Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging [...] Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 03-02-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 18 december 2006, arc-2006.03350/3);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 11 januari 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris, Archiefachterstanden PWAA

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
namens deze:
de

project directeur, Project Wegwerken

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument lijkbezorging

minister van Justitie en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Buitenlandse Zaken en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Defensie en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

minister van Verkeer en Waterstaat en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

drs. H.J. Jordaan

versie januari 2007

Lijst van afkortingen

Amvb: algemene maatregel van bestuur

art.: artikel

BSD: basisselectiedocument

KB: Koninklijk Besluit

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RIO: rapport institutioneel onderzoek

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

Trb.: Tractatenblad

Inleiding

Algemene inleiding

Ten geleide

Archiefbescheiden kunnen verschillende functies vervullen. Overheidsorganen kunnen archiefbescheiden opmaken of gebruiken voor de bedrijfsvoering, om zichzelf te verantwoorden of een ander ter verantwoording te roepen en als bewijsmiddel.

Voor burgers is het belang van archiefbescheiden gelegen in het streven naar democratische controle (de burger moet de overheid ter verantwoording kunnen roepen), in de mogelijke functie van archiefbescheiden als bewijsmiddel en in het feit dat archiefbescheiden deel uitmaken van het cultureel erfgoed en voor historisch onderzoek van belang zijn.

Vanuit het bedrijfsvoerings- en verantwoordingsbelang van archiefbescheiden geredeneerd, kan elk archiefstuk vernietigd worden op het moment dat het voor het archiefvormend orgaan niet meer nuttig is. Het historisch belang van bepaalde bescheiden kan echter van blijvende aard zijn. Om dat belang te beschermen schrijft de Archiefwet 1995 aan de Nederlandse overheidsorganen voor dat zij archiefbescheiden slechts mogen vernietigen op grond van een officieel vastgestelde selectielijst. Het Archiefbesluit 1995 geeft uitvoerige regels om de zorgvuldigheid bij de totstandkoming van de lijsten te waarborgen.

Dit basisselectiedocument (BSD) is een officiële selectielijst. Het heeft tot doel voor de minister van Binnenlandse Zaken als zorgdrager aan te geven of neerslag voortvloeiend uit handelingen zoals beschreven in het ‘rapport institutioneel onderzoek’ (RIO) Lijkbezorging voor blijvende bewaring in aanmerking komt of vernietigd kan worden.

Onder neerslag wordt verstaan: alle gegevens voortvloeiend uit een handeling, onafhankelijk van de drager van die gegevens zoals papier, films, tapes of floppies.

Het institutioneel onderzoek

Een basisselectiedocument kan niet los gezien worden van het daaraan ten grondslag liggende rapport institutioneel onderzoek (RIO). In een RIO wordt van een bepaald beleidsterrein de context beschreven samen met de handelingen van de actoren die binnen het beleidsterrein actief zijn. Een actor is een (overheids)orgaan dat verantwoordelijk is voor bepaalde handelingen. Alle handelingen van een bepaalde actor worden in het RIO beschreven in een logische samenhang met de handelingen van de andere actoren binnen het beleidsterrein.

De context en de logische samenhang bieden de mogelijkheid om tot een zo verantwoord mogelijke selectie van handelingen te komen.

In een BSD zijn de handelingen primair geordend op actor. Hierdoor staan alle handelingen van een actor op een bepaald beleidsterrein bij elkaar. Voor deze herordening is gekozen om voor organen bruikbare selectiedocumenten te kunnen maken.

Zorgdrager

Dit Basisselectiedocument Lijkbezorging behandelt de periode 1945–1998. In die jaren was de minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor het archiefbeheer van het beleidsterrein Lijkbezorging en daarmee ook voor het laten opstellen en vaststellen van een BSD.

Het BSD geldt als de selectielijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). De procedure tot vaststelling van een BSD is als volgt:

  • a. Het concept-BSD wordt besproken in het zogenaamde driehoeksoverleg. Deelnemers hieraan zijn vertegenwoordigers (deskundigen) van actoren op het beleidsterrein, een vertegenwoordiger namens de zorgdrager in verband met het archiefbeheer en een vertegenwoordiger namens de Rijksarchiefdienst. Tijdens dit overleg wordt rekening gehouden met het administratieve belang, het belang van de recht- en bewijszoekende burger en het historisch belang van de archiefbescheiden met betrekking tot het beleidsterrein.

  • b. Het concept-BSD wordt, tezamen met het verslag van het driehoeksoverleg, ter vaststelling ingediend bij de minister waaronder Cultuur ressorteert.

  • c. Het concept-BSD ligt gedurende een periode van 8 weken ter inzage.

  • d. De minister waaronder Cultuur ressorteert hoort de Raad voor Cultuur.

  • e. De minister waaronder Cultuur ressorteert en de minister van Binnenlandse Zaken stellen het BSD vast.

  • f. De beschikking tot vaststelling van het BSD wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Doelstelling van de selectie

De selectie richt zich op de administratieve neerslag van het handelen van overheidsorganen die vallen onder de werking van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995/276). De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken tussen archiefbescheiden die in aanmerking komen voor overbrenging (door het orgaan dat deze gegevens beheert) naar het Nationaal Archief en archiefbescheiden die op den duur door de zorgdrager kunnen worden vernietigd. Dit basisselectiedocument is opgesteld tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst/PIVOT: het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen. Deze doelstelling is verwoord door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) bij de behandeling van de Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer. Door het Convent van Rijksarchivarissen is deze doelstelling vertaald als het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.

Criteria voor de selectie

Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.

Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar moet worden overgebracht, is het Nationaal Archief. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij Waardering een B (van bewaren).

Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in het BSD vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimum eis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij Waardering een V (van vernietigen).

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

De gehanteerde algemene selectiecriteria zijn:

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (bewaren)

Algemene selectiecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Leeswijzer

Handelingenblokken

De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:

Handeling: een complex van activiteiten, dat verricht wordt door één of meer actoren en dat veelal een product naar de omgeving oplevert.

Periode: dit geeft de jaren weer waarin de handeling werd verricht.

Grondslag/Bron: dit is de (wettelijke) basis van de handeling. De aanduiding bron wordt gebruikt indien een handeling geen duidelijke wettelijke basis heeft, maar de handeling is geformuleerd op basis van interviews, literatuur of andere bronnen.

Product: dit is de weergave van het juridisch-bestuurlijk niveau van het eindproduct van de handeling. Indien niet duidelijk is in welke soort documentaire neerslag een handeling heeft geresulteerd of als uit de beschrijving van de handeling al duidelijk is welk product de handeling oplevert, ontbreekt dit item.

Opmerkingen: dit geeft eventuele bijzonderheden over bovengenoemde items weer.

Waardering: dit geeft aan of de neerslag van een handeling bewaard moet worden of dat het op termijn vernietigd kan worden.

Vernietigingstermijnen

De toepassing van de vernietigingstermijnen is als volgt:

  • a. een dossier wordt afgesloten (bijv. op 30 januari 1999);

  • b. de bijbehorende vernietigingstermijn wordt hierbij opgeteld (bijv. 10 jaar);

  • c. het dossier wordt bewaard tot en met 31 december 2009 (1999 + 10);

  • d. de betrokken directeur wordt in de loop van dat jaar (in dit voorbeeld 2009) op de hoogte gesteld van de voorgenomen vernietiging van dit dossier;

  • e. het dossier wordt vernietigd per 2 januari 2010, tenzij de betrokken directeur zwaarwichtige redenen heeft voor uitstel van vernietiging (administratief of juridisch belang).

Actoren

Een uitgangspunt van PIVOT ten aanzien van een institutioneel onderzoek is dat dit zich niet beperkt tot een beschrijving van het handelen van een afzonderlijke instelling, maar dat de beschrijving zich uitstrekt over het handelen van de verschillende actoren van de rijksoverheid die op een bepaald beleidsterrein een rol spelen.

Bij de actor de minister van Binnenlandse Zaken zijn, voor de overzichtelijkheid, tussen de handelingenblokken kopjes geplaatst die overeenkomen met de titels van de hoofdstukken uit het rapport institutioneel onderzoek Lijkbezorging.

Inleiding Lijkbezorging

Hoofdlijnen van het overheidshandelen op het beleidsterrein

PIVOT definieert hoofdlijnen van het handelen als: de doelstellingen van de overheid binnen de kaders van een beleidsterrein. De taken binnen het beleidsterrein lijkbezorging zijn het vaststellen en uitvoeren van het beleid ten aanzien van het begraven, cremeren en het vervoer van lijken. Tevens hoort hierbij het beleid ten aanzien van sectie en balseming.

Eén van de hoofdlijnen van het naoorlogse beleid ten aanzien van lijkbezorging is de geleidelijke acceptatie van het cremeren als alternatief voor het begraven. Lange tijd hebben principieel-godsdienstige bezwaren dit in de weg gestaan.

Een tweede hoofdlijn is het termijn van de grafrust. Ondanks alle discussies is het wettelijke termijn 10 jaar gebleven.

Verwant aan het vorige is de kwestie van de eeuwig durende grafrechten, waarbij de vraag een rol speelde in hoeverre deze grafrechten een belemmering vormden voor de planologische ontwikkeling van ons land. Uiteindelijk werd het termijn in 1991 bepaald op 20 jaar.

Actoren

PIVOT definieert een actor als een orgaan dat een rol speelt op een beleidsterrein en de bevoegdheid heeft tot het zelfstandig verrichten van handelingen op grond van attributie of delegatie.

Een uitgebreid overzicht van de actoren die op het beleidsterrein organisatie Lijkbezorging een rol spelen, is opgenomen in Lijkbezorging. Institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein lijkbezorging 1945–1998. Actoren die daar met een asterisk zijn aangeduid, blijven in dit basisselectiedocument buiten beschouwing (zoals ze dat ook in het RIO zijn gebleven).

In navolging van het institutioneel onderzoek Lijkbezorging spitst dit basisselectiedocument zich toe op actoren die een rol spelen bij het tot stand komen en uitvoeren van het beleid ten aanzien van de organisatie van de Rijksoverheid. Deze actoren zijn in het genoemde RIO niet met een asterisk aangeduid.

Het BSD wordt ingediend voor de volgende actoren

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;

De onder de zorg van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties ressorterende actoren:

Commissie van advies inzake herziening van de begrafeniswet (Eerste commissie Kan) (1949–1950);

Commissie tot herziening van de Wet op de lijkbezorging (Tweede commissie Kan) (1954–1957);

Adviescommissie crematie (Derde commissie Kan) (1964–1965);

Werkgroep thanatopraxie (1997–1998).

De minister van Defensie;

De onder de zorg van de minister van Defensie ressorterende actoren:

  • Inspecteur geneeskundige dienst van een krijgsmachtonderdeel;

  • Militaire autoriteit;

  • Arrondissementsrechtbank;

De minister van Justitie;

De onder de zorg van de minister van Justitie ressorterende actoren:

  • Openbaar Ministerie/officier van justitie;

  • Openbaar Ministerie/officier van justitie te Amsterdam;

  • Openbaar Ministerie/officier van justitie te Arnhem;

  • Rechter-commissaris;

  • Werkgroep forensische geneeskunde (1997–1999).

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

De onder de zorg van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ressorterende actor:

  • Regionaal inspecteur van de Volksgezondheid;

De minister van Buitenlandse Zaken.

De onder de zorg van de minister van Verkeer en Waterstaat ressorterende actor:

  • Vooronderzoeker

Vaststellingsprocedure BSD

In 2003 is het ontwerp-BSD door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens minister van Justitie en de onder zijn zorg ressorterende actoren, de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu en de onder zijn zorg ressorterende actoren, de minister van Buitenlandse Zaken en de onder zijn zorg ressorterende actoren, minister van Defensie en de onder zijn zorg ressorterende actoren, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder zijn zorg ressorterende actoren, minister van Verkeer en Waterstaat en de onder zijn zorg ressorterende actoren aan de minister van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 november 2006 lagen de selectielijsten gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van genoemde ministeries en bij de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 18 december 2006 bracht de RvC advies uit (arc-2006.03350/3), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst

Daarop werd het BSD op 11 januari 2007 door de algemene rijksarchivaris namens de minister van OCW en de project directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S&A/07/80), de minister van Buitenlandse Zaken (C/S&A/07/81), de minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/07/85), de minister van Justitie (C/S&A/07/82),de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (C/S&A/07/86), de minister van Defensie (C/S&A/07/83) en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/07/84) vastgesteld.

Selectielijsten

A. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Algemene handelingen

1.

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: O.a. beleidsnota, beleidsnotitie, rapport, advies en evaluatie

Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.

Onder deze handeling valt ook:

– het voeren van overleg met andere betrokken actoren op het beleidsterrein;

– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de ministerraadsvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein;

– het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het staatshoofd betreffende het beleidsterrein;

– het voorbereiden van een Memorie van Toelichting op de Rijksbegroting het beleidsterrein;

– het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie);

– het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer op het beleidsterrein;

– het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein;

– het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein;

– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid

Waardering: B (1,2)

2.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving ten aanzien van het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires

Opmerking: In dit RIO is zoveel mogelijk gekozen voor het formuleren van concrete handelingen ten aanzien van de wet- en regelgeving.

Waardering: B (1)

3.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B (3)

4.

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Brief, notitie

Opmerking: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften valt binnen de omschrijving van de bovenstaande handeling

Waardering: B (2,3)

5.

Handeling: Het informeren van de Commissies voor Verzoekschriften en andere tot het onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid ten aanzien van lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Brieven, notities

Waardering: B (3)

6.

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het beleidsterrein lijkbezorging en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar na uitspraak

7.

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende het beleidsterrein lijkbezorging en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties

Periode: 1945–

Product: Internationale regeling, nota, rapport

Waardering: B (1)

8.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Brief, notitie

Waardering: V 2 jaar

9.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: B 1 exemplaar van het eindproduct

V, 10 jaar overige neerslag

10.

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Offerte, brief, rapport

Waardering: B (1,2)

11.

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Notitie, notulen, brief

Waardering: V 5 jaar

12.

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

13.

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Rekening, declaratie

Waardering: V 7 jaar

14.

Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van organisatie-eenheden op het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: B (4)

15.

Handeling: Het beslissen op een subsidieaanvraag van een particuliere instelling die actief is op het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Product: Ministeriële beschikking

Waardering: V 5 jaar na uitspraak

Wet- en regelgeving

16.

Handeling: Het voorbereiden en afsluiten van een internationale overeenkomst over het grensoverschrijdend vervoer van lijken

Periode: 1945–

Product: Internationale overeenkomst betreffende het vervoer van lijken van 10 februari 1937 (Overeenkomst van Berlijn), goedgekeurd bij wet van 26 april 1940, Stb. 23

Internationale overeenkomst inzake het vervoer van lijken, 26 oktober 1973 (Overeenkomst van Straatsburg), Trb. 1975/95

Waardering: B (1)

17.

Handeling: Het instellen van een adviescommissie in verband met wijziging, herziening of vernieuwing van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Producten: – beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 13 april 1949;

– beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 24 maart 1954, Stcrt. 62;

– beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 16 januari 1964, Stcrt. 18

Opmerkingen: Ingesteld zijn:

a. Commissie van advies inzake herziening van de Begrafeniswet (Eerste commissie Kan);

b. Commissie tot herziening van de Wet op de lijkbezorging (Tweede commissie Kan);

c. Adviescommissie crematie (Derde commissie Kan)

Waardering: B (4)

20.

Handeling: Het voordragen van een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. Wet op de lijkbezorging 1955, diverse art. o.a.; 29b.4, 29f; Wet op de lijkbezorging 1991, diverse art., o.a.: art. 10.1

Product: O.a.:

– Wet op de lijkbezorging 1955, Stb. 1955/390;

– Wet op de lijkbezorging 1991, Stb. 1991/130;

– KB van 15 maart 1956, Stb. 11 (Crematoriumbesluit);

– KB van 17 december 1993, Stb. 688;

– KB van 19 november 1997, Stb. 550

Waardering: B (1)

21.

Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a.: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 12a.3

Product: Ministeriële regeling, o.a.:

– Regeling doodsoorzaakverklaring, 9 december 1997, nr. CZ/BO-9719740, Stcrt. 239

Waardering: B (1)

Begraven

Algemene voorschriften

25.

Handeling: Het voordragen tot tijdelijke ontheffing bij KB aan een gemeente van de verplichting tot het hebben van een gemeentelijke begraafplaats

Periode: 1955–1991

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 13.1

Waardering: V 5 jaar na verlopen geldigheidsduur ontheffing

26.

Handeling: Het voordragen tot vaststelling bij KB van een verordening voor het beheer van een begraafplaats die op het grondgebied van verschillende gemeenten in verschillende provincies ligt

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 36.3

Waardering: V 5 jaar

27.

Handeling: Het voordragen tot vaststelling bij KB van een verordening voor het beheer van een begraafplaats die op het grondgebied van een andere gemeente en in een andere provincie ligt

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 29.4; Wet op de lijkbezorging 1991, art. 36.3

Waardering: V 5 jaar

28.

Handeling: Het voordragen tot goedkeuring bij KB van de begrafenisrechten die twee of meer gemeenten heffen, die gezamenlijk een gemeentelijke begraafplaats bezitten

Periode: 1945–1991

Grondslag: Begrafeniswet, art. 33

Waardering: V 5 jaar

29.

Handeling: Het voordragen tot vaststelling bij KB van de begrafenisrechten die twee of meer gemeenten heffen, die gezamenlijk een begraafplaats bezitten en die in verschillende provincies liggen

Periode: 1945–1991

Grondslag: Begrafeniswet, art. 33

Waardering: V 5 jaar

Bijzondere begraafplaats

30.

Handeling: Het voordragen tot schorsing en vernietiging bij KB van een beslissing van Gedeputeerde Staten op beroepschriften tegen een beslissing van gemeenteraad of B&W over aanleg, uitbreiding en instandhouding van een bijzondere begraafplaats

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 42.1

Waardering: B (5)

34.

Handeling: Het voordragen tot het verlenen van verlof bij KB voor het oprichten van een crematorium

Periode: 1955–1968

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 29a, zoals gewijzigd bij wet van 26 september 1968, Stb. 494

Waardering: B (5)

Bijzondere onderwerpen

Conservering

44.

Handeling: Het instellen van de Werkgroep Thanatopraxie

Periode: 1997

Bron Brief minister van Binnenlandse Zaken aan Platform Uitvaartwezen d.d. 18 februari 1997, nr. BW97/57

Opmerking: Thanatopraxie is het tijdelijk conserveren van stoffelijke overschotten

Waardering: B (4)

Internationaal vervoer van lijken

52.

Handeling: Het toelaten van vervoer van een lijk uit Nederland naar het buitenland of uit het buitenland naar Nederland

Periode: 1945–

Grondslag: Besluit van 18 oktober 1869, Stb. 162, art. 5; Besluit 12 november 1964, Stb. 451; Besluit van 20 januari 1976, Stb. 11, art. IA

Waardering: V 5 jaar

53.

Handeling: Het ten spoedigste doen begraven of verbranden van lijken hier te lande aangebracht

Periode: 1945–

Grondslag: Besluit van 18 oktober 1869, Stb. 162, art. 6; Besluit van 12 november 1964, Stb. 451

Waardering: V 5 jaar

Koninklijk Huis

57.

Handeling: Het verlenen van ontheffing van de bepalingen van de Wet op de lijkbezorging ten aanzien van bloed- en aanverwanten van de Koning die geen lid zijn van het Koninklijk Huis

Periode: 1945–

Grondslag: Begrafeniswet 1869, art. 51; Wet op de lijkbezorging 1991, art. 87.2

Opmerking: De Wet op de lijkbezorging is niet van toepassing op leden van het Koninklijk Huis. Voor familieleden van de Koning(in) die geen lid zijn van het Koninklijk Huis kan de minister van Binnenlandse Zaken ontheffing op bepalingen van de wet ontlenen.

Waardering: B (5)

Overig

31.

Handeling: Het voordragen tot ontheffing bij KB van de verplichting om een begraafplaats af te sluiten met een minstens 2 meter hoge omheining

Periode: 1945–1991

Grondslag: Begrafeniswet 1869, art. 18

Opmerking: Op een gesloten begraafplaats wordt niet meer begraven en blijft een vastgesteld aantal jaren onaangeroerd liggen.

Waardering: V 5 jaar na verlopen geldigheid ontheffing

32.

Handeling: Het voordragen van een KB betreffende toestemming of verbod van het vervoer van lijken uit een gemeente met een of meer begraafplaatsen wanneer er een besmettelijke ziekte heerst

Periode: 1945–1991

Grondslag: Begrafeniswet 1869, art. 11

Waardering: B (6)

A1. Actoren onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Commissie van advies inzake herziening van de Begrafeniswet (Eerste commissie Kan) (1949–1950)

18.

Handeling: Het adviseren over wijziging, herziening of vernieuwing van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1949–1950

Grondslag: Beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 13 april 1949

Product: Rapport 17 mei 1950 en voorbereidende stukken/notulen

Waardering: B (1)

Commissie tot herziening van de Wet op de lijkbezorging (Tweede commissie Kan) (1954–1957)

18.

Handeling: Het adviseren over wijziging, herziening of vernieuwing van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1954–1959

Grondslag: Beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 24 maart 1954, Stcrt. 62

Product: Rapporten 18 december 1957 en 28 augustus 1959 en voorbereidende stukken/notulen

Waardering: B (1)

Adviescommissie crematie (Derde commissie Kan) (1964–1965)

18.

Handeling: Het adviseren over wijziging, herziening of vernieuwing van wet- en regelgeving betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1949–

Grondslag: Beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 16 januari 1964, Stcrt. 18

Product: Rapport 17 mei 1965 en voorbereidende stukken/notulen

Waardering: B (1)

Werkgroep thanatopraxie (1997–1998)

45.

Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken betreffende de mogelijkheden voor een wettelijke regeling van thanatopraxie

Periode: 1997–1998

Bron Brief minister van Binnenlandse Zaken aan Platform Uitvaartwezen d.d. 18 februari 1997, nr. BW97/57

Product: Notitie ‘Thanatopraxie’, d.d. 23 april 1998

Opmerking: Thanatopraxie is het tijdelijk conserveren van stoffelijke overschotten

Waardering: B (1)

B. De Minister van Defensie

Minister van Defensie

48.

Handeling: Het in onderlinge overeenstemming *) aanwijzen van een militaire autoriteit die in het buitenland zorgdraagt voor de behandeling conform de Wet op de lijkbezorging, van lijken van leden van de Nederlandse krijgsmacht of civiele dienst en van hun gezinsleden

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.1

Product: Besluit van 30 januari 1992, nr. C 92/202 92000266

Besluit van 12 juli 1996, nr. C92/202 96001979, Stb. 138

Opmerking: *) Onderlinge overeenstemming tussen de ministers van Justitie en Defensie.

In geval van Nederlandse militaire aanwezigheid in het buitenland ter uitvoering van een internationale overeenkomst

Waardering: B (4)

B1. Actoren onder de zorg van de Minister van Defensie

Inspecteur geneeskundige dienst van een krijgsmachtdeel

47.

Handeling: Het verlenen van toestemming aan een geneeskundige om ter vaststelling van de oorzaak van een ongeval met een (militair) luchtvaartuig sectie te verrichten op een lijk

Periode: 1991-

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 74.2

Waardering: V 80 jaar na geboortedatum

Bij gebleken dienstverband: V 10 jaar na overlijden van betrokkenen

Militaire autoriteit

24.

Handeling: Het al dan niet toestemmen in of gelasten of verbieden van

– het vervoer,

– de ontleding, conservering of sectie,

– verbranding of begraving van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood;

of van

– verstrooiing of

– overbrenging van de as van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 4.3, 4.4 en 5

Wet op de lijkbezorging 1991, art. 76, 77

Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.2

Waardering: V 10 jaar

36.

Handeling: Het verlenen van ontheffing voor het termijn waarin een asbus, na het bergen van de as in de bus door de houder van het crematorium, bewaard moet worden

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 59.4

Opmerking: De bewaartermijn bedraagt een maand

Waardering: V 10 jaar

41.

Handeling: Het schriftelijk verlenen van verlof om een opgegraven lijk te verbranden

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 29.3

Waardering: V 10 jaar

49.

Handeling: Het, in geval van vermoeden van een niet-natuurlijke dood, verlenen van toestemming in verplaatsing van een lijk van een persoon, overleden op een installatie ter zee

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 29

Waardering: V 10 jaar

50.

Handeling: Het opstellen van een verklaring voor de douane ten behoeve van de invoer in Nederland van een lijk van een persoon, overleden op een installatie ter zee

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 31

Waardering: V 10 jaar

C. De Minister van Justitie

Minister van Justitie

19.

Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over een voorstel voor een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: B (1)

20.

Handeling: Het voordragen van een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. Wet op de lijkbezorging 1955, diverse art. o.a.; 29b.4, 29f; Wet op de lijkbezorging 1991, diverse art., o.a.: art. 10.1

Product: O.a.:

– Wet op de lijkbezorging 1955, Stb. 1955/390;

– Wet op de lijkbezorging 1991, Stb. 1991/130;

– KB van 15 maart 1956, Stb. 11 (Crematoriumbesluit);

– KB van 17 december 1993, Stb. 688;

– KB van 19 november 1997, Stb. 550

Waardering: B (1)

21.

Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a.: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 12a.3

Product: Ministeriële regeling, o.a.:

– Regeling doodsoorzaakverklaring, 9 december 1997, nr. CZ/BO-9719740, Stcrt. 239

Waardering: B (1, 5)

43.

Handeling: Het verlenen van een ontheffing van het verbod op conserverende bewerkingen van lijken

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 3a; Wet op de lijkbezorging 1991, art. 71

Waardering: V 5 jaar na verlopen geldigheid ontheffing

48.

Handeling: Het in onderlinge overeenstemming*) aanwijzen van een militaire autoriteit die in het buitenland zorgdraagt voor de behandeling conform de Wet op de lijkbezorging, van lijken van leden van de Nederlandse krijgsmacht of civiele dienst en van hun gezinsleden

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.1

Product: Besluit van 30 januari 1992, nr. C 92/202 92000266

Besluit van 12 juli 1996, nr. C92/202 96001979, Stb. 138

Opmerking: *) Onderlinge overeenstemming tussen de ministers van Justitie en Defensie.

In geval van Nederlandse militaire aanwezigheid in het buitenland ter uitvoering van een internationale overeenkomst

Waardering: B (4)

55.

Handeling: Het instellen van de Werkgroep forensische geneeskunde

Periode: 1997

Waardering: B (4)

C1. Actoren onder de zorg van de Minister van Justitie

Arrondissementsrechtbank

40.

Handeling: Het verbieden van de verbranding van een lijk van een minderjarig (onbekwaam) kind bij bezwaren daartegen van de instelling of persoon die het kind in het laatste levensjaar hebben verzorgd

Periode: 1955–1968

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 5a, zoals gewijzigd bij wet van 26 september 1969, Stb. 494

Waardering: V 10 jaar

Openbaar Ministerie/officier van justitie

22.

Handeling: Het overeenstemmen met de burgemeester van een gemeente over een verzoek om begraving of verbranding van een lijk binnen 36 uur na overlijden

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 6.3;

Wet op lijkbezorging 1991, art. 17.1;

Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.1

Waardering: V 5 jaar

24.

Handeling: Het al dan niet toestemmen in of gelasten of verbieden van

– het vervoer,

– de ontleding, conservering of sectie,

– verbranding of begraving van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood;

of van

– verstrooiing of

– overbrenging van de as van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 4.3, 4.4 en 5

Wet op de lijkbezorging 1991, art. 76, 77

Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.2

Waardering: V 10 jaar

35.

Handeling: Het verlenen van verlof voor het verstrooien of naar het buitenland vervoeren van lijkas en het ruimen van een asbus

Periode: 1968–1991

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 29k.4 en 29m.1, zoals gewijzigd bij wet van 26 september 1968, Stb. 494

Waardering: V 5 jaar

36.

Handeling: Het verlenen van ontheffing voor het termijn waarin een asbus, na het bergen van de as in de bus door de houder van het crematorium, bewaard moet worden

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 59.4

Opmerking: De bewaartermijn bedraagt een maand

Waardering: V 10 jaar

37.

Handeling: Het verbieden dat as wordt verstrooid, ter beschikking wordt gesteld aan een nabestaande, of naar het buitenland wordt verzonden

Periode: 1998–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 76.4, gewijzigd bij Wet van 26 maart 1998 (verruiming mogelijkheden asbestemming) Stb. 1998/198

Product: Beschikking

Waardering: V 10 jaar

38.

Handeling: Het verlenen van ontheffing van de in het Crematiebesluit gegeven regels voor identificatie van een te verbranden lijk

Periode: 1968–1991

Grondslag: Crematiebesluit 1968, art. 3

Waardering: V 10 jaar

39.

Handeling: Het verlenen van verlof om een lijk op een andere dag te verbranden dan de dag waarop de identificatie heeft plaatsgevonden

Periode: 1968–1991

Grondslag: Crematiebesluit 1968, art. 4

Waardering: V 10 jaar

41.

Handeling: Het schriftelijk verlenen van verlof om een opgegraven lijk te verbranden

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 29.3

Waardering: V 10 jaar

Openbaar Ministerie/officier van justitie te Amsterdam

49.

Handeling: Het, in geval van vermoeden van een niet-natuurlijke dood, verlenen van toestemming in verplaatsing van een lijk van een persoon, overleden op een installatie ter zee

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 29

Waardering: V 10 jaar

50.

Handeling: Het opstellen van een verklaring voor de douane ten behoeve van de invoer in Nederland van een lijk van een persoon, overleden op een installatie ter zee

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 31

Waardering: V 10 jaar

Openbaar Ministerie/officier van justitie te Arnhem

51.

Handeling: Het overeenstemmen met de militaire autoriteit die in het buitenland zorgdraagt voor de behandeling, conform de wet op de lijkbezorging, van lijken van leden van de Nederlandse krijgsmacht of civiele dienst en van hun gezinsleden

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.2

Waardering: V 10 jaar

Rechter-commissaris

24.

Handeling: Het al dan niet toestemmen in of gelasten of verbieden van

– het vervoer,

– de ontleding, conservering of sectie,

– verbranding of begraving van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood;

of van

– verstrooiing of

– overbrenging van de as van een lijk wanneer er een vermoeden aanwezig is van een niet-natuurlijke dood

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 4.3, 4.4 en 5; Wet op de lijkbezorging 1991, art. 76, 77; Besluit lijkbezorging 1991, art. 32.2

Waardering: V 10 jaar

Werkgroep forensische geneeskunde (1997–1999)

56.

Handeling: Het adviseren van de minister van Justitie betreffende forensische geneeskunde, waaronder het functioneren van de gemeentelijke lijkschouwer

Periode: 1997–1999

Bron Notitie betreffende de lijkbezorging, TK 1997–1998, 25864, nr. 1

Product: Rapport Forensische Geneeskunde, een nieuwe praktijk (september 1999)

Waardering: B (1, 5)

D. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

19.

Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over een voorstel voor een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: B (1)

E. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert

19.

Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over een voorstel voor een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Waardering: B (1)

20.

Handeling: Het voordragen van een wet of een amvb betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. Wet op de lijkbezorging 1955, diverse art. o.a.; 29b.4, 29f; Wet op de lijkbezorging 1991, diverse art., o.a.:. art. 10.1

Product: O.a.:

– Wet op de lijkbezorging 1955, Stb. 1955/390;

– Wet op de lijkbezorging 1991, Stb. 1991/130;

– KB van 15 maart 1956, Stb. 11 (Crematoriumbesluit);

– KB van 17 december 1993, Stb. 688;

– KB van 19 november 1997, Stb. 550

Waardering: B (1)

21.

Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende het beleidsterrein lijkbezorging

Periode: 1945–

Grondslag: O.a.: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 12a.3

Product: Ministeriële regeling, o.a.:

Regeling doodsoorzaakverklaring, 9 december 1997, nr. CZ/BO-9719740, Stcrt. 239

Waardering: B (1,5)

43.

Handeling: Het verlenen van een ontheffing van het verbod op conserverende bewerkingen van lijken

Periode: 1955–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1955, art. 3a; Wet op de lijkbezorging 1991, art. 71

Waardering: V 10 jaar na verlenen van de ontheffing

E1. Actor onder de zorg van de Minister onder wie volksgezondheid ressorteert

Regionaal inspecteur van de volksgezondheid

46.

Handeling: Het verlenen van toestemming aan een geneeskundige om in het belang van de volksgezondheid sectie te verrichten op een lijk

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 74.1

Opmerking: De regionaal inspecteur doet hiervan mededeling aan de hoofdinspecteur.

Met de regionaal inspecteur van de volksgezondheid wordt hier de inspecteur voor de gezondheidszorg bedoeld.

Waardering: V 10 jaar

F. De Minister van Buitenlands Zaken

Minister van Buitenlandse Zaken

54.

Handeling: Het zorgdragen voor het vervoer van een stoffelijk overschot naar Nederland door bevoegde autoriteiten en het treffen van de daarvoor noodzakelijke voorbereidingen.

Periode: 1975–

Grondslag: Internationale overeenkomst inzake het vervoer van lijken 10 februari 1937 en overeenkomst inzake het vervoer van lijken; Straatsburg, 26 oktober 1973, art. 3 Trb. 1975, 95; Trb. 1975, 156; en Trb. 1986, 188

Product: laissez-passer, kopie medisch-, autopsie- en of politierapport

Opmerking: Dit betreft ondermeer het verstrekken van een laissez-passer

Waardering: V 10 jaar

G. De Minister van Verkeer en Waterstaat

G1. Actor onder de zorg van de Minister van Verkeer en Waterstaat

Vooronderzoeker

47.

Handeling: Het verlenen van toestemming aan een geneeskundige om ter vaststelling van de oorzaak van een ongeval met een (militair) luchtvaartuig sectie te verrichten op een lijk

Periode: 1991–

Grondslag: Wet op de lijkbezorging 1991, art. 74.2

Waardering: V 80 jaar na geboortedatum

Bij gebleken dienstverband: V 10 jaar na overlijden van betrokkenen.

Naar boven