In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald,
verstaan onder:
aanbieden:
-
a. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
met een consument inzake een financieel product dat geen financieel instrument, premiepensioenvordering
of verzekering is of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan, beheren
of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;
-
b. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
waarbij een premiepensioenvordering ontstaat of het in de uitoefening van een beroep
of bedrijf aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;
-
c. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van
een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst
inzake een verzekering of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan,
beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst; of
-
d. het rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als
wederpartij aangaan van een overeenkomst inzake een recht van deelneming in een beleggingsinstelling
of een icbe of het rechtstreeks of middellijk vragen of verkrijgen van gelden of andere
goederen van een cliënt ter deelneming in een beleggingsinstelling of een icbe;
aanbieder: degene die aanbiedt;
aangewezen staat: een staat die op grond van deze wet is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend
op afwikkelondernemingen, beleggingsinstellingen, clearinginstellingen, natura-uitvaartverzekeraars
onderscheidenlijk wisselinstellingen dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien
van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
aanmeldingstermijn: de periode gedurende welke de effecten waarop een openbaar bod betrekking heeft,
kunnen worden aangemeld;
accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
adviseren:
-
a. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke
financiële producten, met uitzondering van premiepensioenvorderingen, verzekeringen
en financiële instrumenten, aan een bepaalde consument; of
-
b. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke
overeenkomsten waarbij een premiepensioenvordering ontstaat, van een of meer specifieke
verzekeringen of van een of meer specifieke financiële instrumenten aan een bepaalde
cliënt;
adviseur: degene die adviseert;
Afwikkelingsraad: de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme;
afwikkeldiensten: werkzaamheden, gericht op:
-
a. het doorzenden door een ander dan een aanbieder van communicatienetwerken van door
betalers langs elektronische weg gedane verzoeken aan hun betaaldienstverleners om
onmiddellijke bevestiging dat de door de betalers geïnitieerde betaalopdrachten aan
de door de betaaldienstverleners gestelde voorwaarden voldoen;
-
b. het goedkeuren van verzoeken als bedoeld onder a, namens een betalende betaaldienstverlener;
of
-
c. het salderen;
afwikkelonderneming: degene die afwikkeldiensten verleent;
afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat: afwikkelonderneming met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van
artikel 2:3.0c, derde lid, is aangewezen als staat waar toezicht op afwikkelondernemingen wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
Agentschap: het agentschap, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap
van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2019, L 158);
algoritmische handel: handel in financiële instrumenten waarbij een computeralgoritme automatisch en met
weinig of geen menselijk ingrijpen individuele parameters van orders bepaalt, niet
zijnde een systeem dat wordt gebruikt voor:
-
a. het uitsluitend routeren van orders naar een of meer handelsplatformen;
-
b. het verwerken van orders waarbij geen sprake is van het bepalen van handelsparameters;
-
c. de bevestiging van orders; of
-
d. het na de handel verwerken van uitgevoerde transacties;
Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;
bank: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van de verordening
kapitaalvereisten, niet zijnde een kredietunie met zetel in Nederland, met dien verstande
dat, tenzij anders bepaald, met een bank wordt gelijkgesteld de houder van een vergunning
als bedoeld in artikel 3:4;
bankspaardeposito eigen woning: spaarrekening eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
basisbetaalrekening: een betaalrekening, met inbegrip van bijbehorende betaalinstrumenten, waarbij debetstand
niet mogelijk is;
beëindigingsrecht: een recht om een overeenkomst te beëindigen of om verplichtingen uit hoofde van een
overeenkomst te versnellen, voortijdig te beëindigen of te verrekenen, dan wel een
soortgelijk beding dat een verplichting van een partij bij de overeenkomst opschort,
wijzigt of nietig verklaart of een beding dat het ontstaan belet van een verplichting
uit hoofde van de overeenkomst die anders zou zijn ontstaan;
beheerder van een beleggingsinstelling: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf het beheer voert over een
of meer beleggingsinstellingen;
beheerder van een icbe: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf het beheer voert over een
of meer icbe’s;
beheren van een beleggingsinstelling: als beheerder verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage I van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
beheren van een individueel vermogen: in de uitoefening van een beroep of bedrijf, anders dan als beheerder van een beleggingsinstelling
of beheerder van icbe, op discretionaire basis voeren van het beheer over financiële
instrumenten die toebehoren aan een persoon dan wel over aan deze persoon toebehorende
middelen ter belegging in financiële instrumenten op grond van een door deze persoon
gegeven opdracht;
beleggerscompensatiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van beleggers in verband met beleggingsverrichtingen
op banken, beleggingsondernemingen of financiële instellingen waaraan het is toegestaan
beleggingsdiensten te verlenen, tegen het risico dat deze financiële ondernemingen
hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet kunnen nakomen;
beleggingsfonds: een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve
belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen
teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;
beleggingsholding: een beleggingsholding als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 23, van de
verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen;
beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de vorm van een beleggingsfonds
of een beleggingsmaatschappij;
beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een beleggingsinstelling met zetel buiten Nederland in een staat, niet zijnde een
lidstaat, die niet op grond van artikel 2:66, eerste lid, is aangewezen als staat waar toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
beleggingsmaatschappij: een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt
of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen,
niet zijnde een maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
beleggingsobject:
-
a. een zaak, een recht op een zaak of een recht op het al dan niet volledige rendement
in geld of een gedeelte van de opbrengst van een zaak, niet zijnde een product als
bedoeld in de onderdelen b tot en met i van de definitie van financieel product in
dit artikel, welke anders dan om niet wordt verkregen, bij welke verkrijging aan de
verkrijger een rendement in geld in het vooruitzicht wordt gesteld en waarbij het
beheer van de zaak hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander dan de verkrijger;
of
-
b. een ander bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen recht;
beleggingsonderneming: degene die een beleggingsdienst verleent of een beleggingsactiviteit verricht;
beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen: een beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld
in artikel 2:96 is verleend, niet zijnde een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten;
beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling: beleggingsonderneming die op georganiseerde, frequente, systematische en aanzienlijke
basis voor eigen rekening buiten een georganiseerde handelsfaciliteit, gereglementeerde
markt of multilaterale handelsfaciliteit orders van cliënten uitvoert zonder een multilateraal
systeem te exploiteren en waarbij de vooraf bepaalde limieten voor frequente en systematische
basis en voor een aanzienlijke basis beiden worden overschreden of de beleggingsonderneming
ervoor kiest om onder de regeling voor beleggingsondernemingen met systematische interne
afhandeling te vallen;
beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten: een beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld
in artikel 2:96 is verleend en die op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a of b, of vijfde
lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen de vereisten
van de verordening kapitaalvereisten toepast, of ten aanzien waarvan de Nederlandsche
Bank een besluit als bedoeld in artikel 3:4a, eerste lid, heeft genomen;
beleggingsondernemingsgroep: een groep van ondernemingen die bestaat uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen,
waarvan ten minste één onderneming een beleggingsonderneming betreft en die geen banken
omvat;
bemiddelaar: degene die bemiddelt;
bemiddelen:
-
a. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product
dan een financieel instrument, krediet, premiepensioenvordering of verzekering tussen
een consument en een aanbieder;
-
b. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument
en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke
overeenkomst;
-
c. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij een premiepensioenvordering
ontstaat tussen een cliënt en een premiepensioeninstelling of op het assisteren bij
het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of
-
d. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar
of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering;
-
e. het in de uitoefening van beroep of bedrijf op basis van criteria die een cliënt via
een website of andere media kiest, verstrekken van informatie aan een cliënt over
een of meer financiële producten, met uitzondering van een financieel instrument of
het opstellen van een ranglijst van het desbetreffende financieel product, met inbegrip
van prijsvergelijkingen of productvergelijkingen, of het verstrekken van een korting
op de premie of de rente, indien de cliënt via een website of andere media het desbetreffende
financieel product kan afsluiten;
betaaldienst: bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten;
betaaldienstagent: persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten voor rekening van een betaalinstelling
of elektronischgeldinstelling optreedt;
betaaldienstgebruiker: persoon die in de hoedanigheid van betaler, betalingsbegunstigde of beide van een
betaaldienst gebruik maakt;
betaaldienstverlener: degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten;
betaalinitiatiedienst: een dienst voor het initiëren van een betaalopdracht op verzoek van de betaaldienstgebruiker,
met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betaaldienstverlener wordt
aangehouden;
betaalinitiatiedienstverlener: een betaaldienstverlener die de in bijlage I, punt 7, van de richtlijn betaaldiensten,
bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;
betaalinstelling: een betaaldienstverlener waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a is verleend;
betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures,
overeengekomen tussen de betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan
gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betaalopdracht;
betaalopdracht: door een betaler of betalingsbegunstigde aan zijn betaaldienstverlener gegeven opdracht
om een betalingstransactie uit te voeren;
betaalrekening: op naam van een of meer betaaldienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering
van betalingstransacties wordt gebruikt, als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn
betaaldiensten;
betaler: persoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die
betaalrekening toestaat, hetzij bij ontbreken van een betaalrekening, een persoon
die een betaalopdracht geeft;
betalingsbegunstigde: persoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie
betrekking heeft;
betalingssysteem: een geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke
regels voor de verwerking, clearing of afwikkeling van betalingstransacties;
betalingstransactie: een door of voor rekening van de betaler of door de betalingsbegunstigde geïnitieerde
handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht
of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de betalingsbegunstigde zijn;
bewaarder: degene die belast is met de bewaring van de activa van een beleggingsinstelling of
icbe;
bewindvoerder:
-
a. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de toepassing van een afwikkelingsinstrument
en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden, bedoeld in de richtlijn herstel en
afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
-
b. de autoriteit in een andere lidstaat die bevoegd is tot de toepassing van een afwikkelingsinstrument
en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden die vergelijkbaar zijn met de in hoofdstuk 3a.2 bedoelde maatregelen;
-
c. degene die is aangewezen door de bestuurlijke of rechterlijke instanties in een andere
lidstaat om andere saneringsmaatregelen met betrekking tot banken, beleggingsondernemingen
of verzekeraars uit te voeren;
bieder: een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap, dan wel enig naar buitenlands
recht daarmee vergelijkbaar lichaam of samenwerkingsverband, door wie of namens wie
al dan niet tezamen met een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen
of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden een openbaar bod wordt
voorbereid of uitgebracht, dan wel is uitgebracht;
bijdragende onderneming: bijdragende onderneming als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
bijkantoor:
-
a. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder
rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming die geen verzekeraar is; of
-
b. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezige onderdelen zonder
rechtspersoonlijkheid van een verzekeraar alsmede elke andere duurzame aanwezigheid
van een verzekeraar, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig
persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;
binnenlandse fusie: fusie tussen icbe’s met zetel in Nederland waarvan ten minste een van de betrokken
beheerders een beheerder van een icbe is die op grond van artikel 2:123, vijfde lid, in een andere lidstaat rechten van deelneming mag aanbieden in een door hem beheerde
icbe met zetel in Nederland;
buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling: beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een Nederlandse beheerder van
een beleggingsinstelling;
burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
centrale kredietinstelling: een bank die met betrekking tot een groep banken tot welke groep die bank zelf ook
behoort, het beleid mede bepaalt;
centrale tegenpartij: een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de EMIR-verordening;
clearinginstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van overeenkomsten betreffende financiële
instrumenten met een centrale tegenpartij die optreedt als exclusieve wederpartij
bij deze overeenkomsten, waarvan de bedingen die de kern van de prestaties aangeven
overeenkomen met de bedingen die deel uitmaken van overeenkomsten, gesloten door derden
of door hemzelf in zijn hoedanigheid van partij, op een handelsplatform en die in
de laatstbedoelde overeenkomsten de kern van de prestaties aangeven;
clearinginstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een clearinginstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond
van artikel 2:6, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op clearinginstellingen wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
co-assurantie binnen de Unie: een directe schadeverzekering betreffende grote risico’s, in co-assurantie gesloten,
waarbij:
-
a. de schadeverzekeraar die als eerste schadeverzekeraar optreedt, zijn verplichtingen
uit hoofde van de schadeverzekering is aangegaan vanuit een vestiging in een andere
lidstaat dan de lidstaat waarin ten minste een van de overige co-assuradeuren zulks
heeft gedaan; en
-
b. het risico in een lidstaat is gelegen;
consument: een niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep handelende natuurlijke persoon
aan wie een financiële onderneming een financiële dienst verleent;
coördinator: de coördinator, die ingevolge artikel 10, eerste lid, van de richtlijn financiële
conglomeraten verantwoordelijk is voor de coördinatie en de uitoefening van het aanvullend
toezicht op een financieel conglomeraat;
datarapporteringsdienstverlener:een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 36 bis, van de verordening
markten voor financiële instrumenten met zetel in Nederland die op grond van de in
artikel 2, derde lid, van die verordening bedoelde gedelegeerde handeling is onderworpen
aan vergunningverlening en toezicht door de Autoriteit Financiële Markten;
deelnemende onderneming: een moederonderneming, een onderneming die een richtlijndeelneming bezit of een onderneming
die met een andere onderneming verbonden is door het feit dat zij daarover een centrale
leiding uitoefent krachtens een door deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een
bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit
dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen van deze ondernemingen
gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in
meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
deelnemer: aandeelhouder of deelgerechtigde in een beleggingsinstelling of icbe;
dekkingspool: een dekkingspool als bedoeld in artikel 3, onderdeel 3, van de richtlijn gedekte
obligaties;
deposito: een tegoed dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk
uit normale banktransacties voortvloeit, en dat een bank onder de toepasselijke wettelijke
en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, met inbegrip van een termijndeposito
en een spaardeposito, met uitzondering van een tegoed waarvan:
-
a. het bestaan alleen kan worden aangetoond met behulp van een financieel instrument,
tenzij het een spaarproduct betreft dat wordt belichaamd in certificaat van deposito
dat op naam luidt en dat op 2 juli 2014 bestond in een lidstaat;
-
b. de hoofdsom niet a pari terugbetaalbaar is;
-
c. de hoofdsom alleen a pari terugbetaalbaar is uit hoofde van een door de bank of door
een derde verstrekte garantie of overeenkomst;
depositogarantiestelsel: een stelsel omtrent een garantie voor vorderingen van depositohouders op banken tegen
het risico dat deze banken hun verplichtingen met betrekking tot die vorderingen niet
kunnen nakomen;
digitale inhoud: in digitale vorm geproduceerde of geleverde goederen of in digitale vorm geproduceerde
en verleende diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden
gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen of diensten
worden gebruikt of verbruikt;
directe elektronische toegang: een voorziening waarbij een cliënt of lid van een handelsplatform of een deelnemer
aan een handelsplatform een persoon toestaat van zijn handelscode gebruik te maken,
zodat die persoon in staat is orders met betrekking tot een financieel instrument
langs elektronische weg direct aan een handelsplatform door te geven, met inbegrip
van:
-
a. een voorziening waarbij de persoon van de infrastructuur van de cliënt, de deelnemer
of het lid gebruik maakt en de verbindingssystemen die door de cliënt, de deelnemer
of het lid beschikbaar worden gesteld om de orders door te geven; of
-
b. een voorziening waarbij de infrastructuur, bedoeld in onderdeel a, niet door de persoon
wordt gebruikt;
dochteronderneming:
-
a. dochteronderneming als bedoeld in artikel 22, eerste tot en met vijfde lid, van de
richtlijn jaarrekening; of
-
b. een onderneming waarin, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, een moederonderneming
feitelijk een overheersende invloed uitoefent;
waarbij een dochteronderneming van een dochteronderneming eveneens wordt aangemerkt
als dochteronderneming van de moederonderneming;
doelvennootschap: de instelling waarvan effecten zijn uitgegeven waarop een openbaar bod is aangekondigd,
wordt uitgebracht of dient te worden uitgebracht;
duurzame drager: een hulpmiddel dat een persoon in staat stelt om aan hem persoonlijk gerichte informatie
op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik
gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen,
en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
effect:
-
a. een verhandelbaar aandeel of een ander daarmee gelijk te stellen verhandelbaar waardebewijs
of recht niet zijnde een appartementsrecht;
-
b. een verhandelbare obligatie of een ander verhandelbaar schuldinstrument; of
-
c. elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar
waardebewijs waarmee een in onderdeel a of b bedoeld effect door uitoefening van de
daaraan verbonden rechten of door conversie kan worden verworven of dat in geld wordt
afgewikkeld;
eigenwoningschuld: eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 10bis.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
elektronisch geld: geldswaarde die elektronisch of magnetisch is opgeslagen die een vordering op de
uitgever vertegenwoordigt, die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties
te verrichten als bedoeld in artikel 4, punt 5, van de richtlijn betaaldiensten, en
waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een andere persoon dan de uitgever;
elektronische weg: elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie,
opslag en verzending van gegevens via draden, radio, optische technologieën of andere
elektromagnetische middelen;
elektronischecommunicatiedienst: een dienst als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het
Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321);
elektronischecommunicatienetwerk: een netwerk als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het
Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321);
elektronischgeldinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van de uitgifte van elektronisch geld;
EMIR-verordening:
Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten,
centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);
entiteit voor risico-acceptatie: instelling, niet zijnde een verzekeraar, die door een verzekeraar overgedragen risico’s
accepteert en de acceptatie van die risico’s uitsluitend financiert door van derden
gelden aan te trekken terzake waarvan de terugbetalingsverplichtingen zijn achtergesteld
bij de betalingsverplichtingen die ontstaan uit het accepteren van de overgedragen
risico’s;
entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat: entiteit voor risico-acceptatie met zetel in een staat die geen lidstaat is die
niet op grond van artikel 2:54d, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op entiteiten voor risico-acceptatie wordt
uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die
deze wet beoogt te beschermen;
EU-moederinstelling: een EU-moederinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 29, van de
verordening kapitaalvereisten;
EU-moederonderneming:
-
a. een EU-moederinstelling;
-
b. een financiële holding die geen dochteronderneming is van een bank of beleggingsonderneming
met zetel in een lidstaat of van een financiële holding of gemengde financiële holding
met zetel in een lidstaat; of
-
c. een gemengde financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een bank
of beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een lidstaat of van
een financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Europese bank: bank met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening van haar bedrijf
een vergunning heeft;
Europese beleggingsinstelling:
Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat die aldaar voor de uitoefening
van haar bedrijf een vergunning heeft;
Europese herverzekeraar: herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die aldaar een vergunning heeft
voor de uitoefening van zijn bedrijf die overeenkomt met die in artikel 2:26a;
Europese levensverzekeraar of schadeverzekeraar: levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat die aldaar
een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf als bedoeld in artikel 14
van de richtlijn solvabiliteit II;
Europese toezichthoudende autoriteiten: de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Autoriteit voor verzekeringen
en bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit;
feeder-beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel m, van de richtlijn
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
feeder-icbe: een icbe die ten minste 85 procent van het beheerd vermogen belegt in rechten van
deelneming in een master-icbe;
financieel conglomeraat: een financieel conglomeraat als bedoeld in artikel 2, punt 14, van de richtlijn financiële
conglomeraten;
financieel instrument: een hierna genoemd instrument, met inbegrip van dergelijke instrumenten die worden
uitgegeven door middel van distributed ledger-technologie als bedoeld in artikel 2,
eerste lid, van Verordening (EU) 2022/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een proefregeling
voor marktinfrastructuren op basis van distributed ledger-technologie, en tot wijziging
van Verordeningen (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 909/2014 en Richtlijn 2014/65/EU (PbEU 2022, L 151):
-
a. effect;
-
b. geldmarktinstrument;
-
c. recht van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe, niet zijnde een effect;
-
d. optie, future, swap, rentetermijncontract of ander derivatencontract dat betrekking
heeft op effecten, valuta, rentevoeten of rendementen, emissierechten, of andere afgeleide
instrumenten, indexen of maatstaven en dat kan worden afgewikkeld door middel van
materiële aflevering of in contanten;
-
e. optie, future, swap, termijncontract of ander derivatencontract dat betrekking heeft
op grondstoffen en in contanten moet of mag worden afgewikkeld naar keuze van een
van de partijen, tenzij de reden het in gebreke blijven is of een andere gebeurtenis
die beëindiging van het contract tot gevolg heeft;
-
f. optie, future, swap of ander derivatencontract dat betrekking heeft op grondstoffen,
dat kan worden afgewikkeld door middel van materiële levering en wordt verhandeld
op een georganiseerde handelsfaciliteit, gereglementeerde markt of een multilaterale
handelsfaciliteit met uitzondering van een voor de groothandel bestemd energieproduct
verhandeld op een georganiseerde handelsfaciliteit dat door middel van materiële levering
moet worden afgewikkeld;
-
g. andere optie, future, swap of termijncontract dan bedoeld onder f of ander derivatencontract
dat betrekking heeft op grondstoffen, kan worden afgewikkeld door middel van materiële
levering en niet voor commerciële doeleinden bestemd is, en dat de kenmerken van andere
afgeleide financiële instrumenten heeft;
-
h. afgeleid instrument voor de overdracht van kredietrisico;
-
i. financieel contract ter verrekening van verschillen;
-
j. optie, future, swap, termijncontract of ander derivatencontract met betrekking tot
klimaatvariabelen, vrachttarieven, inflatiepercentages of andere officiële economische
statistieken, en dat contant moet, of, op verzoek van één der partijen, kan worden
afgewikkeld, anderszins dan op grond van een verzuim of een ander ontbindend element
of ander derivatencontract met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen, indices
of maatregelen dan hiervoor vermeld en dat de kenmerken van andere afgeleide financiële
instrumenten bezit, waarbij onder meer in aanmerking wordt genomen of deze financiële
instrumenten op een georganiseerde handelsfaciliteit, gereglementeerde markt of multilaterale
handelsfaciliteit worden afgewikkeld;
-
k. emissierecht bestaande uit een eenheid waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming
is met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 20013 tot vaststelling van een
regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot
wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU 2003, L 275);
financieel product:
-
a. een beleggingsobject;
-
b. een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;
-
c. elektronisch geld;
-
d. een financieel instrument;
-
e. krediet;
-
f. een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;
-
g. een verzekering die geen herverzekering is;
-
h. een premiepensioenvordering; of
-
i. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product;
financiële dienst:
-
a. aanbieden;
-
b. adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten;
-
c. beheren van een beleggingsinstelling of beheren van een icbe;
-
d. bemiddelen;
-
e. herverzekeringsbemiddelen;
-
f. optreden als clearinginstelling;
-
g. optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent; of
-
h. verlenen van een beleggingsdienst;
-
i. verrichten van een beleggingsactiviteit;
financiëledienstverlener: degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, die
adviseert over een ander financieel product dan een financieel instrument of die bemiddelt,
herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigd agent of optreedt als ondergevolmachtigde
agent;
financiële holding: financiële holding als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 20, van de verordening
kapitaalvereisten;
financiële instelling: financiële instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 26, van de
verordening kapitaalvereisten;
financiële onderneming:
-
a. een afwikkelonderneming;
-
b. een bank;
-
c. een beheerder van een beleggingsinstelling;
-
d. een beheerder van een icbe;
-
e. een beleggingsinstelling;
-
f. een beleggingsonderneming;
-
g. een betaaldienstverlener;
-
h. een bewaarder;
-
i. een clearinginstelling;
-
j. een entiteit voor risico-acceptatie;
-
k. een financiëledienstverlener;
-
l. een financiële instelling;
-
m. een icbe;
-
n. een kredietunie;
-
o. een pensioenbewaarder;
-
p. een premiepensioeninstelling;
-
q. een verzekeraar; of
-
r.
[Red: vervallen door verlettering;]
-
s. een wisselinstelling.
financiële overeenkomst: een financieel contract als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 100, van
de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
fonds voor collectieve belegging in effecten: niet in een maatschappij voor collectieve belegging in effecten ondergebracht vermogen
waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen
zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen
te doen delen;
gecontroleerde onderneming:
gedekte obligatie: een gedekte obligatie in de zin van de richtlijn gedekte obligaties die is uitgegeven
door een bank en die is zeker gesteld door dekkingsactiva waarop beleggers in gedekte
obligaties als schuldeisers met voorrang verhaal kunnen nemen;
gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische
eisen: gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende
aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen
in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening
en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn
(PbEU 2017, L 87);
gekwalificeerde belegger:
-
a. professionele belegger, tenzij deze heeft verzocht om als niet-professionele belegger
te worden behandeld overeenkomstig bijlage II, afdeling I, van de richtlijn markten
voor financiële instrumenten 2014 en artikel 45, derde lid, onderdeel b, van de gedelegeerde
verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake organisatorische eisen;
-
b. een persoon die op verzoek wordt behandeld als professionele belegger overeenkomstig
bijlage II, afdelingen I en II, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten
2014; of
-
c. een in aanmerking komende tegenpartij, tenzij deze heeft verzocht om als niet-professionele
belegger te worden behandeld overeenkomstig artikel 45, derde lid, aanhef en onderdeel
a, van de gedelegeerde verordening markten voor financiële instrumenten 2014 inzake
organisatorische eisen;
gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste
kapitaal van een onderneming of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van
ten minste tien procent van de stemrechten in een onderneming, of het rechtstreeks
of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap in een onderneming,
waarbij bij het bepalen van het aantal stemrechten dat iemand in een onderneming heeft,
tot diens stemrechten mede worden gerekend de stemmen waarover hij beschikt of geacht
wordt te beschikken op grond van artikel 5:45;
geldmiddelen: chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld;
geldwisseltransactie: transactie waarbij munten of bankbiljetten worden omgewisseld tegen andere munten
of bankbiljetten en waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;
gemeentelijke kredietbank: een aanbieder van krediet, opgericht door een of meer gemeenten;
gemengde financiële holding: gemengde financiële holding als bedoeld in artikel 2, punt 15, van de richtlijn financiële
conglomeraten;
gemengde holding: een moederonderneming die geen financiële holding, beleggingsholding, gemengde financiële
holding, bank of beleggingsonderneming is en die ten minste één bank of één beleggingsonderneming
als dochteronderneming heeft;
gemengde verzekeringsholding: een moederonderneming die geen gemengde financiële holding, herverzekeraar, levensverzekeraar,
schadeverzekeraar of verzekeringsholding is, en die een herverzekeraar, levensverzekeraar
of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming heeft;
geoorloofde debetstand: door een aanbieder van krediet aan een consument toegestaan debetsaldo van een rekening;
georganiseerde handelsfaciliteit: een multilateraal systeem, niet zijnde een gereglementeerde markt of multilaterale
handelsfaciliteit, waarin meerdere koopintenties en verkoopintenties van derden met
betrekking tot obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en
afgeleide financiële instrumenten op zodanige wijze op elkaar inwerken dat daaruit
een overeenkomst voortvloeit;
gereglementeerde entiteit: een gereglementeerde entiteit als bedoeld in artikel 2, punt 4, van de richtlijn
financiële conglomeraten;
gereglementeerde informatie: informatie die een uitgevende instelling of een persoon die zonder toestemming van
de uitgevende instelling de toelating van haar effecten tot de handel op een gereglementeerde
markt heeft aangevraagd, algemeen verkrijgbaar stelt op grond van artikel 17 van de
verordening marktmisbruik, artikel 5:25c tot en met 5:25e of 5:25h;
gereglementeerde markt: multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking
tot financiële instrumenten – binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire
regels van dit systeem – samenbrengt of het samenbrengen daarvan vergemakkelijkt op
zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit met betrekking tot financiële
instrumenten die volgens de regels en de systemen van die markt tot de handel zijn
toegelaten, en dat regelmatig en overeenkomstig de geldende regels inzake de vergunningverlening
en het doorlopende toezicht werkt;
gevolmachtigde agent: degene die optreedt als gevolmachtigde agent;
grensoverschrijdende fusie: een fusie tussen
groepstoezichthouder: een toezichthouder of toezichthoudende instantie die is aangewezen ingevolge de criteria,
bedoeld in artikel 247 van de richtlijn solvabiliteit II;
grondstoffenderivaat: een financieel instrument als bedoeld in:
-
a. onderdeel c van de definitie van effect met betrekking tot een grondstof of een onderliggende
waarde als bedoeld in onderdeel j van de definitie van financieel instrument;
-
b. de onderdelen e, f, g en j van de definitie van financieel instrument;
grote risico’s:
-
a. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Casco rollend spoorwegmaterieel, Luchtvaartuigcasco, Casco zee- en binnenschepen,
Vervoerde zaken, Aansprakelijkheid luchtvaartuigen en Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen;
-
b. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Krediet en Borgtocht, voorzover de verzekeringnemer handelt in de uitoefening
van een beroep of bedrijf en het risico daarop betrekking heeft; of
-
c. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde
branches Voertuigcasco, Brand en Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid
motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid en diverse
geldelijke verliezen, voor zover de verzekeringnemer voldoet aan ten minste twee van
de vereisten, bedoeld in artikel 13, punt 27, onder c, van de richtlijn solvabiliteit
II, waarbij deze vereisten, indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep
waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn jaarrekening wordt
opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde jaarrekening en indien
de verzekeringnemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, bovengenoemde vereisten
gelden voor de participanten in het samenwerkingsverband gezamenlijk;
handelen voor eigen rekening: met eigen kapitaal handelen in financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het
uitvoeren van transacties;
handelsplatform:
-
a. georganiseerde handelsfaciliteit;
-
b. gereglementeerde markt; of
-
c. multilaterale handelsfaciliteit;
handelsportefeuille: handelsportefeuille als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 86, van de verordening
kapitaalvereisten;
hefboomfinanciering: methode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel v, van de richtlijn beheerders
van alternatieve beleggingsinstellingen;
herverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van herverzekeringen voor eigen rekening
en het afwikkelen van die herverzekeringen;
herverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: herverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is die niet op grond van
artikel 2:26d, derde lid, of krachtens artikel 172 van de richtlijn solvabiliteit II is aangewezen als staat
waar toezicht op herverzekeraars wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen
biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
herverzekering: verzekering waarbij risico’s worden geaccepteerd:
-
a. door een verzekeraar en die worden overgedragen door een verzekeraar;
-
b. door een herverzekeraar en die worden overgedragen door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening
als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening,
of een daarmee overeenkomende instelling met zetel in een staat die geen lidstaat
is;
herverzekeringsbemiddelaar: degene die herverzekeringsbemiddelt;
herverzekeringsbemiddelen: alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij risico’s uit overeenkomsten
inzake een verzekering worden overgenomen of op het assisteren bij het beheer en de
uitvoering van een dergelijke overeenkomst;
hypothecair krediet:
-
a. overeenkomst inzake krediet met een consument, bij het aangaan waarvan een recht van
hypotheek wordt gevestigd of die wordt gewaarborgd door een andere vergelijkbare zekerheid
op voor bewoning bestemde onroerende zaken, strekkende tot verhaal bij voorrang van
de vordering tot voldoening van de door de consument verschuldigde betaling, dan wel
met betrekking waartoe reeds een zodanig recht is gevestigd of die gewaarborgd wordt
door een recht op voor bewoning bestemde onroerende zaken;
-
b. overeenkomst inzake krediet met een consument voor het verkrijgen of het behouden
van eigendomsrechten betreffende grond of een bestaand of gepland gebouw;
IAS-verordening: verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor
jaarrekeningen (PbEG L 243);
in aanmerking komende tegenpartij:
-
a. bank;
-
b. beheerder van een beleggingsinstelling of beheerder van een icbe;
-
c. beheerder van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of
vennootschap;
-
d. beleggingsinstelling of icbe;
-
e. beleggingsonderneming;
-
f. nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam die de overheidsschuld
beheert;
-
g. centrale bank;
-
h. financiële instelling;
-
i. internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare
internationale organisatie;
-
j. pensioenfonds of daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;
-
k. verzekeraar;
icbe: maatschappij voor collectieve belegging in effecten of fonds voor collectieve belegging
in effecten, in de vorm van:
-
a. een instelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn instellingen
voor collectieve belegging in effecten;
-
b. een feeder-icbe; of
-
c. een master-icbe die ten minste twee feeder-icbe’s als deelnemer heeft en waarvan de
rechten van deelneming verhandelbaar zijn en op verzoek van de deelnemers ten laste
van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;
institutionele belegger:
intragroepsovereenkomsten en -posities: elke overeenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verhoudingen tussen een
financiële onderneming in een richtlijngroep en hetzij een ander richtlijngroepslid
hetzij een met een richtlijngroepslid in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur
verbonden persoon;
krediet:
-
a. het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de
consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten;
-
b. het aan een consument verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een
roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, dan wel het aan een consument
of een derde ter beschikking stellen van een geldsom ter zake van het aan die consument
verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel
instrument of beleggingsobject, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer
betalingen te verrichten, met uitzondering van doorlopende dienstverlening en doorlopende
levering van dezelfde soort roerende zaken, financieel instrumenten of beleggingsobjecten,
waarbij de consument gehouden is in termijnen te betalen zolang de doorlopende dienstverlening
of doorlopende levering plaatsvindt;
kredietunie: coöperatie waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot
het lidmaatschap van de coöperatie, die haar bedrijf maakt van:
-
a. het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden; en
-
b. het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve
van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van die leden;
landbouwgrondstoffenderivaat: een grondstoffenderivaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 59, van
de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014;
levensverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen
rekening en het afwikkelen van die levensverzekeringen;
levensverzekering: een levensverzekering als bedoeld in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de prestatie van de levensverzekeraar uitsluitend in geld
geschiedt, of een natura-uitvaartverzekering als bedoeld in dit artikel;
lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat
van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte;
lidstaat van herkomst van de beheerder van een beleggingsinstelling: lidstaat waar de beheerder zijn zetel heeft of de in overeenstemming met hoofdstuk
VII van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen vastgestelde
referentielidstaat van de beheerder;
lidstaat van herkomst van de beleggingsinstelling:
-
a. lidstaat waar de beleggingsinstelling een vergunning heeft of geregistreerd is of,
indien van toepassing, de lidstaat waar de beleggingsinstelling voor de eerste keer
een vergunning heeft gekregen of geregistreerd is; of
-
b. lidstaat waar de beleggingsinstelling zijn zetel heeft, indien de beleggingsinstelling
niet onder onderdeel a valt;
limietorder: een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere
koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen;
maatschappij voor collectieve belegging in effecten: rechtspersoon voor collectieve belegging in effecten die gelden of andere goederen
ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst
van de beleggingen te doen delen;
marketmaker: persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor
eigen rekening te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde
prijzen te kopen en te verkopen;
marktexploitant: persoon die een gereglementeerde markt beheert of exploiteert;
master-beleggingsinstelling: een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel y, van de
richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
master-icbe: een icbe die:
-
a. ten minste een feeder-icbe onder haar deelnemers heeft;
-
b. zelf geen feeder-icbe is; en
-
c. niet belegt in rechten van deelneming in een feeder-icbe;
moedermaatschappij: een rechtspersoon die een of meer dochtermaatschappijen heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
moederonderneming:
-
a. moederonderneming als bedoeld in artikel 22, eerste tot en met vijfde lid, van de
richtlijn jaarrekening; of
-
b. een onderneming die, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, feitelijk een overheersende
invloed op een andere onderneming uitoefent;
multilateraal systeem: een systeem of faciliteit waarin meerdere koopintenties en verkoopintenties van derden
met betrekking tot financiële instrumenten op elkaar kunnen inwerken;
multilaterale handelsfaciliteit: een multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking
tot financiële instrumenten, binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire
regels, samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig
de geldende regels inzake de vergunningverlening en het doorlopende toezicht;
natura-uitvaartverzekeraar: degene die, geen levensverzekeraar zijnde, zijn bedrijf maakt van het sluiten van
natura-uitvaartverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die natura-uitvaartverzekeringen;
natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een staat buiten Nederland die niet op
grond van artikel 2:50, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op natura-uitvaartverzekeraars wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
natura-uitvaartverzekering: een verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke
persoon waarbij de verzekeraar zich verbindt tot het leveren van een prestatie die
niet tevens inhoudt het doen van een geldelijke uitkering;
Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
Nederlandse bank: bank met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning
heeft;
Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling: beheerder van een beleggingsinstelling, welke beheerder:
-
a. zetel in Nederland heeft;
-
b. een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:65 en zetel heeft in een staat, niet zijnde een lidstaat, die niet door onze Minister
op grond van artikel 2:66 is aangewezen; of
-
c. Nederland in overeenstemming met artikel 2:69a heeft aangewezen als de referentielidstaat;
Nederlandse beleggingsinstelling: beleggingsinstelling met zetel in Nederland;
Nederlandse EU-moederbank: Nederlandse moederbank die zelf geen dochteronderneming is van een bank of van een
financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse EU-moederbeleggingsholding: een beleggingsholding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een beleggingsondernemingsgroep
en die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming waaraan een vergunning
is verleend uit hoofde van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014
of beleggingsholding in een lidstaat;
Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming: Nederlandse moederbeleggingsonderneming die zelf geen dochteronderneming is van een
beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend uit hoofde van de richtlijn
markten voor financiële instrumenten 2014 of van een beleggingsholding of gemengde
financiële holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse financiële EU-moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die geen dochteronderneming is van een
Nederlandse of Europese bank of van een financiële holding of gemengde financiële
holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse financiële moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van
een Nederlandse bank of van een financiële holding of gemengde financiële holding
met zetel in Nederland;
Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding: Nederlandse gemengde financiële holding die geen dochteronderneming is van een bank
waaraan een vergunning is verleend in een lidstaat of van een financiële holding of
gemengde financiële holding met zetel in een lidstaat;
Nederlandse gemengde financiële moederholding: gemengde financiële holding met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming
is van een Nederlandse bank of van een financiële holding of gemengde financiële holding
met zetel in Nederland;
Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die
voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft als bedoeld in artikel 14
van de richtlijn solvabiliteit II;
Nederlandse moederbank: bank met zetel in Nederland die een bank, financiële instelling of een onderneming
die nevendiensten verricht als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft
in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van
een andere Nederlandse bank, financiële holding of gemengde financiële holding met
zetel in Nederland;
Nederlandse moederbeleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in
artikel 2:96 is verleend, die deel uitmaakt van een beleggingsondernemingsgroep en
die een beleggingsonderneming of financiële instelling als dochteronderneming heeft
of die een deelneming heeft daarin en die zelf geen dochteronderneming is van een
andere beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld
in artikel 2:96 is verleend of van een beleggingsholding of gemengde financiële holding
met zetel in Nederland;
nevendienst:
-
a. bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip
van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- of zekerhedenbeheer
en met uitsluiting van het aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen
als bedoeld in afdeling A, onder 2, van de bijlage bij de verordening centrale effectenbewaarinstellingen;
-
b. het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen
een transactie in financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming
die het krediet of de lening verstrekt, als partij optreedt;
-
c. advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee
samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied
van fusies en overnames van ondernemingen;
-
d. valutawisseldiensten voorzover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten;
-
e. onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene
aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten;
-
f. dienst in verband met het overnemen van financiële instrumenten;
-
g. beleggingsdienst of -activiteit alsmede nevendienst die verband houden met de onderliggende
waarde van de financiële instrumenten, als bedoeld in de definitie van financieel
instrument onder e, f, g of i voor zover deze in verband staan met het verlenen van
beleggings- of nevendiensten;
niet-Europese bank: bank met zetel in een staat die geen lidstaat is die aldaar voor de uitoefening van
haar bedrijf een vergunning heeft;
niet-Europese beleggingsinstelling: beleggingsinstelling, niet zijnde een Europese beleggingsinstelling;
niet-Europese beleggingsonderneming: beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend in een staat die geen lidstaat
is;
niet-Europese herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die
geen lidstaat is die aldaar een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf;
niet-professionele belegger: een cliënt die niet een professionele belegger is;
onderbemiddelaar: een bemiddelaar die bemiddelt voor een andere bemiddelaar;
ondergevolmachtigde agent: degene die optreedt als ondergevolmachtigde agent;
onderneming die nevenactiviteiten verricht: een onderneming die activiteiten verricht die ten opzichte van de hoofdactiviteiten
van een beleggingsonderneming of bank het karakter van ondersteunende activiteit hebben;
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
openbaar bod: een door middel van een openbare mededeling gedaan aanbod als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op effecten, dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod op effecten, waarbij
de bieder het oogmerk heeft deze effecten te verwerven;
optreden als gevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als gevolmachtigde van een verzekeraar
voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;
optreden als ondergevolmachtigde agent: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf op grond van een ondervolmacht afgegeven
door een gevolmachtigde agent of door een ondergevolmachtigde agent als gevolmachtigde
van een verzekeraar voor diens rekening sluiten van een verzekering met een cliënt;
opvorderbare gelden: deposito’s of andere terugbetaalbare gelden als bedoeld in de definitie van kredietinstelling
in artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van de verordening kapitaalvereisten;
overwegende zeggenschap: het kunnen uitoefenen van ten minste 30 procent van de stemrechten in een algemene
vergadering van een naamloze vennootschap;
personen met wie in onderling overleg wordt gehandeld: natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen met wie, onderscheidenlijk
waarmee wordt samengewerkt op grond van een overeenkomst met als doel het verwerven
van overwegende zeggenschap in een naamloze vennootschap of, indien de samenwerking
geschiedt met de doelvennootschap, het dwarsbomen van het welslagen van een aangekondigd
openbaar bod op die vennootschap; de volgende categorieën natuurlijke personen, rechtspersonen
of vennootschappen worden in elk geval geacht in onderling overleg te handelen:
-
1°. rechtspersonen of vennootschappen die met elkaar deel uitmaken van een groep als bedoeld
in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
2°. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen en de door hen gecontroleerde
ondernemingen;
persoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon;
pensioenbewaarder: rechtspersoon die belast is met de bewaring van het vermogen van een premiepensioeninstelling
of een pensioenfonds voor zover dat voortvloeit uit de uitvoering van pensioenregelingen;
pensioendeelnemer: natuurlijke persoon die op grond van zijn beroepswerkzaamheden gerechtigd zal zijn
pensioenuitkeringen te ontvangen overeenkomstig de bepalingen van een pensioenregeling;
pensioenfonds:
pensioengerechtigde: natuurlijke persoon die pensioenuitkeringen ontvangt;
pensioenregeling: overeenkomst, trustakte of voorschriften waarin bepaald is welke pensioenuitkeringen
worden toegezegd en onder welke voorwaarden;
pensioenuitkering: uitkering die wordt uitbetaald bij het bereiken of naar verwachting bereiken van
de pensioendatum, of, wanneer deze een aanvulling op die uitkering vormen en op bijkomende
wijze worden verstrekt, in de vorm van betalingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid
of beëindiging van de werkzaamheid, dan wel in de vorm van ondersteunende betalingen
of diensten in geval van ziekte, behoeftigheid of overlijden;
pensioenvermogen: het vermogen inzake een pensioenregeling;
plaatselijke onderneming: degene die uitsluitend voor eigen rekening of voor rekening van beleggingsondernemingen
die tot die markten zijn toegelaten, of deze beleggingsondernemingen een prijs geeft
voorzover de uitvoering en afwikkeling van de transacties geschieden onder de verantwoordelijkheid
van en worden gegarandeerd door een clearinginstelling met zetel in Nederland, handelt
op de markten voor:
-
a. opties ter verwerving of vervreemding van financiële instrumenten;
-
b. rechten op overdracht op termijn van goederen of gelijkwaardige instrumenten die gericht
zijn op verrekening in geld;
-
c. andere afgeleide financiële instrumenten; of
-
d. financiële instrumenten waarop de afgeleide financiële instrumenten, bedoeld in de
onderdelen a tot en met c, betrekking hebben, uitsluitend om posities op markten voor
die afgeleide financiële instrumenten af te dekken;
pre-marketing: het verstrekken van informatie of het doen van een mededeling aan potentiële professionele
beleggers in een lidstaat over beleggingsstrategieën of beleggingsideeën door, of
in naam van, een beheerder van een beleggingsinstelling met de bedoeling na te gaan
of deze professionele beleggers belangstelling hebben voor rechten van deelneming
in een beleggingsinstelling die nog niet is opgericht, of een beleggingsinstelling
die wel is opgericht maar waarvoor nog geen vergunning als bedoeld in artikel 2:65 is aangevraagd of de beheerder nog niet het voornemen aan de Autoriteit Financiële
Markten heeft medegedeeld om rechten van deelneming in een Europese beleggingsinstelling
aan te bieden als bedoeld in artikel 2:121c, eerste lid, en waarbij het verstrekken van de informatie of het doen van de mededeling in geen
geval neerkomt op het aanbieden van rechten van deelneming aan professionele beleggers;
premie: de in geld uitgedrukte prestatie door de verzekeringnemer te leveren uit hoofde van
een verzekering, daaronder niet begrepen de assurantiebelasting;
premiepensioeninstelling: onderneming die is opgericht met als doel om premieregelingen en andere regelingen
waarbij de premiepensioeninstelling geen verzekeringstechnisch risico draagt uit te
voeren welke op grond van de toepasselijke wetgeving zijn aangemerkt als arbeidsgerelateerde
pensioenregelingen;
premiepensioenvordering: vordering van een pensioendeelnemer of pensioengerechtigde op een premiepensioeninstelling
vanwege een toegezegde pensioenuitkering;
premieregeling: pensioenregeling inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum
wordt omgezet in een pensioenuitkering en waarbij de betaalde premie wordt belegd
tot aan de datum van omzetting in een pensioenuitkering;
professionele belegger:
-
a. bank;
-
b. beheerder van een beleggingsinstelling;
-
c. beheerder van een icbe;
-
d. beheerder van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of
vennootschap;
-
e. beleggingsinstelling;
-
f. beleggingsonderneming;
-
g. nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam dat de overheidsschuld
beheert;
-
h. centrale bank;
-
i. financiële instelling;
-
j. internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare
internationale organisatie;
-
k. icbe;
-
l. marketmaker;
-
m. onderneming wiens belangrijkste activiteit bestaat uit het beleggen in financiële
instrumenten, het verrichten van securitisaties of andere financiële transacties;
-
n. pensioenfonds of daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;
-
o. persoon of vennootschap die voor eigen rekening handelt in grondstoffen en grondstoffenderivaten;
-
p. plaatselijke onderneming;
-
q. rechtspersoon of vennootschap die aan twee van de volgende omvangvereisten voldoet:
-
1°. een balanstotaal van ten minste € 20 000 000;
-
2°. een netto-omzet van ten minste € 40 000 000;
-
3°. een eigen vermogen van ten minste € 2 000 000;
-
r. verzekeraar;
professionele marktpartij:
-
a. gekwalificeerde belegger;
-
b. dochteronderneming van een gekwalificeerde belegger die wordt betrokken in het toezicht
op geconsolideerde basis op de gekwalificeerde belegger; of
-
c. andere bij algemene maatregel van bestuur als professionele marktpartij aangewezen
persoon of vennootschap;
programma van gedekte obligaties: de structurele kenmerken van een uitgifte van gedekte obligaties die worden bepaald
door wettelijke voorschriften en contractuele voorwaarden, in overeenstemming met
artikel 3:33a;
prospectusverordening: verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni
2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan
het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden
toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168);
provisie: beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het bemiddelen of adviseren
ter zake van een financieel product of het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst;
raamovereenkomst voor betaaldiensten: overeenkomst die de uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties
en die de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan
omvatten;
rechtsbijstandverzekeraar: een schadeverzekeraar die de branche Rechtsbijstand uitoefent;
reclame-uiting: iedere vorm van informatieverstrekking die dient ter aanprijzing van of een wervend
karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel
product;
registerhouder:
rekeninginformatiedienst: een online dienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of
meer betaalrekeningen die de betaaldienstgebruiker bij een andere betaaldienstverlener
of bij meer dan één betaaldienstverlener aanhoudt;
rekeninginformatiedienstverlener: een betaaldienstverlener die de in bijlage I, onder punt 8, van de richtlijn betaaldiensten
bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;
relevante toezichthoudende instanties: relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 2, punt 17, van de richtlijn
financiële conglomeraten;
richtlijn aandeelhoudersrechten:
richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening
van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU 2007,
L 184);
richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen:
richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174);
richtlijn betaaldiensten:
richtlijn 2015/2366 EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten
in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337);
richtlijn betaalrekeningen: richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende
de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen,
het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen
met basisfuncties (PbEU 2014, L 257);
richtlijn depositogarantiestelsels: richtlijn nr. 2014/49/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014
inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PbEU 2014, L 173);
richtlijn financiële conglomeraten:
richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende
toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen
in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2002, L 35);
richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten: richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten (PbEU 2002, L 168);
richtlijn gedekte obligaties:
Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november betreffende de uitgifte van
gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging
van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PbEU 2019, L 328);
richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen: richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende
de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen
en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173);
richtlijn hypothecair krediet:
richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten
voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en
tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014. L 60/34);
richtlijn instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening:
richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden
van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU
2016, L 354);
richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten:
richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen
voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PbEU 2009, L 302);
richtlijn jaarrekening:
richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse
financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen
van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182);
richtlijn kapitaalvereisten:
richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot
het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen,
tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);
richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014: richtlijn nr. 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende
markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/92/EG en richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PbEU 2014, L 173);
richtlijn melding zeggenschap: Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende
de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie
die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PbEG 2001, L 184);
richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen:
richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële
toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314);
richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009
betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf
(Solvabiliteit II) (herschikking) (PbEU 2009, L 335);
richtlijn transparantie: richtlijn nr. 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie
over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde
markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 390);
richtlijn verzekeringsdistributie:
richtlijn nr. 2016/97/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie
(herschikking) (PbEU 2016, L 26);
richtlijndeelneming:
-
a. een deelneming als bedoeld in artikel 24c, eerste lid, eerste volzin, of tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek;
-
b. een rechtstreeks of middellijk belang van twintig procent of meer in het geplaatst
kapitaal van een onderneming, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen
van twintig procent of meer van de stemrechten in een onderneming; of
-
c. indien het een verzekeringsrichtlijngroep betreft: een deelneming als bedoeld in onderdeel
b of een rechtstreeks of middellijk belang in het geplaatst kapitaal van een onderneming
dan wel het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van de stemrechten in een
onderneming waarop naar het oordeel van de Nederlandsche Bank feitelijk een significante
invloed wordt uitgeoefend;
richtlijngroep:
-
a. het geheel van een moederonderneming, haar dochterondernemingen, andere ondernemingen
waarin de moederonderneming of een of meer van haar dochterondernemingen een deelneming
heeft; of
-
b. ondernemingen die zijn verbonden door een centrale leiding die bestaat krachtens een
met deze ondernemingen gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van een
of meer van deze ondernemingen, dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende,
of toezichthoudende organen van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de
opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde
personen;
richtlijngroepslid: een onderneming die behoort tot een richtlijngroep;
risicoconcentratie: alle door de richtlijngroepsleden in een financieel conglomeraat ingenomen potentieel
verliesgevende posities die groot genoeg zijn om de solvabiliteit of de financiële
positie in het algemeen van de gereglementeerde entiteiten in het conglomeraat in
gevaar te brengen;
salderen: vaststellen van geldelijke vorderingen of verplichtingen van betaaldienstverleners
uit hoofde van betaalopdrachten van betaaldienstgebruikers;
saneringsmaatregel:
-
a. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden
als bedoeld in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen;
-
b. de toepassing van een afwikkelingsinstrument of de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden,
bedoeld in hoofdstuk 3A.2, of een daarmee vergelijkbare maatregel die is genomen in een andere lidstaat;
-
c. een maatregel, anders dan bedoeld in de onderdelen a en b, genomen in een andere lidstaat,
die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde instanties behelst en bestemd is om
de financiële positie van een bank of een verzekeraar in stand te houden of te herstellen,
en van dien aard is dat de maatregel bestaande rechten van derden aantast;
schadeverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van schadeverzekeringen voor eigen
rekening en het afwikkelen van die schadeverzekeringen;
schadeverzekering:
met dien verstande dat voor de toepassing van deze wet een verzekering slechts als
schadeverzekering wordt aangemerkt indien sprake is van een uitkeringsplicht ten gevolge
van een onzeker voorval of een onzekere omstandigheid waardoor de verzekerde in zijn
belangen wordt getroffen;
securitisatieverordening: Verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december
2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling
van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie,
en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347);
SEPA-verordening: Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart
2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen
en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012, L94);
staat waar het risico is gelegen:
-
a. de staat waar de zaken waarop een schadeverzekering betrekking heeft zich bevinden,
indien de schadeverzekering betrekking heeft op een onroerende zaak, dan wel op een
onroerende zaak en op de inhoud daarvan, voorzover deze door dezelfde schadeverzekering
wordt gedekt;
-
b. de staat van registratie, van voertuigen of vaartuigen van om het even welke aard
waarop een schadeverzekering betrekking heeft;
-
c. de staat waar een verzekeringnemer een verzekering heeft gesloten, indien het een
schadeverzekering betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking
heeft op tijdens een reis of vakantie gelopen risico’s, ongeacht de branche;
-
d. in alle andere gevallen van schadeverzekering, de staat waar de verzekeringnemer zijn
gewone verblijfplaats heeft, of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is,
de staat waar zich elke duurzame, vaste inrichting van deze rechtspersoon bevindt
waarop de verzekering betrekking heeft;
subfonds: administratief afgescheiden gedeelte van het vermogen van een beleggingsinstelling
of icbe waarvoor een separaat beleggingsbeleid wordt gevoerd en waarin specifiek voor
dat gedeelte ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen
zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen
te doen delen onder specifiek voor dat gedeelte geldende voorwaarden;
techniek van hoogfrequente algoritmische handel: een algoritmische handelstechniek die wordt gekenmerkt door:
-
a. een infrastructuur die is bedoeld om netwerklatenties en andere latenties te minimaliseren,
daaronder begrepen ten minste een van de volgende faciliteiten voor het invoeren van
algoritmische orders: co-locatie, proximity hosting of directe elektronische toegang
met hoge snelheid;
-
b. het initiëren, genereren, geleiden of uitvoeren van orders door het systeem, zonder
menselijk ingrijpen, voor afzonderlijke handelstransacties of orders; en
-
c. een groot aantal orders, noteringen of annuleringen binnen de handelsdag;
techniek voor communicatie op afstand: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van een financiële onderneming
en een consument of cliënt, kan worden gebruikt voor het verlenen van financiële diensten;
toezichthoudende instantie: een buitenlandse overheidsinstantie of een buitenlandse van overheidswege aangewezen
instantie, die is belast met het toezicht op financiële markten of op personen die
op die markten werkzaam zijn;
toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, ieder voor zover belast
met de uitoefening van taken ingevolge deze wet;
uitbesteden: het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het
ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:
-
a. die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen
van financiële diensten; of
-
b. die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan;
uitgevende instelling: een ieder die effecten heeft uitgegeven of voornemens is effecten uit te geven;
uitvoering van orders voor rekening van cliënten: in de uitoefening van beroep of bedrijf optreden om overeenkomsten te sluiten tot
verkoop of aankoop van een of meer financiële instrumenten voor rekening van cliënten
met inbegrip van het sluiten van overeenkomsten tot verkoop van door een bank of beleggingsonderneming
uitgegeven financiële instrumenten op het tijdstip van de uitgifte ervan;
uitvoeringskosten: uitgaven die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van een order met betrekking
tot een financieel instrument en die ten laste komen van de cliënt;
uitvoeringsverordening instellingen voor collectieve belegging in effecten: verordening (EU) nr. 584/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering
van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
wat betreft de vorm en inhoud van de gestandaardiseerde kennisgeving en icbe-verklaring,
het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten voor kennisgevingsdoeleinden,
alsook procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse en de uitwisseling
van informatie tussen bevoegde autoriteiten (PbEU L 176);
vangnetregeling: het beleggerscompensatiestelsel of het depositogarantiestelsel;
verbonden agent: persoon die, onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts
één beleggingsonderneming voor wier rekening hij optreedt de beleggingsdiensten als
bedoeld in onderdeel a, d, e of f van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst
verleent en deze diensten of nevendiensten bij cliënten aanbeveelt;
verbonden onderneming: een dochteronderneming, een andere onderneming waarin een richtlijndeelneming bestaat
of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een door die andere
onderneming uitgeoefende centrale leiding krachtens een door deze ondernemingen gesloten
overeenkomst of een bepaling in de statuten van een of meer van deze ondernemingen,
dan wel door het feit dat de bestuurs-, leidinggevende, of toezichthoudende organen
van deze ondernemingen gedurende het boekjaar en tot de opstelling van de geconsolideerde
jaarrekening in meerderheid bestaan uit dezelfde personen;
verlenen van een beleggingsdienst:
-
a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf ontvangen en doorgeven van orders van
cliënten met betrekking tot financiële instrumenten;
-
b. in de uitoefening van beroep of bedrijf voor rekening van die cliënten uitvoeren van
orders met betrekking tot financiële instrumenten;
-
c. beheren van een individueel vermogen;
-
d. in de uitoefening van beroep of bedrijf adviseren over financiële instrumenten;
-
e. in de uitoefening van beroep of bedrijf overnemen of plaatsen van financiële instrumenten
bij aanbieding ervan als bedoeld in de prospectusverordening met plaatsingsgarantie;
-
f. in de uitoefening van beroep of bedrijf plaatsen van financiële instrumenten bij aanbieding
ervan als bedoeld in de prospectusverordening zonder plaatsingsgarantie;
vermogensbeheerder: degene die een individueel vermogen beheert;
verordening 1227/2011: verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober
2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie
(PbEU 2011, L 326), alsmede de door de Europese Commissie vastgestelde gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen op grond van verordening 1227/2011;
verordening (EU) nr. 1093/2010: verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november
2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit),
tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG
van de Commissie (PbEU 2010, L 331);
verordening (EU) nr. 1095/2010: verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit
(Europese Autoriteit voor effecten en markten) tot wijziging van Besluit nr. 7176/2009/EG
en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (Pb EU 2010, L 331);
verordening bankentoezicht: verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese
Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het
prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
verordening centrale effectenbewaarinstellingen: verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014
betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende
centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU
en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PbEU 2014, L 257);
verordening essentiële-informatiedocumenten: verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november
2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten
en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s) (PbEU 2014, L 352);
verordening financiële benchmarks: verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016
betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten
en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en
tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171);
verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014
tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling
van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk
afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging
van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014,
L 225);
verordening grensoverschrijdende betalingen: verordening (EG) Nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september
2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PbEU L 266);
verordening grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s:
verordening (EU) 2019/1156 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het faciliteren
van de grensoverschrijdende distributie van instellingen voor collectieve belegging
en houdende wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 345/2013, (EU) nr. 346/2013 en (EU) nr. 1286/2014 (PbEU 2019, L 188);
verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen:
Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader
voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van
de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);
verordening kapitaalvereisten: verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening
(EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
verordening markten voor financiële instrumenten: verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014
betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU)
nr. 648/2012 (PbEU 2014, L 173);
verordening marktmisbruik: verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april
2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L 173/1);
verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen:
verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële
vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010,
(EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PbEU 2019, L 314);
verordening ratingbureaus: verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september
2009 inzake ratingbureaus (PbEU L 302);
verrichten van diensten:
-
a. voor zover het entiteiten voor risico-acceptatie betreft: het door een entiteit voor
risico-acceptatie accepteren van een risico dat is gelegen in een andere staat dan
de vestiging van waaruit het risico wordt geaccepteerd;
-
b. voor zover het verzekeraars betreft:
-
1°. het door een herverzekeraar sluiten van een herverzekering betreffende een risico
dat is gelegen in een andere staat dan die waar de vestiging van waaruit de verzekering
wordt gesloten;
-
2°. het door een levensverzekeraar sluiten van een levensverzekering vanuit een vestiging,
gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats
heeft, of waar zich, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de vestiging
van deze rechtspersoon bevindt waarop de verzekering betrekking heeft;
-
3°. het door een natura-uitvaartverzekeraar sluiten van een natura-uitvaartverzekering
vanuit een vestiging, gelegen in een andere staat dan die waar de verzekeringnemer
zijn gewone verblijfplaats heeft;
-
4°. het door een schadeverzekeraar sluiten van een schadeverzekering betreffende een risico
dat is gelegen in een andere staat dan de vestiging van waaruit de verzekering wordt
gesloten;
verrichten van een beleggingsactiviteit:
-
a. in de uitoefening van beroep of bedrijf handelen voor eigen rekening;
-
b. in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit;
-
c. in de uitoefening van een beroep of bedrijf exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit;
vertegenwoordiger van een verzekeraar: degene die door een levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar
is aangesteld om hem te vertegenwoordigen in een andere staat dan de staat van de
zetel van die verzekeraar bij de uitoefening van de bevoegdheden van die verzekeraar
en bij de naleving van de voorschriften die in eerstbedoelde staat voor die verzekeraar
gelden;
verzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar;
verzekeraar met beperkte risico-omvang: een verzekeraar die ingevolge artikel 4, 7 of 10 van de richtlijn solvabiliteit II
is uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn en geen gebruik heeft gemaakt
van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van die richtlijn om een vergunning
aan te vragen of te behouden;
verzekering:
verzekering met een beleggingscomponent: een levensverzekering, met uitzondering van een levensverzekering die uitsluitend
uitkeert bij overlijden, een verzekering die fiscaal gefaciliteerd is om te voorzien
in een pensioeninkomen of een natura-uitvaartverzekering, waarbij de afkoopwaarde
of de uitkering van de verzekering afhankelijk is van ontwikkelingen op de financiële
markten of andere markten;
verzekeringsholding: een moederonderneming die geen gemengde financiële holding is, een herverzekeraar,
levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een lidstaat als dochteronderneming
heeft en die uitsluitend of hoofdzakelijk richtlijndeelnemingen houdt in dochterondernemingen
die herverzekeraars, levensverzekeraars of schadeverzekeraars zijn;
verzekeringsrichtlijngroep: een richtlijngroep als bedoeld in artikel 213, tweede lid, onderdelen a tot en met
d, van de richtlijn solvabiliteit II;
vestiging: bijkantoor of zetel;
vordering uit hoofde van verzekering:
-
a. een rechtstreekse vordering op de verzekeraar van een verzekerde, verzekeringnemer,
begunstigde of benadeelde, met inbegrip van een vordering ter zake van voor deze personen
gereserveerde bedragen, zo lang nog niet alle elementen van de vordering bekend zijn;
-
b. een vordering tot teruggave van premies die een verzekeraar heeft ontvangen in de
niet beantwoorde verwachting dat een overeenkomst van verzekering zou worden afgesloten
dan wel heeft ontvangen op grond van een verzekering die is ontbonden of vernietigd;
of
-
c. een vordering uit hoofde van een overeenkomst tot kapitalisatieverrichtingen of tot
beheer over collectieve pensioenfondsen als bedoeld onder punten 6 en 7 van de opsomming
betreffende het bedrijf van levensverzekeraar in de Bijlage branches bij deze wet, met inbegrip van een vordering tot teruggave van betalingen voor verrichtingen die
een verzekeraar heeft ontvangen in de niet beantwoorde verwachting dat een overeenkomst
tot kapitalisatieverrichtingen of tot beheer over collectieve pensioenfondsen zou
worden gesloten dan wel heeft ontvangen op grond van een overeenkomst tot kapitalisatieverrichtingen
of beheer die is ontbonden of vernietigd;
wisselinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het verrichten van wisseltransacties;
wisselinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat: een wisselinstelling met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van
artikel 2:54l, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op wisselinstellingen wordt uitgeoefend dat
in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen;
wisseltransactie:
-
a. een geldwisseltransactie;
-
b. het uitbetalen van munten of bankbiljetten op vertoon van een creditcard of tegen
inlevering van een document als bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, onderdeel g;
-
c. een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere aanverwante activiteit;
zetel: de plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd
of, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar die onderneming haar hoofdvestiging
heeft.