Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Besluit van 23 augustus 2007, houdende regels omtrent de hoogte en duur van de op te leggen administratieve maatregelen op grond van de socialezekerheidswetten (Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2007, nr. SV/R&S/07/21943;

Gelet op de artikelen 27, tiende lid, van de Werkloosheidswet, 45, zesde lid, van de Ziektewet, 29, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 90, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 47, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 39, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14, zesde lid, van de Toeslagenwet, 17b, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 38, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet, en 17, zesde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 juli 2007, nummer W12.07.0188/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&S/07/26337;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Algemene begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel

  • 1 De hoogte en duur van een, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n, genoemde wetten, op te leggen maatregel wordt, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25 bedraagt, vastgesteld op:

    • a. 5 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 2 procent of ten hoogste 20 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste een maand bij verplichtingen uit de eerste categorie, bedoeld in artikel 3;

    • b. 10 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 5 procent of ten hoogste 30 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste twee maanden bij verplichtingen uit de tweede categorie, bedoeld in artikel 4;

    • c. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;

    • d. een blijvend gehele weigering van de uitkering bij verplichtingen uit de vierde categorie, bedoeld in artikel 7, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval onderdeel c van toepassing is; of

    • e. een gehele of gedeeltelijke weigering van het uitkeringsbedrag gedurende ten hoogste drie maanden bij verplichtingen uit de vijfde categorie, bedoeld in artikel 7a, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval er geen maatregel wordt opgelegd.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt het bedrag aan kinderbijslag in aanmerking genomen waarop op grond van artikel 12 van de AKW recht bestaat ten behoeve van het kind of de kinderen ten aanzien van wie de overtreding is begaan en wordt de periode van een maand vervangen door een periode van een kwartaal.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt bij overtreding van de verplichting, bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de WW, onder «blijvend gehele» verstaan:

    • a. de gehele uitkering voor de duur dat de verzekerde de aanspraak op loon zou hebben kunnen doen gelden, dan wel de dienstbetrekking zou hebben kunnen voortduren; of

    • b. dat deel van de uitkering dat niet tot uitbetaling zou komen, indien de benadelingshandeling niet had plaatsgevonden.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt bij overtreding van de verplichting, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel j, van de ZW, onder «blijvend» verstaan: voor de duur dat de verzekerde aanspraak op loon zou kunnen doen gelden.

  • 8 Indien het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 30, derde lid, van de Wet WIA, de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten weigert het UWV de uitkering over een periode van ten hoogste 26 weken gedeeltelijk door de uitkering te halveren.

  • 9 Indien het niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de Wajong, de jonggehandicapte niet in overwegende mate kan worden verweten, weigert het UWV de uitkering over een periode van ten hoogste 26 weken gedeeltelijk door het bedrag aan uitkering te halveren.

Artikel 3. Eerste categorie

De verplichtingen op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met o, genoemde wetten, worden ingedeeld in de eerste categorie voor zover zij betrekking hebben op:

Artikel 4. Tweede categorie

De verplichtingen op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met h, j, k, l en m, genoemde wetten, worden ingedeeld in de tweede categorie voor zover zij betrekking hebben op:

Artikel 5. Derde categorie algemeen

De verplichtingen, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met d, f, g en m, genoemde wetten, worden ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:

Artikel 6. Derde categorie aanvullend

  • 3 Onverminderd artikel 5 wordt ingedeeld in de derde categorie de verplichting op grond van artikel 28, onderdeel h, van de WAO, die betrekking heeft op:

    • a. het meewerken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, die erop gericht zijn de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten; of

    • b. het verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen in de periode voorafgaand aan de aanvraag voor toekenning van WAO-uitkering.

Artikel 7. Vierde categorie

De verplichtingen op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met h, genoemde wetten, worden ingedeeld in de vierde categorie voor zover zij betrekking hebben op:

Artikel 8. Recidive

  • 1 Indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen worden het percentage van de op te leggen maatregel alsmede het minimumbedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, met 50% verhoogd.

  • 2 Bij het niet nakomen van verplichtingen van de vijfde categorie, is het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 9. Samenloop

Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8, en het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit één oorzaak wordt slechts één maatregel opgelegd, bij verschil die uit de hoogste categorie.

Artikel 10. Overgangsrecht

Het Maatregelenbesluit UWV, het Maatregelbesluit AOW, het Maatregelbesluit Anw en het Maatregelbesluit AKW, zoals die luidden op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op de niet, niet behoorlijke of niet tijdige nakoming van de desbetreffende verplichtingen, die voorafgaat aan 1 mei 2008.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2008.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 augustus 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Uitgegeven de dertigste augustus 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven