Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole

[Regeling vervallen per 01-08-2008.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 29-06-2007 t/m 31-07-2008

Wet van 21 juni 2007 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309) (Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorzieningen te treffen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU L 309);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 2 Elke administratieve beslissing verband houdend met deze wet en de daarop berustende bepalingen die door de inspecteur over een bepaald geval wordt genomen en die voor een of meer personen wier identiteit bekend is of kan worden vastgesteld, rechtsgevolgen heeft, wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 Bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, onderdeel 1, van de verordening is de inspecteur.

  • 2 Bij een door de inspecteur verrichte controle van natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddelen op de voet van artikel 4, eerste lid, van de verordening, alsmede bij een door hem verrichte inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening, zijn artikel 14 van het Communautair douanewetboek, alsmede hoofdstuk 2, paragrafen 2 en 3, en de artikelen 23, 27 en 29 van de Douanewet, van overeenkomstige toepassing. De inspecteur past zijn in de vorige volzin bedoelde bevoegdheden in dit verband slechts toe voorzover dat redelijkerwijs voor de controle op de naleving van de in artikel 3 van de verordening bedoelde aangifteplicht nodig is.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 De aangifte, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening, wordt schriftelijk gedaan.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister van Financiën:

    • a. wordt een aangifteformulier vastgesteld;

    • b. worden regels gesteld omtrent de bij de uitvoering van de verordening:

      • 1°. in aanmerking te nemen wisselkoers ter bepaling van de tegenwaarde in euro’s van liquide middelen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de verordening, waarvan het bedrag is uitgedrukt in een andere valuta;

      • 2°. in aanmerking te nemen waarde van verhandelbare instrumenten aan toonder als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, onder a, van de verordening.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in afwijking van het eerste lid, regels worden gesteld op grond waarvan de in artikel 3, eerste lid, van de verordening bedoelde aangifte langs elektronische weg kan worden gedaan.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 Een beslissing tot inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening wordt door de inspecteur schriftelijk genomen. De schriftelijke beslissing wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet. De bekendmaking van de beschikking geschiedt hetzij aan de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan, hetzij, indien deze persoon onbekend is, in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.

  • 2 De beschikking vermeldt welke gegevens in strijd met de aangifteplicht niet, onvolledig of onjuist zijn verstrekt en verwijst naar de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zevende lid.

  • 3 De inspecteur is bevoegd de inbewaringneming van de liquide middelen te doen voortduren zolang de nodige gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de verordening, ontbreken.

  • 4 De inbewaringneming van de liquide middelen wordt beëindigd door strafrechtelijke inbeslagneming of door een schriftelijke beslissing van de inspecteur. Een schriftelijke beslissing van de inspecteur als bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als een beschikking in de zin van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Douanewet. Het eerste lid, derde volzin, is met betrekking tot deze beschikking van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De beschikking, bedoeld in het vierde lid, vermeldt het tijdstip van beëindiging van de inbewaringneming van de liquide middelen en vermeldt voorts dat deze nog tot en met het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, ter uitkering door de inspecteur aan een rechthebbende beschikbaar blijven voorzover de liquide middelen niet strekken tot voldoening van kosten als bedoeld in het zevende lid.

  • 6 Indien liquide middelen die beschikbaar blijven in de zin van het vijfde lid niet voor afloop van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, aan een rechthebbende zijn uitgekeerd, wordt hetzij het bedrag daarvan, hetzij – voorzover de liquide middelen geen Nederlandse wettige betaalmiddelen zijn – de verkoopopbrengst daarvan opgenomen in de consignatiekas. Artikel 9, tweede tot en met zesde lid, van de Wet op de consignatie van gelden blijft buiten toepassing.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de kosten verbonden aan een inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 4, tweede lid, van de verordening, geheel of gedeeltelijk dienen te worden vergoed door de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van de verordening heeft voldaan. Heffing en invordering van te vergoeden kosten geschieden overeenkomstig de wettelijke regels voor de heffing, onderscheidenlijk invordering, van kosten van ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 35 van de Douanewet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

  • 1 Degene die uit hoofde van artikel 3 van de verordening verplicht is tot het doen van aangifte en deze aangifte niet, onvolledig of onjuist doet, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

  • 2 Degene die een der in het eerste lid omschreven feiten opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde verplichting wordt aangemerkt als een bij de belastingwet gestelde verplichting en de in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten, een en ander als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Artikel 76, derde lid, onder e, van die wet is met betrekking tot de in het eerste en tweede lid van dit artikel strafbaar gestelde feiten niet van toepassing.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

[Red: Wijzigt deze wet en de Algemene douanewet (kamerstuk 30580.]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Deze wet treedt in werking met ingang van 15 juni 2007. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 14 juni 2007, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-08-2008]

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet EG-verordening liquidemiddelencontrole.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 21 juni 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven