Regeling eenmalige subsidies afkoop voorzieningen particuliere huurwoningen 2006

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 29-11-2006 t/m heden

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 oktober 2006, nr. DJZ2006309407, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende regels terzake van afkoop van jaarlijkse bijdragen, die krachtens de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen 1985 zijn toegekend aan gemeenten (Regeling eenmalige subsidies afkoop voorzieningen particuliere huurwoningen 2006)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Invoeringsbesluit Wet stedelijke vernieuwing;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. gemeente: gemeente jegens wie verbintenissen bestaan die voortvloeien uit de PHW;

  • b. minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • c. PHW: Regeling geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen 1985, zoals deze regeling luidde op 31 december 1986.

Paragraaf 2. Subsidie ter beëindiging van verbintenissen van het Rijk jegens gemeenten die voortvloeien uit de PHW

Artikel 2

  • 1 De minister nodigt de gemeenten uit een aanvraag in te dienen tot vaststelling van een eenmalige subsidie ter beëindiging per 1 oktober 2006 van de verbintenissen jegens die gemeente die voortvloeien uit de PHW. De uitnodiging gaat in ieder geval vergezeld van een totaaloverzicht waarop die verbintenissen zijn vermeld en het totaalbedrag waartegen die verbintenissen worden afgekocht.

  • 2 De gemeente kan tot 10 november 2006 de aanvraag indienen door de akkoordverklaring en de overige gevraagde stukken ondertekend terug te zenden. Indien in de uitnodiging voor die terugzending een later tijdstip wordt genoemd dan 10 november 2006, kan de gemeente dat tijdstip aanhouden voor het terugzenden van de stukken.

  • 3 De minister stelt de eenmalige subsidie vast indien alle gemeenten tijdig een aanvraag hebben ingediend.

  • 4 Indien een of meer gemeenten geen aanvraag hebben ingediend, kan de minister in afwijking van het derde lid besluiten de eenmalige subsidie vast te stellen voor de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend.

Artikel 3

  • 1 Het subsidiebedrag per verbintenis van het Rijk jegens de gemeente die voortvloeit uit de PHW wordt overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid vastgesteld.

  • 2 Voor elk jaar van de nog resterende looptijd van de verbintenis wordt het bedrag aan geldelijke steun, dat het Rijk op grond van die verbintenis aan de gemeente verschuldigd is, contant gemaakt door middel van deling van dat bedrag door (1 + i)n. Hierbij is ‘i’ de disconteringsvoet en ‘n’ het aantal jaren vanaf de eerste vervaldatum van een bedrag aan geldelijke steun na 30 september 2006 tot aan de laatste vervaldatum.

  • 3 De overeenkomstig het tweede lid berekende bedragen worden gesommeerd. Het resultaat wordt contant gemaakt naar 30 september 2006 door deling door (1 + i*m), waarbij ‘i’ de disconteringsvoet is en ‘m’ de periode vanaf 30 september 2006 tot aan de eerste vervaldatum van geldelijke steun, herleid tot een gedeelte van een heel jaar.

  • 4 Het overeenkomstig het derde lid berekende bedrag wordt vermeerderd met een rente van 4,00% per jaar, te rekenen vanaf 1 oktober 2006 tot de datum waarop de eenmalige subsidie wordt uitbetaald.

  • 5 Indien op grond van de verbintenis een jaarlijkse bijdrage aan geldelijke steun is betaald in de periode vanaf 1 oktober 2006 tot de datum waarop de beschikking tot vaststelling van de eenmalige subsidie is genomen, wordt het overeenkomstig het vierde lid berekende bedrag verminderd met die bijdrage en met een over die bijdrage berekende rente van 4,00% per jaar over de periode vanaf de datum waarop die bijdrage is betaald tot de datum waarop de eenmalige subsidie wordt uitbetaald.

Artikel 4

  • 1 Voor de toepassing van artikel 3 wordt uitgegaan van maanden van dertig dagen en van een jaar van 360 dagen.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 3, tweede lid, wordt de door de PHW voorgeschreven korting op de jaarlijkse bijdrage in verband met de jaarlijkse stijging van de huurprijs gesteld op 3,20%.

Artikel 5

  • 1 Het bedrag van de eenmalige subsidie aan de gemeente komt overeen met het totaal aan subsidiebedragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 2 De vaststelling van de eenmalige subsidie heeft tot gevolg dat:

    • a. een verbintenis van het Rijk jegens de gemeente uit hoofde van geldelijke steun die is verleend krachtens de PHW te niet gaat voorzover deze betrekking heeft op het tijdvak vanaf 1 oktober 2006;

    • b. aanspraken van het Rijk op de gemeente als gevolg van herziening van beschikkingen op grond van de PHW vervallen;

    • c. aanspraken van de gemeente op het Rijk als gevolg van herziening van beschikkingen op grond van de PHW vervallen.

Artikel 6

  • 1 Indien alle gemeenten tijdig een aanvraag hebben ingediend, wordt de beschikking op de aanvraag gegeven voor 4 december 2006.

  • 2 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid, wordt de beschikking op de aanvraag gegeven voor 4 december 2006.

  • 3 Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 2, vierde lid, worden de gemeenten daarvan in kennis gesteld voor 4 december 2006.

Artikel 7

  • 1 Na de beschikking tot subsidievaststelling wordt het subsidiebedrag in december 2006 betaald.

  • 2 De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt de datum waarop het subsidiebedrag wordt uitbetaald.

Paragraaf 3. Subsidie ter beëindiging van verbintenissen van gemeenten jegens natuurlijke personen of rechtspersonen die voortvloeien uit de PHW

Artikel 8

Burgemeester en wethouders van een gemeente kunnen op aanvraag van een natuurlijke persoon of rechtspersoon een eenmalige subsidie vaststellen ter beëindiging van verbintenissen van de gemeente jegens die persoon op grond van de PHW.

Artikel 9

Op de vaststelling van het subsidiebedrag en de beëindiging van verbintenissen als bedoeld in artikel 8 zijn de artikelen 3 tot en met 5 en 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a. voor minister gelezen moet worden: burgemeester en wethouders;

  • b. voor Rijk gelezen moet worden: gemeente;

  • c. voor gemeente gelezen moet worden: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • d. burgemeester en wethouders de disconteringsvoet, bedoeld in artikel 4, derde lid, kunnen stellen op maximaal 0,0425 (4,25%).

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eenmalige subsidies afkoop voorzieningen particuliere huurwoningen 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 oktober 2006

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

Naar boven