Regeling heroïnebehandeling

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2006, nr. VGP/ADT 2728896, houdende een specifieke uitkering voor heroïnebehandeling (Regeling heroïnebehandeling)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. heroïnebehandeling: aan een cliënt op medisch voorschrift verstrekken van heroïne in combinatie met methadon en psycho-sociale begeleiding;

  • c. behandelplaats: capaciteit om gedurende een kalenderjaar één cliënt een heroïnebehandeling te verlenen;

  • d. behandeleenheid: inrichting voor heroïnebehandeling.

Artikel 2

  • 1 De Minister kan ten behoeve van het jaar 2024 aan de volgende gemeenten een specifieke uitkering verstrekken voor de kosten van het exploiteren van het bij de desbetreffende gemeente genoemde aantal behandeleenheden, van ten hoogste het bij de desbetreffende gemeente genoemde bedrag, met in totaal ten hoogste het bij de desbetreffende gemeente genoemde aantal behandelplaatsen:

    Amsterdam

    2

    92

    2.135.195

    Apeldoorn

    1

    20

    647.034

    Arnhem

    1

    21

    670.327

    Den Haag

    1

    60

    1.332.879

    Deventer

    1

    20

    647.034

    Eindhoven

    1

    20

    647.034

    Enschede

    1

    27

    804.908

    Groningen

    1

    22

    693.620

    Heerlen

    1

    35

    957.606

    ‘s-Hertogenbosch

    1

    20

    647.034

    Leeuwarden

    1

    30

    867.024

    Maastricht

    1

    20

    647.034

    Nijmegen

    1

    20

    647.034

    Rotterdam

    1

    80

    1.591.682

    Tilburg

    1

    22

    693.620

    Utrecht

    1

    45

    1.125.833

  • 2 Onder kosten worden verstaan de exploitatiekosten, gebaseerd op bedrijfseconomische aanvaardbare principes, van een behandeleenheid met uitzondering van de huisvestingskosten.

  • 3 Een behandeleenheid bestaat uit ten minste 20 behandelplaatsen.

Artikel 3

De uitkering wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de behandelend arts voorafgaand aan de heroïnebehandeling heeft vastgesteld dat voor de cliënten die worden behandeld op een behandelplaats van de behandeleenheid geldt dat de cliënt:

    • 1º. de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld of vreemdeling is en rechtmatig verblijf geniet als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • 2º. volgens de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen, ten minste 3 jaar als ingezetene is ingeschreven met een adres in de gemeente of een adres in een gemeente in het maatschappelijk zorggebied, bedoeld in artikel 1, onder e, van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

    • 3º. de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt tenzij de cliënt voor 2006 is gestart met de heroïnebehandeling;

    • 4º. vrijwel dagelijks heroïne gebruikt;

    • 5º. reeds vijf jaar of langer verslaafd is aan heroïne en ondanks therapietrouw methadonbehandeling geen uitzicht op abstinentie van opiaten heeft;

    • 6º. ten gevolge van de heroïneverslaving chronisch ernstige problemen heeft met de lichamelijke of geestelijke gezondheid of met het sociaal of maatschappelijk functioneren;

    • 7º. in staat is de behandeleenheid ten minste drie dagen per week te bezoeken en zich te houden aan het behandelplan;

    • 8º. uiterlijk vijf jaar voor de aanvang van de heroïnebehandeling gedurende ten minste een maand dagelijks meer dan 50 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne inhaleert of meer dan 60 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne injecteert;

  • b. de heroïnebehandeling plaats vindt conform de richtlijnen en protocollen zoals opgenomen in de Handreiking Opiaatonderhoudsbehandeling bij heroïneverslaving met medische heroïne, methadon en buprenorfine, versie 4 mei 2021.

  • c. de kwaliteit van de heroïnebehandeling systematisch wordt bewaakt, beheerst en verbeterd;

  • d maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat er uitsluitend heroïne wordt aangewend voor heroïnebehandeling.

Artikel 4

  • 1 De Minister geeft uiterlijk vóór de aanvang van het desbetreffende kalenderjaar een beschikking tot verlening van de uitkering.

  • 2 In de beschikking tot verlening van de uitkering wordt het bedrag van de uitkering vermeld dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald en welk bedrag ten hoogste zal worden verleend.

  • 3 De Minister kan bij de beschikking tot verlening van de uitkering verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de uitkering.

Artikel 6

  • 1 De Minister kan het bedrag van de uitkering bijstellen, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, wordt 20% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil en wordt 80% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 8

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders verstrekt aan de Minister jaarlijks voor 1 april in ieder geval:

    • a. een overzicht per behandeleenheid van de bezetting van de behandelplaatsen in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar ten behoeve waarvan de uitkering is verstrekt;

    • b. een overzicht per behandeleenheid van het aantal personen dat op de wachtlijst is geplaatst in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar ten behoeve waarvan de uitkering is verstrekt;

    • c. een overzicht per behandeleenheid van het aantal personen dat is gescreend in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar ten behoeve waarvan de uitkering is verstrekt.

  • 3 [Red: Vervallen.]

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de overzichten, bedoeld in het tweede en derde lid, conform een door de Minister vastgesteld model.

Artikel 10

Het college van burgemeester en wethouders neemt de volgende verantwoordingsinformatie op in de bijlage van de jaarrekening over het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt:

  • a. de werkelijke kosten van het exploiteren van de behandeleenheid;

  • b. de feitelijke bezetting van de behandelplaatsen in de behandeleenheid.

Artikel 11

  • 2 De specifieke uitkering wordt vastgesteld op een bedrag voor:

    • a. 20 behandelplaatsen per behandeleenheid, of

    • b. het feitelijk bezette aantal behandelplaatsen per behandeleenheid, in geval van 21 of meer behandelplaatsen, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde aantal behandelplaatsen en bedrag.

  • 3 Bij een daling van minimaal 20% in de feitelijke bezetting van het aantal behandelplaatsen ten opzichte van het voorgaande kalenderjaar, stelt de Minister in afwijking van het tweede lid ambtshalve de specifieke uitkering vast op het bedrag van de werkelijke kosten van het exploiteren van de behandeleenheid, maar op ten hoogste het bedrag en aantal behandelplaatsen genoemd in de verleningsbeschikking van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor wordt vastgesteld. Als de feitelijke bezetting minder dan 20 behandelplaatsen is dan tellen de behandelplaatsen onder de 20 als 20 voor het berekenen van dalingspercentage.

Artikel 11a

De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven