentage vastgesteld. Bij amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van één of meer vingers van een hand bedraagt het uitkeringspercentage nooit meer dan bij verlies van de arm tussen pols en ellebooggewricht.

  • 3 Het bevoegd gezag wijst een deskundige voor de vaststelling van het uitkeringspercentage op grond van dit artikel.

Artikel 5

  • 1 Indien op grond van artikel 3 of artikel 4 een uitkeringspercentage is vastgesteld en het dienstongeval tevens heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid, wordt een tweede uitkeringspercentage vastgesteld, tenzij de ambtenaar het bevoegd gezag schriftelijk verzoekt niet tot vaststelling daarvan over te gaan..

  • 2 Het bevoegd gezag wijst een deskundige aan die het tweede uitkeringspercentage vaststelt aan de hand van de in het derde lid opgenomen tabel. Daarbij wordt uitgegaan van de mate van arbeidsongeschiktheid zoals bepaald door het ter zake van de uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsregelingen bevoegde orgaan. De vaststelling vindt plaats zodra voorzienbaar is dat de mate van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van het dienstongeval niet meer zal toenemen of afnemen, doch uiterlijk drie jaar na het dienstongeval.

  • 3 Het onderstaande uitkeringspercentage van het bedrag, genoemd in artikel 54a, eerste lid, van het besluit wordt vastgesteld bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:

    Arbeidsongeschiktheidstabel

    Percentage arbeidsongeschiktheid

    Uitkerings-

    percentage

    5

    5

    6

    5,8

    7

    6,5

    8

    7,3

    9

    8

    10

    8,8

    11

    9,5

    12

    10,3

    13

    11

    14

    11,8

    15 < 25

    12,5

    25 < 35

    25

    35 < 45

    37,5

    45 < 55

    50

    55 < 65

    62,5

    65 < 80

    80

    80 of meer

    100

  • 4 Het bevoegd gezag draagt de kosten van de vaststelling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 6

  • 1 Bij een post-whiplashsyndroom ten gevolge van een dienstongeval waarbij medisch objectief geen lichamelijke afwijkingen kunnen worden vastgesteld, wordt slechts smartengeld toegekend indien overeenkomstig de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie sprake is van invaliditeit als bedoeld in die richtlijnen.

  • 2 Het bevoegd gezag wijst een deskundige aan die de in het eerste lid bedoelde mate van invaliditeit vaststelt. Het uitkeringspercentage is gelijk aan de vastgestelde mate van invaliditeit.

  • 3 Het bevoegd gezag draagt de kosten van de vaststelling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 7

  • 1 De ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval mogelijk een besmetting met het Humane Immunodificiency Virus (HIV) heeft opgelopen, meldt het dienstongeval dat de vermoedelijke aanleiding was voor de besmetting schriftelijk binnen 5 × 24 uur aan het bevoegd gezag en laat zich binnen één week na dat dienstongeval testen op de besmetting. Hij onderwerpt zich aan een tweede test op een daarvoor medisch geïndiceerd tijdstip.

  • 2 Indien vast komt te staan dat tussen de eerste en de tweede test seroconversie heeft plaatsgevonden, wordt aangenomen dat de besmetting een gevolg is van het dienstongeval en wordt naar keuze van de ambtenaar

  • 3 De ambtenaar maakt de keuze, bedoeld in het tweede lid, binnen acht weken nadat is vast komen te staan dat seroconversie heeft plaatsgevonden.

  • 4 Het bevoegd gezag draagt de kosten van de in het eerste lid bedoelde testen.

Artikel 8

  • 2 Indien sprake is van een dienstongeval wordt de beschikking op de aanvraag genomen uiterlijk drie weken nadat de mate van invaliditeit is vastgesteld, tenzij met toepassing van artikel 5 een tweede uitkeringspercentage wordt vastgesteld. In dat geval wordt de beschikking uiterlijk drie weken na de vaststelling van het tweede uitkeringspercentage genomen.

  • 3 Indien sprake is van een verzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt de beschikking genomen uiterlijk drie weken nadat de mate van invaliditeit is vastgesteld of, indien het verzoek na vaststelling van de invaliditeit is ingediend, uiterlijk drie weken na het verzoek.

Artikel 9

In het geval geheel of gedeeltelijk ten onrechte smartengeld is toegekend op grond van door de ambtenaar of zijn vertegenwoordiger, bedoeld in van artikel 2, derde lid, verstrekte gegevens waarvan zij wisten of moesten weten dat deze gegevens onjuist waren, kan het bevoegd gezag het besluit tot toekenning van smartengeld herzien of intrekken.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven