Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-04-2011 t/m 21-11-2011

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2006, nr. AV/PB/102565A, tot vaststelling van regels op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling en tot aanpassing van enige Ministeriele regelingen in verband met de invoering van de Pensioenwet (Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling)

Hoofdstuk 1. Regels op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling

Paragraaf 1. Aanwijzingen

Artikel 1. Aangewezen werknemers

Als categorie van personen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Pensioenwet worden aangewezen de personen die in de Generale regeling predikantspensioenen als deelnemer zijn aangemerkt.

Artikel 2. Aangewezen instellingen

Als instelling als bedoeld in artikel 70, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 81, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling worden de in bijlage 1 genoemde instellingen en aan die instellingen verbonden pensioenuitvoerders, aangewezen.

Artikel 3. Aangewezen verenigingen

Als verenigingen, op wie tot 1 januari 2009 het vierde tot en met zesde lid van artikel 109 van de Pensioenwet niet van toepassing zijn, zijn aangewezen:

  • a. de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO);

  • b. de Nederlandse Bond voor Oudere Migranten (NISBO);

  • c. de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden (NVOG);

  • d. de Protestants Christelijke Ouderen Bond (PCOB); en

  • e. de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen (Unie KBO).

Paragraaf 1a. Tijdelijke regeling pensioenknip

3a. Gelijkstelling met pensioen

3b. De tijdelijke uitkering

  • 2 De hoogte van de tijdelijke uitkering wordt vastgesteld op de hoogte die een levenslange uitkering op de pensioendatum zou hebben.

3c. De levenslange uitkering

  • 2 Indien de pensioengerechtigde in het laatste jaar van de tijdelijke uitkering, bedoeld in artikel 3b, niet binnen een door de pensioenuitvoerder gestelde termijn overgaat tot inkoop van een levenslange uitkering, gaat de pensioenuitvoerder over tot aanwending van het resterend kapitaal, bedoeld in artikel 3d, voor een levenslange uitkering.

  • 3 De hoogte van de levenslange uitkering varieert na ingang niet.

3d. Resterend kapitaal

  • 1 Het kapitaal dat na aankoop van de tijdelijke uitkering, bedoeld in artikel 3b, resteert wordt door de pensioenuitvoerder zodanig samengesteld dat de risico’s vergelijkbaar of lager zijn dan voor de aankoop van de tijdelijke uitkering.

  • 2 Indien de pensioengerechtigde de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, adviseert de pensioenuitvoerder de pensioengerechtigde over de spreiding van de beleggingen conform het eerste lid.

3e. Verplichting pensioenuitvoerder

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de daarvoor in aanmerking komende deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde tijdig over hetgeen in deze paragraaf is bepaald.

Paragraaf 2. Informatie over toeslagverlening en de voorwaardelijkheidsverklaring

Artikel 4. Vaststelling toeslagenlabel

  • 3 De berekening van de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid, wordt door fondsen uitgevoerd in een continuïteitsanalyse en door verzekeraars met het rekeninstrument voor verzekeraars, bedoeld in artikel 4b.

  • 4 De verwachte toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt bepaald als de verwachtingswaarde van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat. De toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt bepaald als het 5%-risicopercentiel van de verdeling van uitkomsten op basis van het pensioenresultaat.

  • 5 Het pensioenresultaat, bedoeld in het vierde lid, wordt gedefinieerd als: 1 plus de cumulatieve toeslagverlening in de komende 15 jaar gedeeld door 1 plus de cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer in de komende 15 jaar en vermenigvuldigd met 100%.

  • 7 De verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, worden beiden afgezet tegen de cumulatieve groeivoet van het prijsindexcijfer en ingedeeld in een categorie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende categorieën:

    • a. categorie 1: de toeslagverlening bedraagt ten minste 110%;

    • b. categorie 2: de toeslagverlening bedraagt minder dan 110% maar ten minste 97%;

    • c. categorie 3: de toeslagverlening bedraagt minder dan 97% maar ten minste 90%;

    • d. categorie 4: de toeslagverlening bedraagt minder dan 90% maar ten minste 80%; en

    • e. categorie 5: de toeslagverlening bedraagt minder dan 80%.

  • 8 Indien toeslagcategorie A of B van de toeslagenmatrix, bedoeld in artikel 6, van toepassing is kan, in afwijking van het derde lid, afgezien worden van berekening van de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening, bedoeld in het tweede lid. De verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in het tweede lid, worden in die situatie ingedeeld in categorie 5 als bedoeld in het zevende lid.

  • 9 Het toeslagenlabel wordt geactualiseerd:

    • a. door fondsen:

      • 1°. bij iedere continuïteitsanalyse die plaatsvindt op grond van artikel 22 van het Besluit financieel toetsingkader pensioenfondsen en die plaatsvindt bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagbeleid; en

      • 2°. indien de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van enig jaar gelegen fictieve dekkingsgraad een andere is dan de dichtst bij de feitelijke dekkingsgraad op 31 december van het voorgaande jaar gelegen fictieve dekkingsgraad; en

    • b. door verzekeraars:

      • 1°. iedere 3 jaar; en

      • 2°. bij iedere ingrijpende wijziging van de pensioenregeling die gevolgen heeft voor het toeslagbeleid.

Artikel 4a. Fictieve dekkingsgraden continuïteitsanalyse

  • 1 In de continuïteitsanalyse berekenen fondsen de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in artikel 4, tweede lid, vanuit de actuele dekkingsgraad en vanuit fictieve dekkingsgraden met stappen van 5 procentpunt vanaf het minimaal vereist eigen vermogen tot de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zijn.

  • 2 Indien de laatste stap tot aan de dekkingsgraad waarbij de toeslagen volledig afgefinancierd zijn geen 5 procentpunt bedraagt, wordt de omvang van deze stap op de feitelijke afstand vastgesteld.

Artikel 4b. Rekeninstrument verzekeraars

  • 1 Verzekeraars berekenen de verwachte toeslagverlening en de toeslagverlening in een pessimistisch scenario, bedoeld in artikel 4, tweede lid, met het rekeninstrument voor verzekeraars. Dit rekeninstrument is door verzekeraars op te vragen bij het Verbond van Verzekeraars.

  • 2 Voor wijziging van het, in het eerste lid bedoelde rekeninstrument, is instemming van De Nederlandsche Bank en Onze Minister vereist.

Artikel 4c. Gebruik toeslagenlabel

  • 1 Indien sprake is van verschillend toeslagbeleid voor verschillende pensioensoorten wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer of gewezen deelnemer het toeslagenlabel opgenomen dat betrekking heeft op het ouderdomspensioen.

  • 2 Indien een pensioenregeling meerdere toeslagenregelingen kent wordt in de informatieverstrekking het toeslagenlabel opgenomen dat betrekking heeft op het basisdeel van de pensioenregeling. In dat geval wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:

    U hebt een loon dat hoger is dan €…. Het pensioen dat u opbouwt over het deel boven €… wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>’). Dit ziet u niet terug in het plaatje.

    In de informatieverstrekking aan de gewezen deelnemer en pensioengerechtigde wordt naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:

    Het pensioen dat u hebt opgebouwd in aanvulling op het basisdeel van de pensioenregeling wordt <niet/minder/anders> aangepast aan de stijging van de prijzen. (als minder of anders: Dat deel van het pensioen wordt <wijze van indexatie>). Dit ziet u niet terug in het plaatje.

  • 3 Indien een pensioenregeling een verschillend toeslagbeleid kent voor deelnemers enerzijds en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden anderzijds wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer naast het toeslagenlabel de volgende, in te vullen, tekst opgenomen:

    Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan <wijze van indexatie>. Dit ziet u niet terug in het plaatje.

  • 4 In de omstandigheden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde vermeld dat deze op verzoek het niet in deze informatieverstrekking opgenomen toeslagenlabel kan ontvangen.

  • 5 Indien in de informatieverstrekking aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde geen toeslagenlabel wordt opgenomen, wordt op de plaats van het toeslagenlabel een tekst opgenomen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de toepasselijke tekst in bijlage 1b.

  • 6 Van de teksten in het tweede en derde lid en bijlage 1b kan worden afgeweken indien het gebruik van deze teksten zou leiden tot verstrekking van onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie. Bij de formulering van afwijkende teksten wordt, zoveel mogelijk, aangesloten bij de voorgeschreven teksten.

Artikel 4d. Vormvereisten toeslagenlabel

  • 1 Pensioenuitvoerders maken gebruik van de toeslagenlabels die beschikbaar worden gesteld op www.afm.nl.

Artikel 5. Consistentie

  • 2 Consistentie als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 103, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bestaat voor een fonds indien:

    • a. op basis van een continuïteitsanalyse uitgaande van het vereist eigen vermogen over een periode van 15 jaar een toeslagverlening wordt verwacht, die in voldoende mate aansluit bij de toeslagambitie; en

    • b. op basis van een continuïteitsanalyse uitgaande van het minimaal vereist eigen vermogen wordt verwacht dat het in de financiering besloten herstelvermogen van het fonds voldoende is om de dekkingsgraad binnen een periode van 15 jaar van het minimaal vereist eigen vermogen op het vereist eigen vermogen te brengen.

  • 3 Indien uitgaande van het vereist eigen vermogen van het fonds niet aan de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde voorwaarde wordt voldaan, bestaat consistentie als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van de Pensioenwet of artikel 103, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, indien:

    • a. op basis van een continuïteitsanalyse uitgaande van een hogere dekkingsgraad dan het vereist eigen vermogen, over een periode van 15 jaar een toeslagverlening wordt verwacht die in voldoende mate aansluit bij de toeslagambitie; en

    • b. op basis van een continuïteitsanalyse uitgaande van het minimaal vereist eigen vermogen wordt verwacht dat het in de financiering besloten herstelvermogen van het fonds voldoende is om de dekkingsgraad binnen een periode van 15 jaar van het minimaal vereist eigen vermogen op de, in onderdeel a genoemde, hogere dekkingsgraad te brengen.

  • 4 De toezichthouder kan op verzoek van een fonds toestaan dat onderdeel b van het tweede of derde lid niet wordt toegepast, dan wel dat voor de continuïteitsanalyse, bedoeld in die onderdelen, mag worden uitgegaan van een hogere dekkingsgraad dan het minimaal vereist eigen vermogen.

Artikel 6. Toeslagenmatrix

  • 2 Van de teksten in de laatste kolom van de toeslagenmatrix kan worden afgeweken indien het gebruik van deze teksten zou leiden tot verstrekking van onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie over toeslagverlening. Bij de formulering van afwijkende teksten wordt, zoveel mogelijk, aangesloten bij de voorgeschreven teksten.

Paragraaf 2a. Vrijstelling termijn kortetermijnherstelplan

Artikel 6a. Vrijstelling termijn kortetermijnherstelplan

  • 2 In het kortetermijnherstelplan wordt opgenomen:

    • a. hoe het fonds, zonder vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, in uiterlijk vijf jaar zal voldoen aan artikel 131 van de Pensioenwet of artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (hierna te noemen: het minimaal vereist eigen vermogen); en

    • b. welke aanvullende maatregelen, waaronder zonodig vermindering van pensioenaanspraken en/of pensioenrechten, genomen kunnen worden om opnieuw op een haalbaar herstelpad te komen indien gedurende de looptijd van het kortetermijnherstelplan alsnog blijkt dat naar verwachting niet zal kunnen worden voldaan aan het minimaal vereist eigen vermogen.

  • 3 Indien De Nederlandsche Bank gedurende de looptijd van het kortetermijnherstelplan vaststelt dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad afwijkt van de daarin veronderstelde ontwikkeling, zodanig dat naar verwachting niet aan het einde van de looptijd zal kunnen worden voldaan aan, het minimaal vereist eigen vermogen, worden uiterlijk op 1 april van het tweede jaar volgend op 31 december van enig jaar, op basis van de situatie op 31 december daaraanvoorafgaand de door het fonds gekozen aanvullende maatregelen, bedoeld in het tweede lid, onder b, uitgevoerd, tenzij het fonds ten genoegen van De Nederlandsche Bank aantoont dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad zodanig is dat naar verwachting opnieuw zal worden voldaan aan het minimaal vereist eigen vermogen.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid wordt de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad vastgesteld op 31 december van enig jaar.

  • 5 Indien een fonds geen kortetermijnherstelplan als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan indienen omdat vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten nodig is om aan het einde van de looptijd van het plan te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen, wordt deze vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten uiterlijk 1 januari 2011 uitgevoerd, tenzij het fonds tot genoegen van De Nederlandsche Bank aantoont dat de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad zodanig is dat naar verwachting zonder die vermindering aan het eind van de looptijd zal worden voldaan aan het minimaal vereist eigen vermogen. Gedurende de verdere looptijd van ieder kortetermijnherstelplan als bedoeld in dit lid zijn het derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3. Begroting, jaarverslag, jaarrekening of verantwoording

Artikel 7. Indienen van de begroting

Artikel 8. Eisen aan de begroting

  • 1 De begroting legt een koppeling tussen:

    • a. de doelstellingen van het beleid, uitgedrukt in te bereiken effecten;

    • b. de daartoe te leveren prestaties of activiteiten; en

    • c. de daarvoor in te zetten financiële middelen en capaciteit.

  • 2 De begroting dient zodanig te zijn ingericht dat:

    • a. duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen verzekeraars die een pensioenregeling uitvoeren en pensioenfondsen of beroepspensioenfondsen en, voor zover toepasselijk, tussen materieel en prudentieel toezicht; en

    • b. de investeringen en de toerekening daarvan aan de bij of krachtens de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling aan de toezichthouder opgedragen taken inzichtelijk is.

Artikel 9. Eisen aan de toelichting bij de begroting

  • 1 De toelichting bij de begroting bevat een financieel en een beleidsmatig deel en een toelichting per begrotingsartikel.

  • 2 De toelichting bij het financiële deel van de begroting gaat in op:

    • a. de inzet van financiële middelen en capaciteit;

    • b. het effect van investeringen van de toezichthouder en hoe deze tot uitdrukking komen in de toezichtkosten;

    • c. de gehanteerde bedrijfseconomische grondslagen; en

    • d. de ontwikkelingen van de loon- en prijsmutaties voor de totale toezichtkosten.

  • 3 De toelichting bij het beleidsmatige deel van de begroting gaat in op:

Artikel 11. Indienen van jaarverslag en jaarrekening of verantwoording

  • 2 De jaarrekening of verantwoording gaat vergezeld van de bevindingen van de raad van toezicht of de raad van commissarissen.

Artikel 12. Eisen aan jaarrekening of verantwoording

  • 1 De jaarrekening of verantwoording legt een koppeling met de begroting en volgt de systematiek van de begroting. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing. Afwijkingen van de begroting worden toegelicht.

  • 2 De jaarrekening of verantwoording bevat een vergelijking met de realisatie, opgenomen in de jaarrekening of verantwoording van het voorafgaande jaar, en de begroting van het jaar waarop de jaarrekening of verantwoording betrekking heeft.

Artikel 13. Eisen aan het jaarverslag

Artikel 14. Bevindingen

De raad van toezicht of raad van commissarissen vermeldt in zijn bevindingen of:

  • a. de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening of verantwoording is opgesteld conform de bij of krachtens de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling daaraan gestelde eisen;

  • b. is afgeweken van de afspraken die met Onze Minister zijn gemaakt; en

  • c. conform de overeengekomen procedures overleg is gepleegd met belanghebbenden en de wijze waarop is ingegaan op hun bevindingen.

Hoofdstuk 2. Regels op grond van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling

Paragraaf 2. Waardeoverdracht

Artikel 16. Bepaling rente

  • 2 Het in het eerste lid genoemde u-rendement is het op 1 januari van het jaar waarin de overdrachtsdatum valt geldende u-rendement, zoals gepubliceerd door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van Verzekeraars.

Artikel 17. Verschuldigde rente

Wanneer waardeoverdracht plaatsvindt van een pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, rekent de ontvangende uitvoerder, met toepassing van artikel 16, terug welk deel van de overdrachtswaarde als verschuldigde rente moet worden aangemerkt over de periode tussen de betaaldatum en de overdrachtsdatum.

Artikel 18. Het standaardtarief

  • 1 Bij de vaststelling van het standaardtarief, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt uitgegaan van de afgeronde overlevingstafels Gehele Bevolking Mannen en Gehele Bevolking Vrouwen 2000–2005 met de volgende leeftijdterugstellingen:

    • a. 5 jaar voor mannelijke deelnemers;

    • b. 3 jaar voor vrouwelijke deelnemers;

    • c. 1 jaar voor de vrouwelijke partner van mannelijke deelnemers; en

    • d. 3 jaar voor de mannelijke partner van vrouwelijke deelnemers.

  • 2 De berekening van het standaardtarief geschiedt op basis van algemeen gebruikelijke actuariële formules. Uitgegaan wordt daarbij van netto tarieven en een marktconforme disconteringsvoet.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde disconteringsvoet is de op 1 oktober geldende rente uit de door De Nederlandsche Bank gepubliceerde rentetermijnstructuur voor verplichtingen met een looptijd van 25 jaar. De vastgestelde rente geldt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar.

  • 4 Bij de bepaling van koopsommen voor lijfrenten, overlevingsrenten en erfrenten wordt de continue rente gebruikt.

  • 5 Voor koopsommen van uitkeringen bij overlijden wordt uitgegaan van overlijden halverwege het jaar.

  • 6 Voor de berekening van het partnerpensioen wordt de gehuwdheidsfrequentie op 1 gesteld op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van een pensioenregeling aanvangt.

  • 7 Voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari 2002, dan wel 1 januari 2006, indien sprake is van perioden van opbouw op grond van een beroepspensioenregeling, wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequenties, opgenomen in artikel 1 van bijlage 2. Mannen worden geacht gehuwd te zijn met een drie jaar jongere partner, vrouwen worden geacht gehuwd te zijn met een drie jaar oudere partner.

  • 8 De contantewaardefactoren worden gebaseerd op de pensioenleeftijd en het verschil tussen de pensioendatum en de overdrachtsdatum in jaren en maanden die de overdragende uitvoerder hanteert.

Artikel 19. Berekening pensioenaanspraken

  • 2 De contantewaardefactoren worden gebaseerd op de pensioenleeftijd en het verschil tussen de pensioenleeftijd en de overdrachtsdatum in jaren en maanden die de ontvangende uitvoerder hanteert.

  • 3 Indien de overdrachtswaarde lager is dan het bedrag benodigd voor de financiering van de toe te kennen pensioenaanspraken komt het verschil ten laste van de nieuwe werkgever of het ontvangende fonds.

Artikel 20. Afwijking standaardtarief

  • 2 In dit artikel wordt onder actuariële grondslagen verstaan: de grondslagen die de uitvoerder hanteert voor de vaststelling van de technische voorzieningen.

Paragraaf 3. Kosten

Artikel 23. Vaststelling verschuldigd bedrag kosten

  • 1 De minimumbedragen, bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling bedragen voor het:

    • a. prudentieel toezicht voor fondsen: € 400;

    • b. materieel toezicht voor fondsen en verzekeraars: € 281;

    • c. gedragstoezicht:

      • 1°. voor het heffingsjaar 2008:

        • a. voor fondsen met minder dan 1350 deelnemers: € 921,–

        • b. voor fondsen met minstens 1350 deelnemers: € 3.030,–; en

        • c. voor verzekeraars: € 921,–

      • 2°. voor het heffingsjaar 2009

        • a. voor fondsen met minder dan 450 deelnemers: € 1.000,–

        • b. voor fondsen met minstens 450 deelnemers: € 3.200,–; en

        • c. voor verzekeraars: € 1.000,–

      • 3°. voor het heffingsjaar 2010:

        • a. voor fondsen met minder dan 450 deelnemers: € 1150–-;

        • b. voor fondsen met minstens 450 deelnemers: € 6800,–; en

        • c. voor verzekeraars: € 1000,–.

  • 4 De tarieven, bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, bedragen voor het heffingsjaar 2009 voor:

    • a. prudentieel en materieel toezicht tezamen voor fondsen: 0,0417%;

    • b. materieel toezicht voor verzekeraars: 0,000871%;

    • c. gedragstoezicht voor verzekeraars:

      • 1°. voor het bruto premie inkomen tot en met € 500.000.000,– : € 106,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan;

      • 2°. voor het bruto premie inkomen boven € 500.000.000,–: € 15,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan.

  • 5 De tarieven, bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, bedragen voor het heffingsjaar 2010 voor:

    • a. prudentieel en materieel toezicht tezamen voor fondsen: 0,1257%;

    • b. materieel toezicht voor verzekeraars: 0,001125%;

    • c. gedragstoezicht voor verzekeraars:

      • 1°. voor het bruto premie inkomen tot en met € 500.000.000,–: € 113,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan;

      • 2°. voor het bruto premie inkomen boven € 500.000.000,–: € 16,– per € 1.000.000,– of gedeelte daarvan.

Hoofdstuk 3. Regels op grond van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen

Paragraaf 1. Vaststelling vereist eigen vermogen

Artikel 24. Standaardmodel

  • 1 Voor de berekening van het vereist eigen vermogen per risicofactor volgens het standaardmodel als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen gaat het fonds uit van een scenariomethode op basis van de volgende risicofactoren:

    • a. het renterisico wordt bepaald aan de hand van het voor het fonds in termen van netto verlies meest negatieve scenario van een rentestijging c.q. rentedaling op basis van de in artikel 1 van bijlage 3 opgenomen rentefactoren;

    • b. het aandelen- en vastgoedrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in:

      • 1°. aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 25%;

      • 2°. aandelen opkomende markten met 35%;

      • 3°. niet beursgenoteerde aandelen met 30%; en

      • 4°. direct vastgoed met 15%;

    • c. het valutarisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de euro met 20%;

    • d. het grondstoffenrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van beleggingen in grondstoffen met 30%;

    • e. het kredietrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de gewogen gemiddelde rentemarge voor het kredietrisico van het fonds met 40%;

    • f. het verzekeringstechnische risico;

    • g. het liquiditeitsrisico bedraagt 0%;

    • h. het concentratierisico bedraagt 0%; en

    • i. het operationeel risico bedraagt 0%.

  • 2 Het vereist vermogen per risicofactor, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het absolute getal van de waardedaling van het eigen vermogen als gevolg van het scenario voor de betreffende risicofactor.

Artikel 25. Correlaties

  • 1 Bij de samenvoeging van het vereist eigen vermogen per risicofactor als bedoeld in artikel 24 tot het totale vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de volgende correlaties:

    • a. tussen het aandelen- en vastgoedrisico enerzijds en het renterisico anderzijds: een correlatie (ρ) van 0,50;

    • b. tussen de risico’s die zijn onderscheiden bij het aandelen- en vastgoedrisico: een correlatie (ρ') van 0,75;

    • c. tussen de overige risico’s: een correlatie (ρ'') van 0.

  • 2 Voor de berekeningen, bedoeld in het eerste lid, worden de in artikel 2 van bijlage 3 opgenomen formules en de in dat onderdeel beschreven procedure gebruikt.

Artikel 26. Risicoprofiel

Indien het standaardmodel leidt tot uitkomsten die onvoldoende overeenkomen met het risicoprofiel van het fonds, dan treedt het fonds in overleg met De Nederlandsche Bank over de te nemen maatregelen.

Artikel 27. Vereenvoudigd model

  • 1 De Nederlandsche Bank kan toestemming verlenen voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen volgens een vereenvoudigd model als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen indien het fonds beschikt over:

    • a. een eigen vermogen dat ten minste 30% van de technische voorzieningen bedraagt, waarbij geen sprake is van financiering met achtergestelde leningen;

    • b. een eenvoudige pensioenregeling;

    • c. een eenvoudig en risicomijdend beleggingsbeleid; en

    • d. een eenvoudige bedrijfsvoering.

  • 2 Een fonds dat een vereenvoudigd model toepast, stelt het vereist eigen vermogen vast op 30% van de technische voorzieningen.

  • 3 Indien een fonds in een eerdere periode het standaardmodel of een intern model heeft toegepast, kan toestemming om het vereenvoudigd model toe te passen alleen worden verleend indien sprake is van een substantiële inkrimping, een sterke vereenvoudiging van de bedrijfsprocessen, een eenvoudiger risicoprofiel, een sterk verbeterde financiële positie of een eenvoudigere pensioenregeling.

  • 4 De Nederlandsche Bank kan aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

Artikel 28. Intern model

  • 1 De Nederlandsche Bank kan toestemming verlenen voor de berekening van het vereist eigen vermogen volgens een intern model als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen indien het fonds voldoet aan door De Nederlandsche Bank gestelde regels ten aanzien van:

    • a. de organisatorische inbedding van het intern model; en

    • b. de te hanteren data en de technische aspecten van het interne model.

  • 2 Het intern model vormt een integraal onderdeel van het risicomanagement van het fonds.

  • 3 Voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen volgens een intern model gaat het fonds uit van een stochastische benaderingswijze waarbij het fonds de risicofactoren bepaalt en rekening houdt met de waarde van de ontwikkeling van activa en passiva in hun onderlinge samenhang.

  • 4 In een intern model kan gebruik worden gemaakt van elementen of benaderingsmethoden van het standaardmodel, mits deze aan het karakter van het intern model geen afbreuk doen.

  • 5 Een fonds dat een intern model hanteert:

    • a. geeft, als de uitkomsten van het intern model verschillen met die van het voorgaande jaar, aan De Nederlandsche Bank aan waaruit die verschillen bestaan; en

    • b. dient bij De Nederlandsche Bank eens in de 3 jaar een analyse in volgens het standaardmodel als bedoeld in artikel 24.

  • 6 De Nederlandsche Bank kan aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

Artikel 29. Overgangsregeling

  • 1 In afwijking van artikel 28, eerste lid, kan De Nederlandsche Bank een fonds dat niet voldoet aan de in artikel 28, eerste lid, genoemde regels toestemming verlenen voor het toepassen van een intern model, indien:

    • a. naar het oordeel van De Nederlandsche Bank de regels waaraan het fonds niet voldoet het gebruik van een intern model niet belemmeren; en

    • b. de verwachting is dat het fonds binnen twee jaren wel aan de regels zal voldoen.

  • 2 Voor zover tijdens de overgangsperiode het model incompleet is, kan voor de ontbrekende onderdelen gebruik worden gemaakt van een prudente bijschatting.

Paragraaf 2. Continuïteitsanalyse

Artikel 30. Continuïteitsanalyse

  • 1 Het inzicht dat de continuïteitsanalyse biedt in de mate waarin de voorwaardelijke toeslagverlening kan worden toegekend, wordt aangegeven door de cumulatieve toekenning over de 15 prognosejaren op jaarbasis uit te drukken.

  • 3 Het fonds geeft aan waarin een continuïteitsanalyse afwijkt van een eerder uitgevoerde continuïteitsanalyse.

Artikel 30a. Commissie Parameters

  • 2 Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 3 Het beheer van de bescheiden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het, in het tweede lid genoemd, ministerie. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de werkgroep bij het archief van dit ministerie opgeborgen.

  • 5 De leden van de commissie kunnen een vergoeding van reis- en verblijfkosten ontvangen overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

Hoofdstuk 4. Overgangsrecht

Artikel 31. Overgangsrecht waardeoverdracht

Tot 1 januari 2008 wordt artikel 18, tweede lid, als volgt gelezen:

  • 2 De berekening van het standaardtarief geschiedt op basis van algemeen gebruikelijke actuariële formules. Uitgegaan wordt daarbij van netto tarieven en een rekenrente van 4%.

Artikel 31a. Tijdelijk rekeninstrument fondsen

Indien artikel 36 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van toepassing is gebruikt het fonds jaarlijks, in afwijking van artikel 4, derde lid, een tijdelijk rekeninstrument voor de berekening van de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, bedoeld in artikel 4, tweede lid. Dit tijdelijk rekeninstrument wordt beschikbaar gesteld via www.toezicht.dnb.nl.

Hoofdstuk 5. Wijziging overige Ministeriele regelingen

Artikel 32

[Red: Wijzigt de Regeling voor berekening in geval van waarde-overdracht.]

Artikel 33

[Red: Wijzigt de Regeling vaststelling regels pensioenberekening bij scheiding voor 27 november 1981.]

Artikel 34

[Red: Wijzigt de Regeling vaststelling regels pensioenberekening over deelnemingsjaren voor 1 mei 1995.]

Artikel 35

[Red: Wijzigt de Betaalbaarstelling uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten door andere organen dan de Sociale Verzekeringsbank en bedrijfsverenigingen.]

Artikel 37. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 38. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Deze regeling zal met toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 december 2006

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 2

1. Het Europees Centrum voor Kernonderzoek (CERN), bedoeld in het op 1 juli 1953 te Parijs tot stand gekomen Verdrag betreffende de instelling van een Europese Organisatie voor Kernonderzoek;

2. het Europees Centrum voor weervoorspellingen op Middellange termijn, bedoeld in het te Brussel op 11 oktober 1973 tot stand gekomen Verdrag betreffende de instelling van het Europees Centrum voor weervoorspellingen op Middellange termijn;

3. het Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie, bedoeld in het op 10 mei 1973 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van het Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie;

4. het Europees Observatorium voor de Zuidelijke Sterrenhemel, bedoeld in het op 5 oktober 1962 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van een Europese organisatie voor astronomisch onderzoek op het zuidelijk halfrond;

5. het Europees Ruimtevaart Agentschap (ESA), bedoeld in het op 30 mei 1975 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap;

6. de Europese Centrale Bank, bedoeld in artikel 4 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank;

7. de Europese Meteorologische Satelliet Organisatie (EUMETSAT), bedoeld in het op 24 mei 1983 te Genève tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van een Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten;

8. de Europese Octrooi-organisatie, bedoeld in het op 5 oktober 1973 te München tot stand gekomen Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien;

9. de Europese Organisatie van Tele-communicatiesatellieten (EUTELSAT), bedoeld in het op 15 juli 1982 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot Oprichting van de Europese Organisatie van Telecommunicatiesatellieten;

10. de Europese Organisatie voor de Veiligheid van de Luchtvaart (Eurocontrol), bedoeld in het op 13 december 1960 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart;

11. de Intergouvernementele Commissie voor Migratie, bedoeld in het op 19 oktober 1953 te Venetië tot stand gekomen Statuut van de Intergouvernementele Commissie voor Europese Migratie;

12. de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, bedoeld in het Statuut dat op 23 oktober 1956 is goedgekeurd door de Conferentie over het Statuut van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie die werd gehouden in het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties;

13. de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NATO), bedoeld in het op 4 april 1949 te Washington D.C. tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag;

14. de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD), bedoeld in het op 14 december 1960 te Parijs tot stand gekomen Verdrag nopens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

15. de Raad van Europa, bedoeld in het op 5 mei 1949 te Londen tot stand gekomen Statuut van de Raad van Europa;

16. de Verenigde Naties (UN), inclusief de hiermee verbonden gespecialiseerde organisaties, bedoeld in het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties;

17. de Wereld Handelsorganisatie (WTO), bedoeld in het op 15 april 1994 tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie;

18. de West-Europese Unie (WEU), bedoeld in het op 17 maart 1948 te Brussel tot stand gekomen Verdrag van Brussel en het op 23 oktober 1954 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot wijziging en aanvulling van het Verdrag van Brussel;

19) de Europese politiedienst (Europol), bedoeld in de op 26 juli 1995 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol-overeenkomst);

20) de Europese Investeringsbank, bedoeld in artikel 9 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank.

Bijlage 1a

Deze bijlage behoort bij artikel 6, eerste lid, van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Onderdeel a

Matrix fondsen ten aanzien van toeslagen over pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor pensioengerechtigden, gewezen deelnemers en deelnemers):

Toeslagenbeleid, financiering en communicatie aan deelnemers →

Toeslagenbeleid

Financiering

Voorwaardelijkheidsverklaring

Voorwaardelijkheidsverklaring

Toeslag-categorie

 I

V

Ambitie

Methode voor toekenning

Verwachte realisatie

Financieringswijze toeslagverlening

Informatie in pensioenreglement en uitvoeringsovereenkomst

Informatie aan de (gewezen) deelnemer/pensioengerechtigde bij het verhogen van het pensioen of opgebouwde pensioen: over de verhoging zelf en over de inhoud van de regeling

Volledige tekst op te nemen in alle persoonlijke uitingen. In de startbrief worden alleen de eerste en laatste zin opgenomen.

             

A.

Geen beleid over toeslagverlening

Er is geen ambitie om toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken

Er is geen maatstaf, omdat de eventuele toekenning van toeslagen berust op incidentele beslissingen van het bestuur.

De deelnemers en gepensioneerden moeten er van uitgaan dat ze geen toeslag zullen krijgen.

Omdat er geen toeslagenbeleid is, hoeft er ook niets gefinancierd te worden.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden geen toeslagen verleend. Het bestuur kan evenwel besluiten om in enig jaar een incidentele toeslag te verlenen, rekening houdend met de financiële positie van het

Uw pensioenfonds verhoogt uw pensioen/opgebouwde pensioen normaal niet.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

         

pensioenfonds.

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

B.

Geen doelgericht toeslagenbeleid

Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioen-rechten en pensioen-aanspraken

Er is geen maatstaf, omdat de eventuele toekenning van toeslagen berust op jaarlijkse beslissingen van het bestuur.

De deelnemers en gepensioneerden moeten er van uitgaan dat ze geen jaarlijkse toeslag zullen krijgen.

Omdat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, hoeft er ook niets gefinancierd te worden.

Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds.

Uw pensioenfonds heeft geen uitgewerkt plan om uw pensioenuitkering/

opgebouwde pensioen jaarlijks te verhogen.

Uw pensioen/opgebouwd pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

– Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwd pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

           

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

C.

Voorwaardelijke toeslagverlenening, niet gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf

C.1. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van beschikbare premie.

De ambitie is om jaarlijks de pensioen-rechten en pensioenaanspraken aan te passen. Hoe hoog de toeslag is, is afhankelijk van de beschikbare premie.

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn. In deze situatie gebeurt dat door jaarlijks de beschikbare premie aan te wenden voor toeslagverlening.

Uit een continuïteitsanalyse blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn realistisch is. Aangezien er geen ex ante bepaalde maatstaf is, is de verwachte realisatie tevens de ambitie.

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een opslag op de premie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare premie.

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwd pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

           

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit daartoe bestemde premies.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

 

C.2. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van een bestemmingsreserve

De ambitie is om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen.

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

In deze situatie gebeurt dat door jaarlijks een deel van de aanwezige

Uit een continuïteitsanalyse blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn realistisch is. Aangezien er geen ex ante bepaalde maatstaf, is de verwachte realisatie tevens de

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een bestemmingsreserve.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

 

Hoe hoog de toeslag is, is afhankelijk van de bestemmingsreserve.

bestemmingsreserve aan te wenden voor toeslagverlening.

ambitie.

 

aangepast. Ter financiering van deze voorwaardelijke toeslagverlening is een bestemmingsreserve gevormd.

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

           

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat daartoe gereserveerd is.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

D.

Voorwaardelijke toeslagverlening gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf.

D. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van een ex ante bepaalde maatstaf

De ambitie is om jaarlijks pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan [de prijs- of loonontwikkeling/ <…%>].

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

Uit een continuïteitsanalyse blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn te verwachten is ten opzichte van de ex ante bepaalde maatstaf.

D.1. → financiering van de indexatie uit overrendementen

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen.

In het financieringsbeleid moet omschreven zijn op welke wijze de toeslag uit overrendement wordt gefinancierd.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen

         

reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.

gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.2. → financiering van de toeslagverlening uit een opslag op de premie

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een opslag op de premie, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen

         

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt uit premies gefinancierd.

gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit premies.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.3. → financiering van de toeslagverlening uit een opslag op de premie met een premiegarantie van de werkgever.

De werkgever heeft toegezegd jaarlijks een bedrag te storten, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Deze premie wordt door de werkgever betaald, in aanvulling op de premie voor de

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt uit

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen

       

nominale aanspraken.

bijdragen van de werkgever gefinancierd.

gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit bijdragen van de werkgever.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.4. → financiering met behulp van een bestemmingsreserve

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een bestemmingsreserve, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is een reserve gevormd.

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

           

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit reserves van het pensioenfonds.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.5. → financiering met behulp van een vrijwillig gevormde technische voorziening

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een vrijwillig gevormde technische voorziening,

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

       

waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie. Indien de voorziening door premies wordt gevuld dan is die

aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is een technische voorziening gevormd. Deze technische

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen

       

premie onderdeel van de kostendekkende premie voor de onvoorwaardelijke aanspraken.

Het fonds bepaalt zelf of het ten opzichte van deze technische voorziening eigen vermogen aanhoudt.

voorziening kan alleen voor toekomstige toeslagverlening worden aangewend.

gingen toen met <h%> omhoog

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit de technische voorzieningen van het pensioenfonds.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.6 Combinaties van D.1. tot en met D.5.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van [de ex ante bepaalde maatstaf]. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening [is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald,

Uw pensioenfonds probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

         

maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd / is geen reserve gevormd, maar wordt een opslag op de premie betaald / is geen reserve gevormd maar deze wordt door de werkgever voldaan / is een reserve gevormd / is een technische voorziening gevormd].

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

(Een combinatie van financieringswijzen, afhankelijk van de feitelijke omstandigheden:)

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement/premies/bijdragen van de werkgever/reserves van het pensioenfonds/technische voorzieningen van het pensioenfonds.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

E.

Combinatie van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toeslagverlening

De ambitie is om jaarlijks pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen [aan de prijs- of loonontwikkeling/ <…%>].

Het onvoorwaardelijke deel van de toeslagverlening wordt altijd toegekend. Voor het voorwaardelijke deel moet geëxpliciteerd worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

Het onvoorwaardelijke deel van de toeslagverlening wordt altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie voor dit deel is dan ook gelijk aan de ambitie.

Voor het voorwaardelijke deel moet uit een continuïteitsanalyse blijken welke gemiddelde toekenning op de lange termijn te verwachten is ten opzichte van de ex ante bepaalde maatstaf

De premie voor het onvoorwaardelijke deel van deze toeslagverlening maakt deel uit van de kostendekkende premie. Onderdeel van deze premie is een opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen.

Voor het voorwaardelijke deel van deze toeslagverlening gelden de

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Ten aanzien van de voorwaardelijke toeslagverlening beslist het bestuur evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De jaarlijkse toeslagverlening is echter nooit lager dan het deel van de toeslagverlening

Uw pensioenfonds verhoogt ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/

<…%>.

U hebt recht op een jaarlijkse verhoging van uw pensioen/opgebouwde pensioen (het onvoorwaardelijke deel van toeslagverlening). Daar bovenop probeert uw pensioenfonds uw pensioen/opgebouwde pensioen jaarlijks extra te verhogen (het voorwaardelijke deel van de toeslagverlening).

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/

       

financieringswijzen, zoals die hierboven worden beschreven in geval van voorwaardelijke toezeggingen.

dat onvoorwaardelijk is.

opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

           

(Een combinatie van financieringswijzen, afhankelijk van de feitelijke omstandigheden:)

Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement/premies/bijdragen van de werkgever/reserves van het pensioenfonds/technische voorzieningen van het pensioenfonds.

(Ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de toeslagverlening:)

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

F.

Onvoorwaardelijke toeslagverlening

F1

Jaarlijks worden pensioenrechten, slapersrechten en opgebouwde pensioenaanspraken aangepast [aan de prijs- of loonontwikkeling/

<…%>].

Op pensioenrechten, slapersrechten en opgebouwde pensioenaanspraken wordt onvoor-waardelijk toeslag verleend.

De toeslagverlening wordt altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie is altijd gelijk aan de ambitie.

De premie voor deze toeslagverlening maakt deel uit van de kostendekkende premie voor de onvoorwaardelijke aanspraken.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie.

Uw pensioenfonds verhoogt ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/

<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw pensioen/opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

           

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

 

F2

Jaarlijks worden opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers aangepast [aan de prijs- of loonontwikkeling/<…%>].

Slapersrechten en pensioenrechten worden

Zolang de deelnemer aan de pensioenregeling deelneemt wordt op opgebouwde pensioenaanspraken onvoorwaardelijk toeslag verleend.

De toeslagverlening over opgebouwde pensioenaanspraken wordt gedurende het deelnemerschap altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie over opgebouwde pensioenaanspraken is gedurende

De premie voor de toeslagverlening over opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers maakt deel uit van de kostendekkende premie voor de onvoorwaardelijke aanspraken.

Op de opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie.

Voor slapersrechten en pensioenrechten geldt één van de teksten voor het pensioenreglement, zoals

Uw pensioenfonds verhoogt ieder jaar uw opgebouwde pensioen tijdens uw deelname aan de pensioenregeling met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioenfonds heeft uw opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

 

aangepast volgens één van de toeslag-categorieën A t/m. E.

 

het deelnemerschap altijd gelijk aan de ambitie.

Voor het voorwaardelijke deel van deze toeslagverlening gelden de financieringswijzen, zoals die hierboven worden beschreven volgens één van de toeslagcategorieën A t/m. E.

opgenomen onder één van de toeslagcategorieën A t/m. E.

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

Onderdeel b van bijlage 1a

Matrix verzekerde regelingen ten aanzien van toeslagen over pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor pensioengerechtigden, gewezen deelnemers en deelnemers):

Toeslagenbeleid, financiering en communicatie aan deelnemers→

Toeslagenbeleid

Financiering

Voorwaardelijkheidsverklaring

Voorwaardelijkheidsverklaring

Toeslag-categorie

 I

V

Ambitie

Methode voor toekenning

Verwachte realisatie

Financieringswijze toeslagverlening

Informatie in pensioenreglement en uitvoeringsovereenkomst

Informatie aan de (gewezen) deelnemer/pensioengerechtigde bij het verhogen van het pensioen of opgebouwde pensioen, over de verhoging zelf en over de inhoud van de regeling

Volledige tekst op te nemen in alle persoonlijke uitingen. In de startbrief worden alleen de eerste en laatste zin opgenomen.

             

A.

Geen beleid over toeslagverlening

Er is geen ambitie om toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken

Er is geen maatstaf, omdat de eventuele toekenning van toeslagen berust op incidentele beslissingen van de werkgever.

De deelnemers en gepensioneerden moeten er van uitgaan dat ze geen toeslag zullen krijgen.

Omdat er geen toeslagenbeleid is, hoeft er ook niets gefinancierd te worden.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden geen toeslagen verleend. De werkgever kan evenwel besluiten om in enig jaar een incidentele toeslag te verlenen.

Uw (ex-)werkgever verhoogt uw pensioen/opgebouwde pensioen normaal niet.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

           

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

B.

Geen doelgericht toeslagbeleid

Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken

Er is geen maatstaf, omdat de eventuele toekenning van toeslagen berust op jaarlijkse beslissingen van de werkgever.

De deelnemers en gepensioneerden moeten er van uitgaan dat ze geen jaarlijkse toeslag zullen krijgen.

Omdat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, hoeft er ook niets gefinancierd te worden.

De werkgever besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend.

Uw (ex-)werkgever besluit jaarlijks of hij uw pensioen/opgebouwde pensioen verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

           

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

U hebt door deze verhoging niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

C.

Voorwaardelijke toeslagverlening, niet gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf

C.1. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van winstdeling bij de verzekeraar/extra middelen die de werkgever beschikbaar stelt.

De ambitie is om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn. In deze situatie gebeurt dat door jaarlijks de beschikbare middelen van de werkgever en/of

Uit de rekentool voor verzekeraars blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn realistisch is. Aangezien er geen ex ante bepaalde maatstaf is, is de verwachte realisatie tevens de ambitie.

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt en/of middelen die de werkgever extra beschikbaar stelt.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De hoogte van

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

 

aan te passen. Hoe hoog de toeslag is, is afhankelijk van de winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt en/of van de middelen die de werkgever extra beschikbaar stelt.

de winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt, aan te wenden voor toeslagverlening.

   

de toeslagverlening is afhankelijk van de winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt en/of de middelen die de werkgever hiervoor extra beschikbaar stelt.

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit winstdeling die hij van de verzekeraar ontvangt en/of extra middelen die hij hiervoor beschikbaar stelt.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

 

C.2. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van een bestemmingsreserve/depot

De ambitie is om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. Hoe hoog de toeslag is, is afhankelijk van de bestemmingsreserve/depot.

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

In deze situatie gebeurt dat door jaarlijks een deel van de aanwezige bestemmingsreserve/depot aan te wenden voor toeslagverlening.

Uit de rekentool voor verzekeraars blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn realistisch is. Aangezien er geen ex ante bepaalde maatstaf, is de verwachte realisatie tevens de ambitie.

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een bestemmingsreserve of een depot.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft de werkgever een bestemmingsreserve of een depot gevormd.

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

         

De jaarlijkse dotatie aan de bestemmingsreserve wordt door de werkgever bepaald. Aan een depot wordt jaarlijks een deel van de winstdeling bij de verzekeraar toegevoegd, eventueel vermeerderd met eigen middelen van de werkgever.

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat hij daarvoor gereserveerd heeft.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

D.

Voorwaardelijke toeslagverlening gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf.

D. → voorwaardelijke toeslagverlening op basis van een ex ante bepaalde maatstaf

De ambitie is om jaarlijks pensioenrechten en pensioen-aanspraken aan te passen aan [de prijs- of loon-ontwikkeling/

<…%>].

Geëxpliciteerd moet worden op welke wijze wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

Uit de rekentool voor verzekeraars blijkt welke gemiddelde toekenning op de lange termijn te verwachten is ten opzichte van de ex ante bepaalde maatstaf.

D.1. → financiering uit de winstdeling van de verzekeraar/extra middelen die de werkgever beschikbaar stelt

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

         

reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de winstdeling die de werkgever van de verzekeraar ontvangt en/of de middelen die de werkgever hiervoor extra beschikbaar stelt.

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit winstdeling hij van de verzekeraar ontvangt en/of extra middelen die hij hiervoor beschikbaar stelt.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.2. → financiering van de toeslagverlening uit een opslag op de premie

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een opslag op de premie, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>..

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

         

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt uit premies gefinancierd.

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

De toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen worden betaald uit premies.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.3. → financiering van de toeslagverlening uit een koopsomstorting door de werkgever.

De werkgever heeft toegezegd jaarlijks een bedrag te storten, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

         

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt uit bijdragen van de werkgever gefinancierd.

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat uw werkgever daarvoor bij de verzekeraar zal storten.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.4. → financiering met behulp van een bestemmingsreserve/depot

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een bestemmingsreserve of een depot.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

         

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft de werkgever een bestemmingsreserve of een depot gevormd.

De jaarlijkse dotatie aan de bestemmingsreserve wordt door de werkgever bepaald. Aan een depot wordt jaarlijks een deel van de winstdeling bij de verzekeraar toegevoegd, eventueel vermeerderd met extra middelen die de werkgever beschikbaar stelt.

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat hij daarvoor gereserveerd heeft.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.5. → financiering met behulp van een vrijwillig gevormde voorziening

De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit een vrijwillig gevormde voorziening, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de ambitie.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de [de ex ante bepaalde maatstaf] . De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft de werkgever een voorziening

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen

         

gevormd. Deze voorziening kan alleen voor toekomstige toeslagverlening worden aangewend.

gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat hij daarvoor gereserveerd heeft.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

       

D.6 Combinaties van D.1. tot en met D.5.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.

Uw (ex-)werkgever probeert ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen te verhogen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

         

Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening [is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar wordt uit winstdeling van de verzekeraar gefinancierd / is geen

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

(Een combinatie van financieringswijzen, afhankelijk van de feitelijke omstandigheden:)

Uw werkgever betaalt de toekomstige

         

reserve gevormd, maar wordt een opslag op de premie betaald / is geen reserve gevormd maar wordt door de werkgever voldaan / is een bestemmingsreserve/ depot gevormd / is een voorziening gevormd / stelt uw werkgever extra middelen beschikbaar].

verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit winstdeling van de verzekeraar/een opslag op de premie/bijdragen van de

werkgever/geld dat hij daarvoor gereserveerd heeft/extra middelen die hij daarvoor beschikbaar stelt.

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

E.

Combinatie van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toeslagverlening

De ambitie is om jaarlijks pensioenrechten en pensioen-aanspraken aan te passen [aan de prijs- of loon-ontwikkeling/

<…%>].

Het onvoorwaardelijke deel van de toeslagverlening wordt altijd toegekend. Voor het voorwaardelijke deel moet geëxpliciteerd worden op welke wijze

Het onvoorwaardelijke deel van de toeslagverlening wordt altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie voor dit deel is dan ook gelijk aan de ambitie.

Voor het onvoorwaardelijke deel van deze toeslagverlening is de werkgever een koopsom verschuldigd waarmee de toekomstige toeslagen gefinancierd

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal [de ex ante bepaalde maatstaf]. Ten aanzien van de voorwaardelijke toeslagverlening

Uw (ex-)werkgever verhoogt ieder jaar uw pensioen/opgebouwde pensioen met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/

<…%>.

U hebt recht op een jaarlijkse verhoging van uw pensioen/opgebouwde pensioen (het onvoorwaardelijke deel van

   

wordt bepaald hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn. Voor het voorwaardelijke deel moet geëxpliciteerd worden hoe hoog de daadwerkelijke toekenning zal zijn.

Voor het voorwaardelijke deel moet uit de rekentool voor verzekeraars blijken welke gemiddelde toekenning op de lange termijn te verwachten is ten opzichte van de ex ante bepaalde maatstaf

worden.

Voor het voorwaardelijke deel van deze toeslagverlening gelden de financieringswijzen, zoals die hierboven worden beschreven in geval van voorwaardelijke toezeggingen.

beslist de werkgever evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De jaarlijkse toeslagverlening is echter nooit lager dan het deel van de toeslagverlening dat onvoorwaardelijk is.

toeslagverlening). Daar bovenop probeert uw werkgever uw pensioen/opgebouwde pensioen jaarlijks extra te verhogen (het voorwaardelijke deel van de toeslagverlening).

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

           

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

(Een combinatie van financieringswijzen, afhankelijk van de feitelijke omstandigheden:)

           

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit winstdeling van de verzekeraar/ een opslag op de premie / bijdragen van de werkgever / geld dat hij daarvoor gereserveerd heeft / extra middelen die hij daarvoor beschikbaar stelt.

           

(Ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de toeslagverlening:)

U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.

             

F.

Onvoorwaardelijke toeslagverlening

F1

Jaarlijks worden pensioenrechten, slapersrechten en opgebouwde pensioen-aanspraken aangepast [aan de prijs- of loonontwikkeling/

<…%>].

Op ingegane pensioenen, slapersrechten en opgebouwde pensioenaanspraken wordt onvoorwaardelijk toeslag verleend.

De toeslagverlening wordt altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie is altijd gelijk aan de ambitie.

Voor deze toeslagverlening is de werkgever een koopsom verschuldigd waarmee de toekomstige toeslagen gefinancierd worden.

Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie.

Uw (ex-)werkgever verhoogt uw pensioen/opgebouwde pensioen jaarlijks met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw pensioen/opgebouwde pensioen is de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

           

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw pensioen/opgebouwde pensioen uit geld dat hij daarvoor bij de verzekeraar heeft gestort.

 

F2

Jaarlijks worden opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers aangepast [aan de prijs- of loonontwikkeling/<…%>].

Zolang de deelnemer aan de pensioenregeling deelneemt wordt op opgebouwde pensioenaanspraken onvoorwaardelijk toeslag verleend.

De toeslagverlening over opgebouwde pensioenaanspraken wordt gedurende het deelnemerschap altijd volledig toegekend. De verwachte realisatie over opge-

Voor de toeslagen op het opgebouwde pensioen van actieve deelnemers is de werkgever jaarlijks een koopsom verschuldigd.

Voor toeslagen op inge-

Op de opgebouwde pensioenaanspraken wordt tijdens de deelneming jaarlijks toeslag verleend conform de ambitie.

Voor slapersrechten en pensioenrechten geldt één

Uw werkgever verhoogt ieder jaar uw opgebouwde pensioen tijdens uw deelname aan de pensioenregeling met de prijsontwikkeling/de loonontwikkeling/<…%>.

Uw opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd.

Uw opgebouwde pensioen is de afgelopen

 

Slapersrechten en pensioenrechten worden aangepast volgens één van de toeslagcategorieën A t/m. E.

 

bouwde pensioenaanspraken is gedurende het deelnemerschap is altijd gelijk aan de ambitie.

gane pensioenen en slapersrechten geldt één van de financieringswijzen zoals die hierboven zijn beschreven onder één van de toeslagcategorieën A t/m. E.

van de teksten voor het pensioenreglement, zoals opgenomen onder één van de toeslagcategorieën A t/m. E.

drie jaar als volgt verhoogd:

– Over het jaar <t-1> met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog

– Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog

– Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog

Uw werkgever betaalt de toekomstige verhogingen van uw opgebouwde pensioen uit geld dat hij daarvoor bij de verzekeraar moet storten.

Bijlage 1b

soort deelnemer /

soort regeling

     
       
 

Deelnemer

Gewezen deelnemer

Pensioengerechtigde

Uitkeringsovereenkomsten

     

Eindloonregeling

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Zolang u werkt, bouwt u ieder jaar pensioen op. Dit noemen we het opgebouwde pensioen. Uw opgebouwde pensioen groeit mee met de stijging van uw loon. Hoeveel pensioen u krijgt als u stopt met werken, wordt dus helemaal gebaseerd op het loon dat u vlak daarvoor heeft ontvangen.

Label

Label

       

(Voorwaardelijk) geïndexeerde middelloonregeling

Label

Label

Label

       

Middelloonregeling zonder toeslagverlening in de opbouwfase

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Zolang u werkt, bouwt u ieder jaar pensioen op. Dit noemen we het opgebouwde pensioen.

Zolang u werkt, groeit uw opgebouwde pensioen niet mee met de stijging van de prijzen.

Hoeveel pensioen u krijgt als u stopt met werken, wordt gebaseerd op het gemiddelde van het loon dat u hebt verdiend.

Label

Label

       

Vastebedragenregeling

Label

Label

Label

       

Kapitaalovereenkomsten

     
 

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Dat is niet zeker. Hoe hoog uw pensioen straks is, hangt vooral af van:

– de afspraak die u hebt over hoeveel kapitaal er voor uw pensioen is, en

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Dat is niet zeker. Hoe hoog uw pensioen straks is, hangt vooral af van:

– de afspraak die u hebt over hoeveel kapitaal er voor uw pensioen is, en

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen.

       

Premieovereenkomsten

     

Regeling voorziet in onmiddellijke aankoop van pensioenaanspraak die verhoogd kan worden met toeslagen

Label

Label

Label

       

Regeling voorziet in aankoop van kapitaal

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van:

– hoeveel pensioenpremie is betaald;

– hoeveel kapitaal <en winst> er is;

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van:

– hoeveel pensioenpremie is betaald;

– hoeveel kapitaal <en winst> er is;

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen.

       

Regeling voorziet in belegging

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van:

– hoeveel pensioenpremie is betaald;

– hoeveel kapitaal er is na het beleggen van de pensioenpremies;

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Die vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoe hoog uw pensioen straks is, weten we nog niet. Hoeveel pensioen u krijgt, hangt namelijk vooral af van:

– hoeveel pensioenpremie is betaald;

– hoeveel kapitaal er is na het beleggen van de pensioenpremies;

– hoeveel pensioen u met dat kapitaal kunt kopen.

Tekst in plaats van label:

Kunt u met uw pensioen in de toekomst nog evenveel kopen?

Alleen als u dat zelf geregeld heeft. Uw <werkgever/pensioenfonds> heeft namelijk niets geregeld om uw pensioen aan te passen aan het stijgen van de prijzen.

Bijlage 2. als bedoeld in de artikelen 18 en 19

Artikel 1

1. De gehuwdheidsfrequenties, bedoeld in artikel 18, zesde lid, luiden als volgt:

 

Mannen

Vrouwen

x < 18

0

0

18 ≤ × < 25

0,01 + 0,07 (x–18)

0,05 + 0,10 (x–18)

25 ≤ × < 30

0,50 + 0,04 (x–25)

0,75 + 0,02 (x–25)

30 ≤ × < 35

0,50 + 0,04 (x–25)

0,85

35 ≤ × < 50

0,90

0,85

50 ≤ × < 65

0,90

0,85 – 0,01 (x–50)

2. In het eerste lid betekent de aanduiding ‘x’: de leeftijd van de deelnemer.

Artikel 2

1. De formules voor de berekening van de pensioenaanspraken, bedoeld in artikel 19, eerste lid, luiden als volgt:

Bijlage 241926.png

2. De in het eerste lid gebruikte symbolen en afkortingen hebben de volgende betekenis:

a: de verhouding nabestaandenpensioen/ouderdomspensioen in de regeling ondergebracht bij het overnemende uitvoeringsorgaan, zoals deze voor de rechthebbende geldt op de overdrachtsdatum;

β: de verhouding tussen een eventuele andere pensioenvorm en het ouderdomspensioen, zonodig berekend uit de totale aanspraken (zonder overdracht) volgens de regeling ondergebracht bij het overnemende uitvoeringsorgaan, zoals deze voor de rechthebbende geldt op de overdrachtsdatum;

OP: ouderdomspensioen;

NP: nabestaandenpensioen;

OV: overige pensioenvormen;

OW: overdrachtswaarde;

kps-OP: de contantewaardefactor voor ouderdomspensioen volgens het standaardtarief;

kps-NP: de contantewaardefactor voor nabestaandenpensioen volgens het standaardtarief;

kps-OV: de contantewaardefactor voor overige pensioenvormen volgens het standaardtarief.

3. Wanneer in het eerste lid aan OP, NP en OV de letters nw zijn toegevoegd, betekent dit dat het pensioenaanspraken in de regeling bij het overnemende uitvoeringsorgaan ondergebracht uit hoofde van de waardeoverdracht betreft.

Bijlage 3. als bedoeld in de artikelen 24, 25 en 29

Artikel 1. Rentefactoren voor het bepalen van het vereist eigen vermogen voor renterisico

 

Rentefactor

Rentefactor

 

Rentefactor

Rentefactor

           

Looptijd

Stijging

daling

looptijd

Stijging

Daling

1 (jaar)

1,60

0,63

16

1,29

0,77

2

1,51

0,66

17

1,29

0,77

3

1,45

0,69

18

1,29

0,77

4

1,41

0,71

19

1,28

0,78

5

1,37

0,73

20

1,28

0,78

6

1,35

0,74

21

1,28

0,78

7

1,34

0,75

22

1,28

0,78

8

1,33

0,75

23

1,28

0,78

9

1,33

0,75

24

1,28

0,78

10

1,32

0,76

25

1,27

0,79

11

1,32

0,76

>25

1,27

0,79

12

1,31

0,77

     

13

1,31

0,77

     

14

1,31

0,77

     

15

1,29

0,77

     

Artikel 2. Formules en procedure standaardmodel

Het vereist eigen vermogen per risicofactor als bedoeld in artikel 24 wordt als volgt aangeduid:

S1 voor het vereist eigen vermogen voor het renterisico.

S2 voor het vereist eigen vermogen voor het aandelen- en vastgoedrisico.

S3 voor het vereist eigen vermogen voor het valutarisico.

S4 voor het vereist eigen vermogen voor het grondstoffenrisico.

S5 voor het vereist eigen vermogen voor het kredietrisico.

S6 voor het vereist eigen vermogen voor het verzekeringstechnische risico.

S7 voor het vereist eigen vermogen voor het liquiditeitsrisico.

S8 voor het vereist eigen vermogen voor het concentratierisico.

S9 voor het vereist eigen vermogen voor het operationeel risico.

Het vereist eigen vermogen wordt bepaald aan de hand van de volgende formule en op basis van onderstaande procedure:

Bijlage 241927.png

waarbij ρ = 0,50.

Daarbij zal deze formule worden aangepast als aan de risicofactoren S7, S8 en S9 waarden worden toegekend.

Het vereist eigen vermogen van het fonds, als bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet dan wel artikel 127 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt bepaald aan de hand van een iteratief proces. Dit proces bestaat uit het herhaald toepassen van het standaardmodel. Het beleggingsbeleid met de bijbehorende beleggingskarakteristieken blijft daarbij gelijk. Het belegde vermogen in de tweede toepassing en in iedere daaropvolgende herhaalde toepassing is gelijk aan het belegde vermogen in de daaraan voorafgaande toepassing minus het aan het eind van de daaraan voorafgaande toepassing bepaalde verschil tussen het eigen vermogen en de uitkomst van de formule. De herhalingsprocedure stopt indien dit verschil niet langer significant is. Dit is doorgaans het geval na twee herhalingen. De uitkomst van de formule is dan gelijk aan het vereist eigen vermogen.

In deze formule komt het vereist vermogen voor het aandelen- en vastgoedrisico S 2 als volgt tot stand. In artikel 25 is bepaald dat in het standaardmodel bij de aggregatie van het vereist eigen vermogen voor respectievelijk aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed (S 2A ), aandelen opkomende markten (S 2B ), niet-beursgenoteerde aandelen (S 2C ) en direct vastgoed (S 2D ) tot het totale vereist eigen vermogen voor aandelen- en vastgoedrisico (S 2 ) rekening wordt gehouden met de mogelijke statistische samenhang tussen de effecten van de scenario’s. Bij de aggregatie wordt uitgegaan van een uniforme correlatie ρ’ van 0,75. De componenten S 2A tot en met S 2D worden vervolgens gecombineerd tot het totaal vereist eigen vermogen voor aandelen- en vastgoedrisico S 2 aan de hand van de formule:

Bijlage 241928.png

Waarbij ρ' = 0,75.

Artikel 3. Benaderingsmethode renterisico

In de benaderingsmethode als bedoeld in artikel 29, derde lid, wordt het renterisico bepaald op basis van een gewogen gemiddelde looptijd van de verplichtingen (de zogenaamde ‘duration’). Het toepassen van deze benaderingsmethode is echter alleen toegestaan indien er geen rentederivaten of impliciete ‘contingent interest rate claims’ aanwezig zijn.

Een fonds met een ‘duration’ van 16 jaar zal in de benaderingsmethode bij een rente van bijvoorbeeld 4% in de bepaling van de rentegevoeligheid van de verplichtingen rekening dienen te houden met een rentedaling tot 3,08% (= 0,77 * 4%) en met een rentestijging tot 5,16% (= 1,29 * 4%).

In de benaderingsmethode vindt de bepaling van de waardeverandering van de rentegevoelige beleggingen c.q. pensioenverplichtingen in het rentescenario van de stijging/daling van de rentetermijnstructuur plaats aan de hand van de volgende niet-lineaire benadering:

Bijlage 241929.png

Hierin is ‘Waarde’ de actuele waarde van de beleggingen c.q. pensioenverplichtingen, ‘duration’ de gewogen gemiddelde looptijd van de beleggingen c.q. pensioenverplichtingen, rinitieel de rente uit de rentetermijnstructuur met looptijd die correspondeert met de ‘duration’ en rscenario de rente in het scenario van een stijging/daling van de rentetermijnstructuur met looptijd die correspondeert met de ‘duration’. Instellingen bepalen allereerst de waardeverandering van alle rentegevoelige beleggingen en de waardeverandering van alle verplichtingen voor het scenario van de stijgende en de dalende rentecurve. Het grootste netto verlies van beide scenario’s bepaalt het vereist eigen vermogen voor renterisico.

Artikel 4. Benaderingsmethode kredietrisico

Pensioenfondsen mogen tot 1 januari 2010 een benaderingsmethode hanteren om het kredietrisico te bepalen. In de benaderingsmethode als bedoeld in artikel 29, derde lid, vindt de bepaling van de waardeverandering in het kredietrisico scenario plaats aan de hand van de volgende formule:

Waardeverandering = – 0,4 × Dur × CS × Waarde

Hierin is ‘Waarde’ de waarde van de kredietportefeuille, CS de gewogen gemiddelde credit spread van de kredietportefeuille en Dur de duration of gewogen gemiddelde looptijd van de kredietportefeuille. Het vereist eigen vermogen voor kredietrisico is gelijk aan het absolute getal van deze waardeverandering.

Naar boven