Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Buitenlandse [...] 1945 (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 12-10-2006 t/m heden

Vaststellingsbesluit selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen vanaf 1945 (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 26 juli 2006 nr. arc-2006.02898/4);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 22 augustus 2006

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
namens deze:

de Algemene Rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Justitie,
namens deze:

de Project directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument buitenlandse economische betrekkingen

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Minister van Algemene Zaken en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Buitenlandse Zaken en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Defensie en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Financiën en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Justitie en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Verkeer en Waterstaat en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Economische Zaken en de onder zijn zorg ressorterende actoren;

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de onder zijn zorg ressorterende actoren.

Versie augustus 2006

Gebruikte afkortingen

NB Waar de afkortingen directoraten of diensten betreffen van andere ministeries dan Economische Zaken, wordt ook het ministerie vermeld

ACC: Comité van bestuurlijke coördinatie van de VN

ACS-landen: Landen, aangesloten hij de door de EEG gesloten akkoorden van Yaoundé en verdragen van Lome

AG: Australië Groep

AMVB: Algemene Maatregel van Bestuur

AV: Algemene Vergadering van de VN

BEB: [Directoraat] Buitenlandse Economische Betrekkingen

Benelux: Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Douaneovereenkomst.

BLEU: Belgisch-Luxemburgse Economische Unie

BZ: Buitenlandse Zaken, ministerie

BiZa: Binnenlandse Zaken, ministerie

BSD: Basisselectiedocument

CBI: Centrum tot bevordering van de import uit ontwikkelingslanden

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

CCEIA: Coördinatiecommissie inzake de Europese Integratie en Associatievraagstukken

CEES: Comité voor Europese Economische Samenwerking

CED: Commissie van Economische Deskundigen van de SER

CEIA: Coördinatiecommissie inzake de Europese Integratie en Associatievraagstukken

CIME: Comite inzake internationale investeringen en internationale ondernemingen (OESO)

CIRR: Commercial Interest Reference Rate (maandelijkse OESO-publicatie)

CO: Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland

COCOM: Coordinating Committee for Multilateral Export Control

COREPER: Comité des représentantans permanents

Coco: Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen

CocoHan: Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau

CoCor: Commission de Coördination met de Hoge Autoriteit van de EGKS

COCOS: Coördinatiecommissie voor Ontwikkelingssamenwerking

COCOVNGO: Coördinatiecommissie Verenigde Naties en Geassocieerde Organisaties.

COP: Contactgroep Opvoering Productiviteit

CPB: Centraal Planbureau

CSA: Comité Spécial Agriculture

CSCM: Committee on Subsidies and Coutervailing Measures van de WTO

CW: Chemische wapens (Verdrag Chemische Wapens, Uitvoerwet Chemische Wapens)

DAC: Development Assistance Committee (OESO)

DESO: Directie Economische Samenwerking met Ontwikkelingslanden (min EZ)

DGEM: Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directoraat-generaal van het Economische en Militaire Hulpprogram

DSB: Dispute settlement board: geschillenregeling van de GATT

EBU: Europese Betalingsunie

EC: Europese Commissie

ECA: Economic Cooperation Administration van het Europees Herstelprogram (Marshallplan)

ECA: Economic Commission for Africa (VN)

ECAFE: Economic Commission for Asia and the Far East

ECD: Economische Controledienst

ECE: Economic Commission for Europe van de Verenigde Naties

ECLA: Economic Commission for Latin America van de VN

ECO: European Coal Organization

ECOSOC: Economic and Social Council van de Verenigde Naties

EDG: Europese Defensiegemeenschap

EECE: Emergency Economic Comittee for Europe

EEG: Europese Economische Gemeenschap

EFTA: Europese vrijhandelsassociatie

EG: Europese Gemeenschap(pen)

EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

EHP: Europees Herstelprogram (Marshallplan)

EKV: Exportkredietverzekering

EMHP: Economisch Militair Hulpprogramma (vervolg op het Marshallplan)

EMO: Europese Monetaire Overeenkomst

ERP: European Recovery Program (Marshallplan)

ERR: Exportrisicoregeling

ESC: Economisch en Sociaal Comité

ESCAP: Economic and Scoial Commission for Asia and the Pacific

EU: Europese Unie

EURATOM: Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

EVA: Europese vrijhandelsassociatie

EVD: Economische Voorlichtingsdienst, later: Exportvoorlichtingsdienst

EZ: Economische Zaken (Ministerie)

FOA: Foreign Assistance Act.

FAO: Food and Agricultural Organization van de VN

FIOD: Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst

FVS: [Vergunning] Financieel Verkeer Strategische Goederen

GATT: General Agreemand on Tarif and Trade

GBZ: Gedane buitenlandse zaken, een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein buitenland […] en het ministerie van Buitenlandse Zaken door PIVOT

GFF: Generaal fonds van grondstoffen

GOM: Garantiefaciliteit Opkomende Markten

HA: Hoge Autoriteit (van de EGKS)

IAB: Interambtelijke Begeleidingsgroep (inzake wapenexport)

IBTA: Investeringsbevordering en Technical Assistance

IBCD: Wereldbank (International Bank for Reconstrunction and Development)

ICA: Interdepartementale (Coördinatie-)commissie voor Associatie-aangelegenheden

ICB: Informatiecentrum Bedrijfsleven plan Marshall

ICER: Interdepartementale commissie Europees Recht

ICER-V: ICER, afdeling voorbereiding

ICER-U: ICER, afdeling uitvoering

ICSID: Internationaal Centrum voor de regeling van investeringsgeschillen

IDA: Internationale Ontwikkelingsassociatie (van de Wereldbank)

IDC: Interdepartementale commissie voor het Economisch Herstelplan

Interbank: Wereldbank

IOEA: Interdepartementaal overleg Europese Aanbestedingen

IFC: Internationale Financieringsmaatschappij

IFOM: Investeringsfaciliteit Opkomende Markten

IGO, Igo: Intergouvernementele organisatie

IRHP: Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek

ISO: Interdepartementaal Steunoverleg

ITC: International Trade Centre

ITO: International Trade Organisation

IWN: Interdepartementale Werkgroep Notificatie

JEIA: Jont Export Import Agency (van de geallieerde bezettingsmacht in Duitsland)

JIU: Jont Inspection Unit (van ECOSOC)

KB: Koninklijk Besluit

KLM: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij

KNOV: Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond

LGO: Landen en gebieden overzee (als EEG-handelspartners)

LNV: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

LVV: Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

MFA: Multivezelaccoord van de GATT

MFN: Most favourite nation; meestbegunstigde natie

MHP: Militaire Hulpprogramma

MIGA: Multilateraal Investeringsgarantie Agentschap (Wereldbank)

MILIEV: (Programma) Milieu en Economische Verzelfstandiging

MKB: Midden- en Kleinbedrijf

MTCR: Missile Technology Control Regime

NCM: Nederlandse Credietverzekerings Maatschappij NV

NCP: Nationaal Contactpunt (voor een OESO-richtlijn)

NCW: Nederlands Christelijk Werkgeversverbond

NEDECO: Netherlands Engineering Company

NGO, Ngo: Niet-gouvernementele organisatie

NHM: Nederlandsche Handelmaatschappij

NIPO: Nederlands Instituut voor Publieke Opinie en Marktonderzoek

NORR: Netherland Office for Relief and Rehabilitation

NMCP: Netherlands Management Consultancy Programme Eastern Europe

NSG: Nuclear Suppliers Group

OECD: Organisation for Economic Cooperation and Development

OEEC: Organisation for European Economic Cooperation

OEES: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking

OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ORET: Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties

p.a.: Procurement autorization van een Marshallkrediet

PC: Permanente (sub-)commissie voor de Handelspolitiek van de Benelux

PESP: Programma Economische Samenwerking Projecten

PSB: Programma Starters op Buitenlandse Markten

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

PSO: Programma Samenwerking Oost-Europa

PSOM: Programma Samenwerking Opkomende Markten

PV: Permanente Vertegenwoordiger

RCO: Raad van de Centrale Ondernemersorganisaties

REA: Raad voor Economische Aangelegenheden

REIA: Raad voor Europese en Internationale Aangelegenheden

REZ: Raad voor Europese Zaken

RHI: Regeling Herverzekering Investeringen

ROF: Renteovertbruggingsfonds

SENO: Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende Markten

SER: Sociaal-Economische Raad

Stb: Staatsblad

Stcrt: Staatscourant

TA: Technical Assistance

TBR: Trade Barrier Regulations

TH: Technische hulpverlening

TPRB: Trade policy review board

TPRM: Trade policy review mechanism

TRIMS: Agreement on trade related investmens measures

TRIPS: Agreement on trade related industrial properties

Trb: Tractatenblad

UN: United Nations/Verenigde Naties

UNCITRAL: United Nations Commission on International Trade Law

UNCTAD: United Nations Conference on Trade and Development

UNCTE: United Nations Conference on Trade and Employment

UNDP: United Nations Deleopment Programme

UNEP: United Nations Environment Programme

UNIDO: United Nations

UNRRA: United Nations Relief and Rehabilitation Agency

UNSF: United Nations Special Fund

USSR: Unie van Socialistische Sovjetrepublieken (Rusland)

VKK: Vereniging van Kamers van Koophandel, na 1980: Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland

VN: Verenigde Naties

VNO: Verbond van Nederlandse Ondernemers

VNW: Verbond van Nederlandse Werkgevers

WBNC: Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

WEU: Westeuropese Unie

WIM: Werkgroep Interne Markt

1. Inleiding

1.1 Definitie van het beleidsterrein

Het ministerie van Economische Zaken had in 1946 – volgens de Staatsalmanak – als een van zijn taken ‘het Coördineeren van de belangen, onder verschillende Departementen ressortereerende, op het gebied van de handelspolitiek’. 1Deze coördinatietaak werd toebedeeld aan een dienst Buitenlandse Economische Betrekkingen. In 1952 werd deze taak volgens de omschrijving uitgebreid met de coördinatie van ‘de economische betrekkingen met andere landen in het algemeen.’ In deze almanak werd de taak nader omschreven als:

  • Coördinatie van de economische betrekkingen met het buitenland

  • Het overzicht vanwege de Nederlandse regering op in-, uit- en doorvoer

In 1955 werd daaraan toegevoegd:

  • Behandeling van de economische aspecten der integratievraagstukken

  • [Behandeling] van uitvoeringskwesties betreffende bestaande supranationale organisaties.

Uit nadere toelichtingen in de staatsalmanakken blijkt dat deze taakstelling rechtstreekse contacten inhoudt met ‘buitenlandse regeringsvertegenwoordigers c.q. internationale organisaties.’ Het gevolg hiervan is dat het ministerie rechtstreeks betrokken is bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland en bijgevolg naast het ministerie van Buitenlandse Zaken een buitenlands beleid voert.

Tot de doelstellingen van dit beleid behoort:

  • 1. [Het] bevorderen van optimale economische betrekkingen met het buitenland

  • 2. [Het] scheppen van voorwaarden voor […] ontplooiing van het Nederlandse bedrijfsleven in haar grensoverschrijdende activiteiten. Dit laatste wordt ook wel exportbeleid genoemd.

1.2 Afbakening van het beleidsterrein

  • De activiteiten die betrekking hebben op de buitenlandse economische betrekkingen zijn onderverdeeld in drie deelbeleidsterreinen die in afzonderlijke rapporten worden beschreven:

  • buitenlandse economische betrekkingen en de daaraan verbonden regelgeving (verdragenrecht)

  • de uitvoering van deze verdragen in de vorm van binnenlandse regelgeving ten aanzien van in- en uitvoer en de controle daarop

  • de praktische exportbevordering en bevordering van Nederlandse handel en bedrijfsvoering in het buitenland anderzijds.

In dit rapport zal worden ingegaan op het eerste deelterrein: de buitenlandse economische betrekkingen en de daaraan verbonden regelgeving.

Het bevorderen van optimale economische betrekkingen met het buitenland wordt gerealiseerd door:

  • 1. Verdragen op het gebied van handel, deviezen, in- en export, tegenwoordig vertaald als ‘open multilaterale handels- en investeringssytemen’ (Werkplan BEB 2000)

  • 2. Participatie in organen ter instandhouding en uitvoering van deze verdragen

Dit rapport onderzoekt met name de handelingen van het ministerie van Economische Zaken, die – althans in eerste instantie – zijn gericht op de belangen van de Nederlandse economie. Een aantal onderwerpen met betrekking tot de handel met het buitenland wordt niet door het ministerie van Economische Zaken aangestuurd: handel in het belang van de ontwikkelingshulp wordt niet in dit rapport behandeld, omdat dit in een PIVOT-rapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken is beschreven.

Aanverwante beleidsterreinen

Het in dit rapport onderzochte beleidsterrein grenst aan de volgende beleidsterreinen:

  • Buitenlands beleid in het algemeen. In het proefschrift Van BEP tot BEB van Moquette wordt herhaaldelijk melding gemaakt van competentiegeschillen tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken op het gebied van vertegenwoordiging door Nederland. Daarom is het mogelijk dat in PIVOT-rapport Gedane Buitenlandse Zaken en dit rapport gelijkaardige handelingen worden opgenomen.

  • Financiën omdat het gaat om problemen met betrekking tot valuta, geldhandel en belastingpolitiek op te verhandelen goederen en de internationale controle op de geldmarkt. Zie hiervoor de PIVOT-rapporten Internationaal monetair en financieel beleid en Deviezen en belastingen.

  • Verkeer en Waterstaat omdat het gaat om de relaties met betrekking tot infrastructurele voorzieningen die voor handel noodzakelijk zijn, zoals riviervaart, wegtransport, lucht- en scheepvaartverbindingen.

  • Landbouw, omdat buitenlandse economische betrekkingen gerelateerd zijn aan de handel in landbouwproducten. Dit is reeds beschreven in het rapport Agrarische handelspolitiek.

  • Visserij, omdat buitenlandse economische betrekkingen ook invloed hebben op de handel in visserijproducten.

  • Milieubeheer, omdat het gaat om de internationale samenhang tussen het economisch beleid en de milieuproblematiek.

  • Ontwikkelingshulp, omdat het gaat om economische relaties met ontwikkelingslanden en de daarbij betrokken internationale organisaties.

Binnen het kader van de Nederlandse economie heeft het buitenlandse handelsbeleid raakvlakken met alle beleidsterreinen waarvoor regelgeving bestaat overeenkomstig multilaterale afspraken. Hierbij speelt vooral de Europese integratie een belangrijke rol. In het bijzonder worden in dit verband genoemd:

  • Wederopbouw en de Marshall-hulp: dit onderwerp wordt nader toegelicht in de PIVOT-rapporten In- en uitvoerbeleid en Gedane Buitenlandse Zaken

  • Het in- en uitvoerbeleid, dat de in-, door en uitvoer van goederen van en naar Nederland reguleert (zie het PIVOT-rapport In- en uitvoerbeleid);

  • De handels- en exportbevordering (zie het PIVOT-rapport Exportbevordering);

  • Het mededingsingsbeleid, vanwege de:

    • Europese regelgeving inzake het kartelbeleid en de verhoudingen tussen de kartelwetgevingen met andere landen;

    • Internationale documentatie en registratie van de industriële eigendom (PIVOT-rapport 93: Mededingingsbeleid).

  • Het beleid ten aanzien van de consumentenbescherming, waarvoor op EEG-niveau initiatieven zijn genomen (PIVOT-rapport 91: Consumentenbeleid)

  • De internationale standaardisatie van maten en gewichten (PIVOT-rapport IJkwezen)

  • Het industrialisatiebeleid (PIVOT-rapport Technologie en Industrialisatiebeleid)

  • Het energiebeleid, in het bijzonder de afspraken op het gebied van delfstoffenwinning en –verhandeling, de kernenergie en de energiebesparing. In dit terrein wordt een belangrijke rol toegekend aan de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

    De OESO-organen op het gebied van energie, het Internationale Energie Agentschap en het Internationaal Agentschap voor Kernenergie worden in de PIVOT-rapporten 82 en 83 inzake energiebeleid besproken.

  • Kamers van Koophandel. Deze fungeren als mediair tussen de overheid en het Nederlandse bedrijfsleven en stimuleren economische iniatieven. Zie hiervoor het PIVOT-rapport Kamers van Koophandel en Fabrieken.

2. Actoren

2.1 Inleiding

Op het beleidsterrein buitenlandse economische betrekkingen is een twintigtal actoren actief of actief geweest.

De centrale speler op het beleidsterrein is het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (dg BEB) dat formeel interdepartementaal is, maar in de praktijk onder de Minister van Economische Zaken ressorteert. Daarom is in de betreffende handelingen van het dg BEB de Minister van Economische Zaken vernoemd als actor.

Naast EZ speelt ook het ministerie van Buitenlandse Zaken een grote rol, o.a. door middel van haar diplomatieke buitenposten. Tenslotte is ook een aantal andere ministeries en overheidsinstellingen betrokken bij het beleidsterrein.

2.2 Actorenoverzicht

Minister van Economische Zaken

Hoewel het directoraat-generaal BEB formeel interdepartementaal is wordt haar beleid grotendeels bepaald door de minister van Economische Zaken, op wiens ministerie het directoraat-generaal ook fysiek is ondergebracht. Samen met de minister van Buitenlandse Zaken verzorgt EZ grotendeels de buitenlandse economische betrekkingen. EZ treedt daarbij vooral op als beleidsvoorbereider en -uitvoerder, terwijl bij BuZa de nadruk ligt op de vertegenwoordiging van de Nederlandse economische belangen in internationale organisaties. Voor een nadere toelichting op de rol van de Minister van Economische Zaken op dit beleidsterrein wordt verwezen naar paragraaf 1.3.

Centrale Dienst voor de In- en Uitvoer

De Centrale Dienst voor de In- en Uitvoer (CDIU) werd opgericht op 12 augustus 1941.

Administratief en uitvoerend orgaan, belast met o.m. de uitgifte van uit- en invoervergunningen, de deviezencontrole en de controle op de gerealiseerde in- en uitvoer. Haar werk was voor een groot gedeelte gedelegeerd de Rijksbureaus voor het binnenlandse goederenverkeer, die de productie ten behoeve van de distributie controleerden. Tijdens de Marshallhulp was er nog schaarste aan textiel, hout, metalen, etc. De CDIU was belast met de verantwoording van de ingevoerde producten. Na de verdwijning van de distributie en de opheffing van de rijksbureaus kwamen de taken meer rechtstreeks bij de CDIU te berusten. In 1997 is de CDIU overgegaan naar het ministerie van Financiën

Minister van Buitenlandse Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken zaken speelt, o.a. via zijn vertegenwoordigingen in het buitenland, een nadrukkelijke rol in de buitenlandse economische betrekkingen, aangezien deze meestal niet los te zien is van de diplomtieke betrekkingen met andere landen.

Minister van Defensie

Het ministerie van Defensie wordt geraadpleegd bij het afsluiten van handelsovereenkomsten voor wapens door de ministers van EZ en BuZa.

De Minister van Financiën

De minister van Buitenlandse Zaken, in het bijzonder het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking, is betrokken bij de internationale handelspolitiek indien ook financiele of monetaire aspecten meespelen

De Nederlandse Bank

DNB leverde bijdragen aan het sluiten van bilaterale handelsovereenkomsten met landen binnen de (latere) Europes samenwerkingsverbanden. De Nederlandsche Bank was ook betrokken bij de Marshallhulp en kende vanaf 1950 een aparte afdeling voor de afwikkeling van het Europees Herstelprogramma. In deze selectielijst zijn geen handelingen opgenomen van deze actor, aangezien De Nederlandsche Bank een eigen selectielijst heeft.

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De minister van Economische Zaken stemt het handelsbeleid af met de minister van LNV voor zover deze ook betrekking heeft op de agrarische handelspolitiek.

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Minister van SZW bemiddelde in de periode 1947–1958 bij uitwisselingen van groepen in het kader van (economische) kennisuitwisseling met de Verenigde Staten.

Commissie voor Internationale Economische Betrekkingen

Deze commissie adviseert en informeert de Nederlandse regering inzake de internationale economische betrekkingen.

Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek

De IRHP bereidt de Nederlandse standpunten voor inzake de voorbereiding van Europese (EEG/EG/EU) besluiten.

Vakminister

In een aantal gevallen worden naast de ministers van EZ, Buitenlandse zaken, LNV en Financiën ook andere ministeries betrokken bij de internationale handelspolitiek, bijvoorbeeld het ministerie van Verkeer en Waterstaat als het (mede) om vervoersmiddelen of infrastructuur gaat.

3. De selectie

Dit rapport is een samenvoeging van het Rapport Institutioneel Onderzoek en het Basis Selectie Document. Dat wil zeggen dat in dit document het integrale RIO is opgenomen en dat aan de handelingen de waardering ten behoeve van de selectie is toegevoegd. In de uiteindelijke vaststellingsprocedure zal een apart BSD worden gevormd. Dit document zal dus uitsluitend binnen EZ voor de interne vaststelling worden gebruikt. De waardering is daarom alleen voor de Minister van Economische Zaken toegekend. De andere zorgdragers zullen zelf deze waardering voor hun eigen handelingen toekennen.

De hoofddoelstelling van de selectie is een scheiding aan te brengen tussen:

  • 1. archiefbescheiden die in aanmerking komen voor blijvende bewaring en

  • 2. archiefbescheiden die daarvoor niet in aanmerking komen.

Voor archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen geldt in beginsel dat deze na een termijn van 20 jaar moeten worden overgebracht naar een openbare archiefbewaarplaats, in dit geval het Nationaal Archief. De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Door het Convent van Rijksarchivarissen is deze doelstelling vertaald als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring.’ Daarnaast schrijft de wet voor die bij de vaststelling van de selectielijst de noodzaak van bewijsvoering voor de recht- en bewijszoekende burger in de overweging moet worden betrokken.2

Om de selectiedoelstelling te operationaliseren zijn de handelingen, zoals die in het RIO zijn beschreven gewogen aan de hand van een lijst van zes selectiecriteria, die standaard zijn opgesteld door de projectgroep PIVOT.

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

De gegevensbestanden van de handelingen die voldoen aan de selectiecriteria dienen uiteindelijk te worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief en zijn gewaardeerd met B⁠(ewaren) onder verwijzing naar het nummer van het aangehaalde criterium. De neerslag van de handelingen die niet aan de criteria voldoen wordt gewaardeerd met V⁠(ernietigen). ‘Vernietigen’ betekent: de door de administratie gevormde neerslag van de handelingen zal uiteindelijk niet worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief: de documentaire neerslag die uit deze handeling voortvloeit is niet noodzakelijk voor de reconstructie van het (overheids)beleid op hoofdlijnen en er worden met vernietiging geen langdurige of blijvende rechtszekerheden aangetast waarvoor althans het bureau de verantwoording draagt. Ingeval van ‘vernietigen’ blijft het orgaan dus verantwoordelijk voor de bestemming en de zorg voor de betreffende documentaire neerslag en de rechtsgevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. Ter wille van de rechtszekerheid heeft de wetgever daarom bepaald dat in de selectielijst bewaartermijnen moeten worden vastgesteld voor stukken die uiteindelijk niet voor permanente bewaring in aanmerking komen. Mede om die reden worden selectielijsten, alvorens zij worden vastgesteld, publiek ter inzage gelegd.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. Bewerkingsplannen, aan de hand waarvan de daadwerkelijke selectie van archieven plaatsvindt, dienen te voorzien in procedures daarvoor.

4. Vaststellingsprocedure

In 2004 is het ontwerp-BSD door de Minister van Economische Zaken mede namens de Ministers van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Justitie, Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 3 april 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van genoemde ministeries en bij de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 1 juni 2006 bracht de RvC advies uit (arc-200602898/4), hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

  • De selectiedoelstelling die naast de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen ook voorziet in de reconstructie van belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen zal worden opgenomen.

  • Aangaande economische ontwikkelingen en Marshallhulp zullen verwijzingen opgenomen worden naar de selectielijst In- en uitvoerregelingen en naar de selectielijst Gedane Buitenlandse Zaken

  • Bij de handelingen 160 Het (mede) benoemen of aanwijzen van functionarissen op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen in bestaande Nederlandse vertegenwoordigingen en 160a Het adviseren bij de plaatsing van functionarissen op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen in bestaande Nederlandse vertegenwoordigingen zal bij de opmerking worden toegevoegd: ‘Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

Daarop werd het BSD op 22 augustus 2006 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S&A/06/2007) en de Minister van Defensie (C/S&A/06/2002) en de Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de Minister van Economische Zaken (C/S&A/06/2008), de Minister van Financiën (C/S&A/06/2003), de Minister van Buitenlandse Zaken (C/S&A/06/2001), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S&A/06/2000), de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/06/2005), de Minister van Algemene Zaken (C/S&A/06/1999), de Minister van Justitie (C/S&A/06/2004), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (C/S&A/06/2009) en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (C/S&A/06/2006) vastgesteld.

5. Geschiedenis van het buitenlands economisch beleid in hoofdlijnen

Het economisch beleid ten aanzien van het buitenland werd aangestuurd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken kende tot 1945 een afdeling consulaire en handelszaken, die volgens de Staatsalmanak van 1946 zaken behandelde behandelen ‘op handels-, landbouw-, algemeen economisch of financieel gebied, welke de betrekkingen van het Koninkrijk met vreemde landen betreffen.’ Voorts behoorden tot de formele taken: tentoonstellingen op economisch gebied en jaarbeurzen in het buitenland, internationale zaken van industrieel eigendom, internationale petroleumzaken en internationale opiumzaken. Deze zaken vallen thans (mede) onder beleidsterreinen die door het ministerie van Economische Zaken worden aangestuurd en komen gedeeltelijk ook in dit rapport ter sprake. In ieder geval was het reeds bij de oprichting van het ministerie van Economische Zaken de bedoeling dat dit zich ook met buitenlandse betrekkingen zou bemoeien.3

Rond deze taak en de uitleg die verschillende ministeries er aan gaven, speelde zich een jarenlange competentiestrijd af. Ook de variant dat de BEB onder het ministerie van Buitenlandse Zaken zou komen te ressorteren kwam daarbij ter sprake.4 De BEB werd bijgestaan door de Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek (IRHP), waarvan ook het ministerie van Buitenlandse Zaken lid was. De BEB stond onder instructie van de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA) uit de Ministerraad. ‘De meeste problemen ontstonden rond de organisatie en contacten met de posten in het buitenland. Daarbij werd er door de BEB naar gestreefd om in de economische afdelingen van ambassades en gezantschappen een soort eigen tegenhanger te creëren.’ De andere departementen ‘waren meer geporteerd voor een coördinatie op de posten door Buitenlandse Zaken (...) Zolang de BEB nog geen vast statuut had, poogden zij hun contacten dan ook veelal over de Directie Economische Zaken van BZ te laten lopen, dat zo in sommige opzichten een doublure van de BEB dreigde te worden.’5 Het Statuut of Mandaat van de BEB werd in 1946 vastgesteld. De vertegenwoordigingen in het buitenland werden hiervan in november 1946 in kennis gesteld. Het statuut regelde:6

  • de coördinerende functie van de BEB inzake de handelspolitiek in interdepartementaal verband onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken;

  • de noodzakelijkheid van contacten tussen de BEB en Buitenlandse Zaken i.v.m. de eenheid van het buitenlands beleid;

  • dat de BEB werd belast met de voorbereiding, uitvoering en interdepartementale coördinatie van de richtlijnen van de REA;

  • dat de Directeur-Generaal BEB werd bijgestaan door de IRHP, waarvan deze voorzitter was;

  • dat de overige departementen de coördinerende functie van de BEB accepteerden en dat bij geschillen de REA zou beslissen;

  • de Directeur-Generaal BEB zich tot de REA kon wenden voor goedkeuring van de IRHP-conclusies;

  • handelsbesprekingen in beginsel door de BEB worden gevoerd; de samenstelling van en instructies voor onderhandelingsdelegaties werden door de REA opgesteld;

  • dat handelsaangelegenheden zonder politieke component rechtstreeks tussen BEB en posten konden worden afgedaan;

  • dat BEB en BZ elkaar op de hoogte stellen van de met buitenlandse vertegenwoordigers van vreemde mogendheden in Den Haag gevoerde besprekingen;

  • dat indien een Chef de Poste bezwaar had tegen verkregen instructies van de BEB hij BZ hiervan op de hoogte kon stellen en dat verder overleg in Den Haag plaats zou vinden;

  • wetsontwerpen en kamerstukken met betrekking tot handelsverdragen en overeenkomsten door EZ en BZ zouden worden ondertekend;

  • Economische Zaken zorg zou dragen voor de contacten met en verantwoording aan de Staten-Generaal met betrekking tot de buitenlandse economische betrekkingen.

Voor de rechtstreekse buitenlandse economische betrekkingen van het bedrijfsleven zorgde een tijd lang het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland. Dat is een stichting, opgericht op 6 november 1946 door hoofdgroepen van de Woltersomse organisaties, die optrad als vertegenwoordiging van het bedrijfsleven bij regeringsonderhandelingen over betrekkingen met het buitenland. De Woltersonse organisatie had tot aan de oprichting van de SER voor een gedeelte verordenende bevoegdheden voor de bedrijfstakken. Veel bedrijfsgroepen zijn later nog particuliere branche-organisaties geworden. Het Centraal Orgaan zond delegaties mee op vanuit de landbouw en vanuit industrie en handel. Het is met name betrokken geweest bij Benelux-onderhandelingen, maar niet in de reguliere delegaties bij de Europese gemeenschappen. Op 1 augustus 1990 werd dit in tussen particulier geworden orgaan opgeheven.

In 1945 karakteriseerde het buitenlandse economische beleid zich in een streven van de Nederlandse regering om volledige greep te krijgen op de handel met het buitenland. Door de afkondiging van een in- en uitvoerverbod zonder toestemming vulde de regering een reeks maatregelen aan die reeds vóór en tijdens de bezetting waren genomen met betrekking tot de productie en distributie van goederen. Er moesten goederen worden geïmporteerd om de nood in Nederland te lenigen. Om tot goede afspraken met het buitenland te komen werd gestreefd naar een netwerk van bilaterale handels- en betalingsafspraken waarbinnen in- en export werd geregeld. Tot aan de toekenning van de Marshallhulp leidde dit niet tot hoopgevende resultaten. Wij zullen zien dat deze hulp mede leidde tot Europese samenwerkingsverbanden die naar alternatieve uitwegen zocht voor dit op protectie gebaseerde stelsel.

Vanaf 1945 werden onderhandelingen gevoerd met België en Luxemburg over de vorming van een douane-unie, later van een economische unie. Deze unie leidde uiteindelijk in 1960 tot een verdrag. Intussen werd er gestreefd naar verschillende vormen van internationale samenwerkingsverbanden en wel

  • op wereldniveau, om tot internationale afspraken te komen op het gebied van de vrijhandel, de GATT, en de ontwikkelingshulp, de UNCTAD

  • op Europees niveau: de OEEC, de EGKS, Euratom, de EEG en later de Europese Unie.

Het EEG-verdrag van 1958 legde de grondslag voor een streven naar vrije markteconomie binnen de Europese Gemeenschap en naar een gemeenschappelijke markt die in internationale organen zoveel mogelijk communautair werd vertegenwoordigd.

Tegenwoordig stelt het ministerie zich – aldus een formulering van de missie van het Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen7 – tot taak ‘het stimuleren [van] een goed draaiende Nederlandse economie met een krachtige en dynamische marktsector, die naar internationale maatstaven concurrerend is.’ Het ministerie ijvert ervoor dat de internationale rechtsorde wordt versterkt en Nederlandse bedrijven in staat worden gesteld hun positie op de buitenlandse markten te versterken, en dat deze bedrijven op gelijke voet kunnen concurreren met andere ondernemingen. Bovendien ondersteunt het ministerie Nederlandse ondernemingen die buiten de grenzen actief zijn door te exporteren, te investeren of op andere gebieden van internationale economische samenwerking en kennisoverdracht. Dat wordt vertaald in drie hoofddoelstellingen:

  • het verder uitbreiden en versterken van het open multilaterale handels- en investeringssysteem, gebaseerd op internationale afspraken

  • het vervolmaken en uitbreiden van de Europese interne markt

  • het bevorderen van een zo groot mogelijke participatie en presentie van Nederlandse bedrijven en producten in buitenlandse markten. Over de uitoefening van deze laatste taak, handelsbevordering, zal – zoals aangegeven – een afzonderlijk PIVOT-rapport worden opgesteld.

6. Selectielijsten

6.1 Minister van Economische Zaken

6.1.1 Algemeen

1.

Handeling: Het (mede) voorbereiden, vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de buitenlandse economische betrekkingen

Periode: 1945–

Opmerking: De SER adviseert de betrokken actoren. Daarnaast kunnen particuliere organisaties voor handelsbevordering om advies worden gevraagd.

Waardering: B 1

2.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende de buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–

Product: Wetten, Algemene Maatregelen van Bestuur, Koninklijke Besluiten, Circulaires

Waardering: B1

3.

Handeling:

Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamer der Staten-Generaal betreffende buitenlandse economische betrekkingen.

Periode:

1945–

Waardering:

B 3

4.

Handeling: Het informeren van de Commissie voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamer der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende betreffende buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–

Waardering: B 3

5.

Handeling:

Het beantwoorden van vragen van het staatshoofd en leden van het koninklijk huis betreffende buitenlandse economische betrekkingen.

Periode:

1945–

Waardering:

B 3

6.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van burgers, bedrijven en instellingen betreffende buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

7.

Handeling: het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–

Product: Voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 1: 1 exemplaar

Rest: V 2 jaar

8.

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten over persoonsregistraties

Periode: 1945–

Product: Offerte, brieven en rapport

Waardering: B 1 en 2

9.

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar persoonsregistraties

Periode: 1945–

Product: Notities, notulen en brieven

Waardering: V na vaststelling onderzoek

10.

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek naar persoonsregistraties

Periode: 1945–

Product: Notities, brieven, etc.

Waardering: V na vaststelling rapport

11.

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar persoonsregistraties

Periode: 1945–

Product: Rekeningen en declaraties

Waardering: V 7 jaar

14.

Handeling: Het voeren van interdepartementaal ambtelijk overleg op het gebied van handelsbeleid

Periode: 1946–

Product: Verslagen van interdepartementale overleggroepen op ambtelijk niveau

Opmerking: Het betreft overlegstructuren, gebaseerd op interne interdepartementale afspraken Voorbeelden zijn:. Gemengde commissie voor Economisch-Technische Samenwerking (EZ en LNV)

Waardering: B 1

6.1.2 Bilaterale verdragen en overeenkomsten

6.1.2.1 Algemeen

15.

Handeling: Het (mede) verzoeken aan het ministerie van Buitenlandse Zaken om te interveniëren voor Nederlandse handelsbelangen bij buitenlandse regeringsinstellingen naar aanleiding van aldaar genomen beslissingen.

Periode: 1946–

Opmerking: Gedacht moet worden aan bepalingen op het gebied van in in- uit en/of doorvoer van goederen en deviezen, transportregelingen, belastingmaatregelen, gebleken achterstelling van Nederlandse waar e.d. Handelingen met betrekking tot het mededingingsbeleid ingevolge EG-verdragen worden besproken in het PIVOT-rapport met betrekking tot het mededingingsbeleid.

Waardering: B 1 (indien EZ initiatief neemt)

V 10 jaar (indien EZ geen initiatief neemt)

16.

Handeling: Het (mede-)opstellen van modelteksten voor bilaterale verdragen.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Opmerking: Dit is met name het geval indien internationaal bepaalde standaardclausules tegen onevenredige bevoordeling of benadeling zijn vastgesteld.

Bronnen: GATT-overeenkomsten.

Waardering: B 5

17.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de sluiting van bilaterale verdragen met België, Duitsland of de Duitse deelstaten Niedersachsen of Nordrheinland Westfalen.

Periode: 1985–

Product: Bijvoorbeeld: verdragen van grensoverschrijdende bestuurssamenwerking grensoverschrijdende milieuovereenkomsten e.d.

Opmerking: Dit is met name het geval indien op regionaal niveau bij grensgebieden gezamenlijke organen moeten worden opgericht die onder meer economische betrekkingen regelen. Deze verdragen worden gestimuleerd door de EEG.

Bronnen: Art. 130 EEG-verdrag 1985.

Waardering: B 5

6.1.2.2 Handel en betaling

18.

Handeling: Het sluiten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten met landen binnen latere Europese samenwerkingsverbanden.

Periode: 1945–

Overlegorgaan: Ministerie van Financiën, Centrale Bank.

Product: Herzieningen van accoorden van de BLEU, 1943;

Herzieningen van de betalingsovereenkomst met Londen, 1945;

Handels- en betalingsovereenkomst met Tsjechoslowakije, 1945;

Handels- en betalingsovereenkomst met de USSdR, 1948;

Handels- en betalingsovereenkomst met de Franse bezettingszone van Duitsland, 1947;

Handels- en betalingsovereenkomst met de Russische bezettingszone van Duitsland, 1947.

Opmerking: Deze handels- en betalingsovereenkomsten behelzen dat de landen onderling afspraken maken over de betaling van wederzijds te im- en exporteren goederen. De betalingen van importeurs en exporteurs lopen via de centrale banken van de verdrag sluitende landen. Deze betalingen zijn aan maxima gebonden waarbinnen im- en exportafspraken mogen worden gemaakt.

Bronnen: HdTK 1947–1948 793, Nota van Toelichting p. 4.

Waardering: B 5

20.

Handeling: Het voorbereiden van de sluiting of herziening van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten met landen buiten het Europese samenwerkingsgebied.

Periode: 1946–1985

Opmerking: Dit samenwerkingsgebied bestaat tot 1950 uit landen, aangesloten bij internationale hulpprogramma’s voor de wederopbouw van Europa. Na de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisaties en de sluiting van Europese samenwerkingsverbanden betreft het landen die daarbuiten vallen.

Waardering: B 5

21.

Handeling: Het oprichten van vertegenwoordigingsposten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten in het buitenland.

Periode: 1946–1974

Overlegorgaan:

Na 1968: EEG-organen.

Product: Instelling van handelsagenturen

Opmerking: Hierbij is inbegrepen het aanwijzen van bestaande vertegenwoordigers als uitvoerders van de desbetreffende akkoorden. Na 1950 gelden de diplomatieke vertegenwoordigers als officiële vertegenwoordigingspost. Niettemin worden er ook door EZ handelsposten ingesteld.

Waardering: B 4

22.

Handeling: Het toelaten van vertegenwoordigingsposten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten uit het buitenland.

Periode: 1946–1975

Product: Ontvangst van

Opmerking: Bijvoorbeeld: in 1946 werd in Amsterdam op compensatiebasis een handelsvertegenwoordiging van de USSR toegelaten.

Waardering: B 4

23.

Handeling: Het sluiten van bilaterale verdragen inzake de vordering van particuliere handelsschulden.

Periode: 1946–1968

Product: Verdragen

Waardering: B 5

24.

Handeling: Het sluiten c.q. afhandelen van eenmalige werk- krediet- en goederenovereenkomsten.

Periode: 1946–1968

Product: Bijv. Overeenkomst met Polen inzake havenwerken te Gdynia in ruil voor steenkool, 1946.

Waardering: V 10 jaar na einde overeenkomst

25.

Handeling: Het (mede) publiceren van verordeningen van de Europese Commissie inzake bilaterale verdragen tussen de EC en diverse landen inzake verklaringen en certificaten van oorsprong.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Waardering: V 5 jaar na publicatie

26.

Handeling: Het mede bij wet doen goedkeuren van bilaterale verdragen van de Europese Commissie met diverse landen inzake het handelsverkeer en/of de technische samenwerking

Periode: 1958–1985

Waardering: B 5

27.

Handeling: Het sluiten van bilaterale overeenkomsten met landen binnen de EEG inzake de verHandeling: van wapens.

Periode: 1958–

Overlegorgaan: Ministerie van Defensie

Waardering: B 5

29.

Handeling: Het voeren van bilaterale onderhandelingen met bij een handelsconflict betrokken landen over de gevolgen van vergeldingsmaatregelen.

Periode: 1985–

Opmerking: Doel is het ongedaan maken van maatregelen voor Nederland, die in feite tegen een EU-besluit zijn gericht.

Bronnen: WTO-verdrag inzake handelsconflicten.

Waardering: B 5

6.1.2.3 Hulp en bijstand

30.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van bilaterale overeenkomsten inzake hulp en bijstand.

Periode: 1947–

Product: Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van het Europees Herstelplan, 29 juni 1948 Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van de Mutual Security Act, Overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld het Meerjaren Ontwikkelingsplan Suriname 1975 Financieringscredieten aan Tunesië.

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Opmerking: In deze verdragen kunnen bepalingen voorkomen, waarbij gelden worden besteed aan goederen die door het Nederlandse bedrijfsleven worden geproduceerd.

Waardering: B 1

31.

Handeling: Het sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen.

Periode: 1946–1985

Opmerking: Na 1956 hebben deze overeenkomsten betrekking op landen buiten de EG.

Waardering: B 5

32.

Handeling: Het met toestemming van de Europese Commissie (mede) sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen binnen het Warschau-pact.

Periode: 1967–1989

Product: Verdragen

Opmerking: Als EG-orgaan functioneert de Beperkte Commissie Samenwerkingsovereenkomsten.

Waardering: B 5

33.

Handeling: Het met toestemming van de Europese Commissie (mede) sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen buiten het Warschau-pact.

Periode: 1974–1989

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken, minister van Landbouw

Product: Verdragen

Opmerking: Als EG-orgaan functioneert de Beperkte Commissie Samenwerkingsovereenkomsten.

Waardering: B 5

6.1.2.4 Vervoer

34.

Handeling: Het adviseren van andere ministeries inzake bilaterale overeenkomsten met andere landen op het gebied van scheepvaartverbindingen.

Periode: 1946–

Product: Advies

Opmerking: Het betreft verdragen afgesloten door de Minister van Buitenlandse Zaken en/of de minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: V 5 jaar

35.

Handeling: Het adviseren van andere ministeries inzake het sluiten van bilaterale overeenkomsten met andere landen op het gebied van luchtvaartverbindingen

Periode: 1946–

Product: Advies

Opmerking: Het betreft verdragen afgesloten door de minister van Buitenlandse Zaken en/of de minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: V 5 jaar

6.1.2.5 Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s)

36.

Handeling: Het sluiten van investeringsbeschermingsovereenkomsten met daartoe aangewezen meestbegunstigde landen.

Periode: 1990–

Product: Verdrag

Opmerking: Gebeurt in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Financiën.

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: V 10 jaar na vervallen verdrag

38.

Handeling: Het leveren van bijdragen en het voorleggen van geschillen bij de uitvoering van investeringsbeschermingsovereenkomsten aan internationale arbitragecommissies.

Periode: 1990–

Product: Arbitrage-overeenkomst en daartoe ingediende gerechtelijke stukken

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: B 5

6.1.2.6 Relaties in verband met de Tweede Wereldoorlog 1945–1950

39.

Actor: Minister van Economische Zaken

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse vertegenwoordiging van internationale bijeenkomsten van geallieerden over de positie van Duitsland op economisch terrein.

Periode: 1946–

Product: JEIA-instructies Recommandaties van Parijs inzake de buitenlandse kapitaalsbelangen in Duitsland, november 1948 Besluiten van de Duitse schuldenconferentie in Londen, Februari – augustus 1952

Opmerking: De hoofdActor: is het ministerie van Buitenlandse Zaken.Zie voor de Handeling: van deze Actor: het RIO Gedane buitenlandse zaken.

Bronnen: Wemelsfelder, 1954

Waardering: B 6

40.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan adviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Regeringscommissaris voor Duitse aangelegenheden over economische aangelegenheden ten aanzien van Duitsland.

Periode: 1945–1951

Waardering: B 6

6.1.3 Multilaterale verdragen en verdragsorganen

6.1.3.1 Algemeen

41.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming internationale verdragsovereenkomsten op economisch terrein.

Periode: 1945–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Bron: De desbetreffende verdragen en/of protocollen

Waardering: B 5

42.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van nadere overeenkomsten, ontworpen op grond van internationale verdragsovereenkomsten op economisch terrein.

Periode: 1945–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Bron: De desbetreffende verdragen en/of protocollen

Waardering: B 5

43.

Handeling: Het (doen) benoemen of aanwijzen van functionarissen in Nederlandse delegaties en/of permanente vertegenwoordigingen naar internationale verdrags- en/of overlegorganen.

Periode: 1948–

Bron: De desbetreffende verdragen en/of protocollen

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

44.

Handeling: Het mede bevorderen van Nederlandse deelname in niet gedelegeerde bestuursorganen van internationale organisaties.

Periode: 1948–

Opmerking: Het betreft organen waarbij het bestuur niet bestaat uit roulerende lidmaatschappen overeenkomstig daartoe gesloten verdragen of protocollen.

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

6.1.3.2 Wereldorganisaties

6.1.3.2.1 Verenigde Naties

45.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake internationale economische betrekkingen.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij resoluties, handvesten en andere verklaringen.

Opmerking: Het betreft hier incidenteel de jaarlijkse Algemene Vergadering en bijzondere vergaderingen, voor zover die een economisch onderwerp hebben en een gemeenschappelijke maatregel als Product: beogen.

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: V 5 jaar

46.

Handeling: Het adviseren inzake de aanvaarding van Nederland van handvesten en andere gemeenschappelijke maatregelen van de Verenigde Naties inzake internationale economische betrekkingen.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verdragtekst

Opmerking: Het betreft hier incidenteel de jaarlijkse Algemene Vergadering maar met name bijzondere vergaderingen, die over specifieke onderwerpen (soms van sociaal-economische aard) handelen.

Waardering: V 5 jaar

47.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in vergaderingen van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC).

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: V 5 jaar

48.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse beantwoording in onderzoeksvragen van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC).

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Waardering: V 5 jaar

49.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan periodieke verslagen ter wille van VN-rapporten en -publicaties over de sociale en economische toestand in Nederland.

Periode: 1948–1995

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Product: Periodieke Economische VN-rapporten worden verzorgd door de Word Economics and Social Service op basis van eigen onderzoek en van de verslaglegging van de lidstaten. Deze rapporten worden overigens na verklaringen van de lidstaten die tegen details van de inhoud bezwaar indienen niet gewijzigd. Wel worden deze bezwaren afzonderlijk gepubliceerd.

Waardering: V 5 jaar

50.

Handeling: Het als vakminister leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de door ECOSOC georganiseerde conferenties van de Verenigde Naties.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij actieprogramma’s en programma-organen

Opmerking: Het betreft hier de totstandkoming van UNCTAD, UNIDO, UNEP, maar ook latere samenwerkingsverbanden met niet-gouvernementele organisaties.

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: V 5 jaar

51.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de VN-commissies onder de paraplu van ECOSOC.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij rapporten

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.2.2 De Economic Commission for Europe ECE

52.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in het beleid van de UNRRA.

Periode: 1946–1950

Overlegorgaan: Minister van Financiën

Opmerking: De UNRRA is door de VN opgericht als organisatie ter ondersteuning van Europa in zijn wederopbouwperiode. Zij is opgevolgd door de ECE.

Waardering: V 5 jaar

53.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan plenaire bijeenkomsten van de ECE.

Periode: 1947–

Opmerking: Hierbij is in ieder geval bedoeld: de bijwoning van de jaarlijkse ministersconferentie.

Waardering: B 1

54.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan besluiten en rapporten van subcomités en werkgroepen van de ECE.

Periode: 1947–

Opmerking: Het gaat hier met name om:

de commissie inzake energie;

de commissie van adviseurs inzake wetenschap en technologie;

de commissie van economische adviseurs de commissie inzake hout;

de commissie voor ontwikkeling van de handel en industriële samenwerking.

Waardering: B 1

55.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan seminars en conferenties van de ECE.

Periode: 1947–

Waardering: B 1

56.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan Europese statistische bijeenkomsten, uitgeschreven door de ECE.

Periode: 1947–

Waardering: B 1

6.1.3.2.3 De Voedsel- en Landbouworganisatie FAO

57.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

58.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de raad en andere bestuursorganen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.2.4 UNCTAD

59.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de UNCTAD-conferenties van de Verenigde Naties.

Periode: 1962–

Opmerking: Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: V 5 jaar

60.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de raad van handel en ontwikkeling TDB.

Periode: 1962–

Opmerking: In overleg met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: V 5 jaar

61.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in door de TDB ingestelde intergouvernementele commissies en hun werkgroepen.

Periode: 1962–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: V 5 jaar

62.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fonds

Waardering: V 5 jaar

63.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Raad van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: V 5 jaar

64.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Hoofdcommissies van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fond

Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Waardering: V 5 jaar

65.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de grondstoffengroepen van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fonds.

Opmerking: Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Grondstoffengroepen zijn overlegorganen van producenten en consumenten van specifieke grondstoffen.

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.2.5 De VN-Organisatie voor Indu⁠striële Ontwikkeling UNIDO

66.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van de UNIDO.

Periode: 1965–

Product: Conferentieafspraak met een orgaan.

Overlegkader: Minister belast met Ontwikkelingshulp; adviesorganen inzake ontwikkelingshulp, bedrijfsleven.

Waardering: V 5 jaar

67.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Algemene Vergadering van de UNIDO.

Periode: 1965–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: V 5 jaar

68.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de werkzaamheden van de Raad van Industriële Ontwikkeling (IDB).

Periode: 1979-

Overlegorgaan: Ministerie belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: V 5 jaar

69.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de werkzaamheden van begrotingscommissie van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Ministerie belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: V 5 jaar

70.

Handeling: Het leveren van inhoudelijke bijdragen aan de Nederlandse beantwoording van onderzoeksorganen van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: V 5 jaar

71.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan de Nederlandse delegatie van consultatiebijeenkomsten van onderzoeksorganen van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp, ICIS.

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.2.6 ITO, GATT en WTO

72.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen voor de voorbereiding van een internationale handelsorganisatie van de Verenigde Naties (ITO) en voor de VN-conferentie voor handel en werkgelegenheid van 1948 (UNCTE).

Periode: 1946–1950

Product: Onderhandelingsverslagen (Havanna charter)

Opmerking: Dit overleg heeft tot het voorlopige protocol van de GATT geleid..

Waardering: B 5

73.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in internationale conferenties op het gebied van handelstarieven (na 1948: GATT-conferenties).

Periode: 1948–1995

Product: Tariefrondes van Annecy 1949; Torquay 1951, Genève 1956. Kennedy-ronde, Tokyo-ronde, Uruguay ronde

Opmerking: Na 1968 treedt de EEG in de GATT-onderhandelingen als een eenheid op. Nederland maakt deel uit van voorbereidende EG-besprekingen. Na 1985 sluit Nederland geen afzonderlijke handelsverdragen af. Wel voeren Nederlandse delegaties tijdens conferenties afzonderlijk het woord.

Waardering: B 5

74.

Handeling: Het houden van Nederlandse voorbereidingsconferenties met particuliere organen ter voorbereiding van internationale conferenties van de WTO.

Periode: 1995–

Product: Vergaderverslagen.

Overlegkader: Ministeries VROM en LNV

Opmerking: De gesprekspartners zijn ngo’s als Consumentenbond, Greenpeace, Nederlandse agrarische jongeren e.v.a., alsmede VNO-NCW.

Waardering: B 5

75.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in WTO-conferenties.

Periode: 1995–

Product: Verslagen inzake de totstandkoming van ‘WTO-regels’ (verdragen en afspraken)

Opmerking: Het betreft de uitoefening van het recht van EG-lidstaten om zelfstandig bijdragen te leveren binnen het kader van het EG-beleid.

Waardering: B 1

76.

Handeling: Het (doen) bijwonen van internationale conferenties en vergaderingen van de WTO.

Periode: 1995–

Product: Declaraties e.d.

Waardering: V 7 jaar

77.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan besluiten tot de toetreding tot GATT-afspraken.

Periode: 1948–1985

Overlegkader: EG-organen (Commissie 111, 113, 133, Raad en EC)

Product: Product: accoorden

Waardering: V 5 jaar

78.

Handeling: Het (mede) leveren van Nederlandse bijdragen in comités en werkgroepen van de GATT.

Periode: 1948–1995

Opmerking: Na 1968 worden de werkzaamheden in GATT-commissies met betrekking tot accoorden inzake goederen in toenemende mate een zaak van de Europese Commissie. Nederland blijft echter – in ieder geval tot 1995 – betrokken in commissies met betrekking tot vraagstukken als milieubeheer en ontwikkelingssamenwerking.

Waardering: B 1

79.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan besluiten tot de toetreding tot verdragen ten gevolge van overeenkomsten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie.

Periode: 1995–

Overlegkader: EU-organen (Commissie 133 en EC)

Product: Ratificatiebesluit Informatietechnologieaccoord ITA, 1999

Waardering: B 1

80.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan verdragsorganen ter instandhouding van overeenkomsten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie.

Periode: 1990–

Overlegorgaan: Europese Commissie, Comite 133.

Product: Verslagen van en inzake bijeenkomsten

Opmerking: Het betreft de Raad (ook: als DSB en TRPB) en organen met betrekking tot overeenkomsten die door de EU-lidstaten afzonderlijk gesloten zijn als:

Algemene overeenkomst inzake handel en diensten GATS;

Informatietechnologieaccoord ITA, 1999.

Waardering: B 1

81.

Handeling: Het namens Nederland leveren van bijdragen aan het Internationaal Centrum voor de regeling van investeringsgeschillen ICSID.

Periode: 1966–1995

Overlegorgaan: GATT

Waardering: B 1

82.

Handeling: Het voorleggen van geschillen met buitenlandse investeerders aan aan het Internationaal Centrum voor de regeling van investeringsgeschillen ICSID.

Periode: 1966–1995

Overlegorgaan: GATT

Bron: Voorlichtingsstuk over het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen.

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.2.7 Geallieerde wederopbouworganisaties

83.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan besluiten van de EECE, de ECITO en de ECO.

Periode: 1946–1947

Waardering: B 6

6.1.3.3 Multilaterale organisaties in Europa

84.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan de totstandkoming van Europese verdragsorganen.

Periode: 1946–

Product: Verdrag tot oprichting der Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, 18 april 1951;

Verdrag tot oprichting van Euratom, Rome 1956;

EEG-verdrag, Rome 1956;

Verdrag van Maastricht voor de oprichting van een Europese Unie, 1992.

Opmerking: Deze handelingheeft alleen betrekking op verdragsorganen die zich bezighouden met handelspolitiek. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert over het algemeen de regie voor wat betreft de Nederlandse inbreng. Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: B 4

6.1.3.3.1 Conseil Tripartite

85.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bijeenkomsten van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: V 10 jaar

86.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bestuursorganen van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: V 10 jaar

87.

Handeling: Het ten behoeve van de Conseil verstrekken van periodieke informatie.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1946–1948

Opmerking: De gegevensverstrekking dienen als basis voor statistieken, studies of programma’s, die de Hoge Autoriteit met het oog op de beleidskoers van de Tripartite opstelt.

Bron: Tripartite-Verdrag

Waardering: B 3

6.1.3.3.2 De Benelux-Unie

88.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in de totstandkoming van multilaterale afspraken inzake de vorming van een douane-unie tussen Nederland, België en Luxemburg.

Periode: 1946–1960

Product: Benelux-afapraken inzake een douane-unie, Pre-univerdrag van 15 oktober 1949; Protocollen van 1952 en 1956; Verdrag inzake de Benelux Douane-unie, 1960; Benelux-verdragen.

Opmerking: Hierbij is ook inbegrepen de periodieke ministersbijeenkomsten van de Benelux (ministersconferenties).

Grondslag: Verdrag Benelux douane unie 1944

Waardering: B 5

89.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in de totstandkoming van besluiten van het Comité van Ministers en de ministeriële Beneluxcommisie.

Product: Beschikkingen van 1963 inzake de handels- en landbouwpolitiek.

Beschikkingen van 1973 inzake een gemeenschappelijk accijnzenstelsel.

Periode: 1949–

Waardering: B 5

90.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in het overleg van de Raad van Presidenten van de Benelux.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1946–1952

Opmerking: De eerste vergadering vond in 1946 plaats, de protocollen werden opgesteld door Nederlandse notulisten.

Bron: Protocol van de Benelux-afspraak 1947.

Waardering: B 5

91.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in onderraden van de Benelux en de daaronder ressorterende secties.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1946–

Opmerking: Het betreft de Raad van de Economische Unie, De Administratieve Raad van Douaneregelingen, de Raad voor de Handelsakkoorden.

Waardering: B 5

92.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in de Permanente Commissie van de Benelux.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1953–1960

Bron: Protocol van de Benelux-afspraak 1947.

Waardering: B 5

93.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in het overleg van de Commissies en daaronder ressorterende subcommissies van de Benelux-Unie.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1948–

Opmerking: O.a. in de:

Commissie voor coördinatie van de statistieken;

Commissie voor landbouw, visserij en voedselvoorziening;

Commissie voor industrie en handel;

Commissie voor transport en havenvraagstukken;

Commissie voor monetaire vraagstukken;

Commissie voor sociale vraagstukken;

Commissie voor prijzen en lonen;

Commissie voor koloniale preferenties;

Commissie ter bestudering van een gemeenschappelijke kas;

Commissie voor verdelingen en prioriteiten;

Commissie openbare aanbesteding;

Commissie directe belastingen.

Product: Beleidsafstemming

Bron: Protocol van de Benelux-afspraak 1947.

Waardering: B 1

94.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan de totstandkoming van Benelux-instructies aan de Permanente Vertegenwoordiging in de EG.

Periode: 1956–

Opmerking: De Minister van Buitenlandse Zaken is primair verantwoordelijk. Zie ook het RIO Gedane Buitenlandse Zaken.

Waardering: V 10 jaar

95.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de interdepartementale voorbereiding van handelspolitieke besprekingen in Benelux-verband,

Periode: 1946–1962

Waardering: B 1

96.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming en opzegging van bilaterale verdragen van de Benelux.

Periode: 1946–1995

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken, ministerie van LNV

Product: Benelux-verdragen met andere landen op het gebied van handel en betaling

Opmerking: De verdragen werden gesloten tot 1973. Daarna werden zij opgezegd wanneer er een bilateraal EG-verdrag met het desbetreffende land werd gesloten.

Bronnen: Benelux-verdrag.

Waardering: B 5

97.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in de totstandkoming van Benelux-wetgeving inzake de handelspolitiek.

Periode: 1960–

Waardering: B 1

6.1.3.4 Multilaterale contacten in verband met het Marshallplan, de OEES, OESO

6.1.3.4.1 De OEES en onderafdelingen

98.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in beraadslagingen van de raad, het uitvoerend comité en bestuursorganen van de OEES inzake economische aangelegenheden.

Product: Verslagen en rapporten van delegaties

Periode: 1948–1960

Waardering: B 5

99.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan rapportages aan de OEES inzake de Nederlandse economische verwachtingen c.q. de economische verwachtingen van de Benelux.

Product: Openbare verslagen.

Periode: 1948–1960

Opmerking: De verwachtingen waren oorspronkelijk bedoeld voor onderbouwing van verzoeken om Marshallhulp.

Waardering: B 5

100.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen inzake de OEES betreffende economische aangelegenheden in delegaties van technische commissies die zijn ingesteld door de raad.

Product: Verslagen en rapporten van delegaties

Periode: 1948–1960

Waardering: B 5

101.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in delegaties van technische commissies binnen de OEES, die zijn ingesteld door het Uitvoerend Comité of het Europees Productiviteitscentrum.

Product: Verslagen en rapporten van delegaties

Periode: 1948–1960

Waardering: B 5

102.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in delegaties naar de Bestuursraad voor de Handel en het bestuur van de Europese Betalingsunie.

Product: Verslagen en rapporten van delegaties

Periode: 1950–1960

Opmerking: De daaruit voortkomende regelingen maken deel uit van het monetaire beleid dat door de minister van Financiën wordt aangestuurd.

Waardering: B 5

103.

Vervallen.

6.1.3.4.2 De OESO

104.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in jaarlijkse ministeriële beraadslagingen van de raad van de OESO.

Periode: 1960–

Product: Verslagen

Waardering: B 1

105.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in periodieke ambtelijke bijeenkomsten van de raad van de OESO.

Periode: 1960–

Product: Verslagen

Opmerking: Deze bijeenkomsten zijn in de regel tweemaandelijks en worden bijgewoond door ambtelijke delegaties van het ministerie.

Waardering: V 5 jaar

106.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen het Economisch Beleidscomité (EPC) en daaronder vallende commissies.

Periode: 1960–

Product: Verslagen

Waardering: V 5 jaar

107.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries aanwijzen van Nederlandse delegaties en experts in door de OESO ingestelde comités en werkgroepen.

Periode: 1960–

Product: Benoemingsbeschikkingen

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

108.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan beraadslagingen van comités en werkgroepen binnen de OESO.

Periode: 1960–

Producten: Verslagen van bijeenkomsten en aldaar vastgestelde vergelijkingsstaten

Ontwerp-richtlijnen en -aanbevelingen

Opmerking: De delegaties komen zowel gezamenlijk als afzonderlijk bijeen. De gegevens nader te ordenen per werkgroep.

Bron: De desbetreffende raadsbesluiten van de OESO en mandaten van de comités aan de werkgroepen.

Waardering: V 5 jaar

109.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de periodieke rapportage van comités en werkgroepen binnen de OESO.

Periode: 1960–

Producten: Verslagen inzake specifieke beleidsonderwerpen aan de werkgroepen

Bron: De constituties van de werkgroepen.

Opmerking: Overlegorganen: werkgeversorganisaties VNO-NCW, werknemersorganisaties FNV-CNV, gespecialiseerde branche- en belangenorganisaties.

Waardering: V 5 jaar

110.

Handeling: Het voeren van landelijke voorbereidingsvergaderingen voor de Nederlandse delegaties bij beraadslagingen van de raad van de OESO.

Product: Verslagen

Periode: 1960–

Opmerking: Overlegkader: Ngo’s: werkgevers-, werknemers-, consumenten- en milieu-organisaties.

Waardering: B 5

111.

Handeling: Het voeren van overleg met rapporteurs van de OESO over de financiële conjuncturele en economische situatie van Nederland ter voorbereiding van een landenrapport van het Economic and Development Review Committee.

Periode: 1961–

Overlegkader: Minister van Financiën

Opmerking: De OESO maakte ook historisch vergelijkende rapporten, bijvoorbeeld Benelux 1948–1958.

Bron: Mandaat aan het Committee par. 13, 1961.

Waardering: V 10 jaar

112.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan internationale fora, uitgeschreven door werkgroepen van de OESO en het instrueren van de diverse werkgroepen binnen de OESO.

Periode: 1960–

Opmerking: Voorbeelden zijn:

Jaarlijkse fora van de EPoC inzake het milieubeheer;

Forum on Harmful Tax practives, juli 1998;

Forum on strategic management, juni 1997.

Bron: Mandaat Epoc, Mandaat Committee on fiscal affairs.

Waardering: B 5

113.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan statistische vergelijkingsopgaven van werkgroepen inzake deelvraagstukken.

Periode: 1960–

Opmerking: Voorbeelden zijn:

Terms of reference van de EpoC

Waardering: V 5 jaar

114.

Handeling: Het vanuit een nationaal contactpunt (NCP) verstrekken van voorlichting inzake richtlijnen (guidelines) van de OESO.

Periode: 1977–

Product: Publicaties, brochures

Opmerking: Nederland is voorzitter van de werkgroep richtlijnen van de OESO inzake het investeringsbeleid.

Bron: Mandaat van de werkgroep door het CIME, juli 1977

Waardering: B 1: 1 exemplaar

Rest: V 2 jaar

115.

Handeling: Het vanuit een nationaal contactpunt (NCP) coördineren van een besluitvorming tussen werkgevers en werknemers inzake (guidelines) van de OESO.

Opmerking: Overlegorgaan: Working parties van de OESO (uitvoerende organen)

Periode: 1980–

Product: Vergaderverslagen

Waardering: V 10 jaar

116.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan rapportages van de OESO inzake de toepassing van richtlijnen en handvesten.

Periode: 1960–

Product en zijn:

– landenrapporten inzake regulating reform (= deregulering)

– onderhandelingen inzake codes over multinationals

Waardering: B 3

117.

Handeling: Het bemiddelen bij de verstrekking van opgaven en notificaties aan de OESO voor de daarbij behorende periodieke opgaven en lijsten.

Periode: 1960–

Opmerking: Voorbeelden zijn: de CIRR (Commercial Interest Reference Rate) voor staatsleningen; List of projects and Technical Assistance Proposals (Blue Book). Rapportage over energieprijzen.

Deze opgaven kunnen als norm dienen voor de toepassing van nadere afspraken. Aan de hand van de CIRR lijsten kunnen uitvoeringen van exportregeliingen worden getoetst, die bij de OESO worden genotificeerd in het kader van understandings. De daarop volgende aanbevelingen van de OESO worden in de regel ook door de Europese Commissie gehonoreerd.

Waardering: V 10 jaar

118.

Handeling: Het mede leveren van bijdragen aan bijeenkomsten van het bestuurslichaam van het gezamenlijk onderzoeksprogramma van biological resource management for sustainable agricultural systems.

Periode: 1948–

Opmerking: Deze verdragsorganen zijn werkgroepen

Waardering: V 5 jaar

119.

Handeling: Het doen toetreden van Nederland tot verdragen of understandings van de OESO.

Periode: 1960–

Product: Verklaring van toetreding, ratificatie.

Opmerking: Dit zijn afspraken van landen binnen de OESO over het tegengaan van handelsverstoring door overheidssubsidies. Hierbij is ook inbegrepen het ondertekenen van de vastgestelde consensus.

Waardering: B 5

120.

Handeling: Het betalen van contributies voor deelname aan verdragsorganen binnen de OESO.

Periode: 1948–

Opmerking: Deze verdragsorganen zijn werkgroepen.

Waardering: V 10 jaar

121.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan door de OESO vast te stellen normen en standaarden overeenkomstig verdragen.

Product: Periodieke opgaven en lijsten

Periode: 1948–

Bron: OESO-schema’s en standaardcodes.

Waardering: V 5 jaar

122.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan voorstellen van de Studiegroep Europese Douane Unie.

Periode: 1948–1951

Product: Vergaderverslagen.

Waardering: V 5 jaar

6.1.3.5 De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

6.1.3.5.2 Besluitvorming

123.

Handeling: Het bijdragen in de totstandkoming en wijziging van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS-Verdrag) en ander Verdragsrecht.

Periode: 1950–

Producten: Bijdragen aan EGKS-Verdrag

Opmerking:

1. ‘Ander Verdragsrecht’ zijn protocollen, toetredingsverdragen.

2. De parlementaire goedkeuring valt ook onder deze handeling. Voor de Nederlandse goedkeuringswet, zie Stb. 1952, 83.

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken, EZ/BEB

Bron: Verdrag oprichting EGKS; Borchardt, Gemeenschapsrecht, p. 33

Waardering: B 1

124.

Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raad van Ministers met betrekking tot EGKS-aangelegenheden.

Periode: 1952–2002

Producten: Bijdragen aan ministersdossier

Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie handeling hierboven.

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht voor 50 jaar om het beheer en de productie van delfstoffen op Europees niveau te brengen ging in 1952 van start en is op 23 juli 2002 opgeheven. Middelen en beleidstaken zijn overgedragen aan de Europese Unie.

Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III

Waardering: B 1,5

125.

Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raadswerkgroep met betrekking tot EGKS-aangelegenheden.

Periode: 1952–2002

Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie hierboven.

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht voor 50 jaar om het beheer en de productie van delfstoffen op Europees niveau te brengen ging in 1952 van start en is op 23 juli 2002 opgeheven. Middelen en beleidstaken zijn overgedragen aan de Europese Unie.

Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III

Waardering: B 1,5

126.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan beslissingen van de Interdepartementale Contact Commissie van de EGKS.

Periode: 1951–

Bron: EGKS-Verdrag, art.

Waardering: V 5 jaar

127.

Handeling: Het opstellen en inbrengen van Nederlandse standpunten en bijdragen in adviescomités, ter voorbereiding van besluiten van de Hoge Autoriteit/Commissie

Periode: 1952–

Opmerking: Voorbeelden van adviescomités zijn

Het contActor: gaan Commission de Coordination (COCOR)

het Gemengd Comité, een samenwerkingsorgaan van nationale regeringen en de Hoge Autoriteit.

Waardering: B 3

128.

Handeling: Het ten behoeve van het algemene sociaal-economische EGKS-beleid aan de Hoge Autoriteit/Commissie verstrekken van periodieke informatie.

Periode: 1952–

Opmerking: De gegevensverstrekking dient als basis voor statistieken, studies of programma’s, die de Hoge Autoriteit met het oog op de beleidskoers van de EGKS opstelt.

Bron: EGKS-Verdrag, art. 46–47, 55

Waardering: B 3

129.

Handeling: Het in opdracht van de Hoge Autoriteit/Commissie verstrekken van informatie voor door de Hoge Autoriteit ingestelde onderzoeken.

Periode: 1952–

Opmerking: Vanwege de Hoge Autoriteit gesubsidieerde onderzoeken worden ter beschikking van alle belanghebbenden gesteld.

Bron: EGKS-Verdrag, art. 46–47, 55

Waardering: B 3

130.

Handeling: Het bijdragen in het ambtelijke en bestuurlijke vooroverleg t.b.v. de Nederlandse standpuntbepaling in EGKS-Raadsaangelegenheden.

Periode: 1952–2002

Producten: Bijdragen aan b.v. instructie PV, overleg met belangenorganisaties

Opmerking:

1. Samenstelling ICCE ca. 1985: EZ (7), overige betrokken departementen (1) m.u.v. SZW (2). Voorz. en secr. ca. 1985: EZ/BEB/directie Integratie.

2. Voor de ambtelijke voorportalen en onderraden van de ministerraad, zie PIVOT-rapport 1 (Onderraden en ambtelijke voorportalen).

Bron: SIC, 2e Interimrapport, II, p. 115

Waardering: B 5

6.1.3.7 De Europese Unie

6.1.3.7.5 Uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie

131.

Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij Nederlandse vertegenwoordigingen bij commissies ter voorbereiding van Europese instellingen.

Periode: 1950–1958

Product: Besluit

Opmerking: Bedoeld zijn organen ontstaan naar aanleiding van het plan-Schuman in 1950.

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

132.

Handeling: Het (doen) leveren van bijdragen in vergaderingen van commissies ter voorbereiding van Europese instellingen.

Periode: 1950–1958

Product: Verslag

Waardering: B 5

133.

Handeling: Het participeren in interdepartementale werkgroepen ter voorbereiding van de instelling van verdragsorganen ter uitvoering van het Europese Integratiebeleid.

Periode: 1955–

Opmerking: Ingesteld zijn:

De Interdepartementale Commissie voor Communautaire Aangelegenheden ICA (Voorzitter ministerie van EZ)

Waardering: B 5

134.

Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EG.

Periode: 1958–

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

135.

Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan werkgroepen van de Europese Commissie inzake het economisch beleid.

Periode: 1958–

Opmerking: Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen over de geleverde inbreng in de werkgroepen.

Waardering: B 5

136.

Handeling: Het opstellen van conceptinformatiefiches over voorstellen, mededelingen en Groenboeken van de Europese Commissie op het gebied van Europese en internationale handel.

Periode: 1989–

Product: Conceptfiches.

Waardering: B 5

137.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raadswerkgroepen.

Waardering: B 5: instructie en verslagen

V 5 jaar: Overig

138.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés.

Waardering: B 5: instructie en verslagen

V 5 jaar : Overig

139.

Handeling: Het mede voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden wekelijks vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot conceptinstructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van het Coreper.

Waardering: B 5

140.

Het mede voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking tot Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High Level groepen., thans Comite 133

Waardering: B 5

141.

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake Europese en internationale handel.

Periode: 1993–

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers.

Waardering: B 1

142.

Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité of reglementeringscomité.

Periode: 1958–

De Raad benoemt de leden van de comités.

Waardering: V 5 jaar

143.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de internationale handel, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie het coördinatieoverleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.

Waardering: B 1,5

144.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan het Comité 133 met betrekking tot gemeenschappelijke standpunten voor externe handelsverdragen.

Periode: 1968–

Opmerking: Hierbij is inbegrepen: het concipiëren van instructies aan de Nederlandse delegatie; deze instructies kunnen door de minister, maar ook door de REA of de Ministerraad worden vastgesteld.

Het uitbrengen van verslag van de vergaderingen namens de Nederlandse delegatie.

Product: GATT-afspraken

Bilaterale EG-handelsverdragen

Aanwijzingen voor handelsverdragen met landen die de EG-commissie niet erkennen

Waardering: B 5

146.

Handeling: Het periodiek rapporteren inzake de verwezenlijking van door de EC vastgestelde programma’s.

Periode: 1958–

Opmerking: Het gaat hierbij om richtlijnen, die in de vorm van een programma zijn ingediend. Naast regelgeving houdt deze richtlijn ook de verplichting in om periodiek verslag uit te brengen. Veelal heeft dit programma een beperkte duur van hooguit vier jaar.

Waardering: V 10 jaar

147.

Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast te stellen besluit inzake de Europese en internationale handel.

Periode: 1993–

Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (1992, Stcrt. 230) , nr. 334

Product: Implementatieplan

Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure (co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.

Waardering: B 5

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

149.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan het periodiek interdepartementaal overleg of implementatieoverleg van Europese regels.

Periode: 1980–

Product: Verslagen van bijeenkomsten van het Interdepartementaal Steunoverleg ISO, het Interdepartementaal Overleg Europese Aanbesteding, de Werkgroep Interne Markt Uitvoeringsformulieren (PDF)

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Waardering: V 5 jaar

150.

Handeling: Het registreren van eigen regelgeving ten behoeve van het interdepartementaal implementatieoverleg van Europese regels inzake Europese en internationale handel.

Periode: 1980–

Product: Database

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

153.

Handeling: Het (mede) voorbereiden van verweer tegen inbreukprocedures die de Europese commissie tegen Nederland heeft ingesteld.

Periode: 1992–

Product: Rapporten op prejudiciële vragen van het ICER/V

Opmerking: Deze voorbereiding vindt tegenwoordig plaats in een interdepartementale werkgroep waarin een medewerker van BEB vertegenwoordigd is. In overleg met ICER-V.

Bron: Richtlijnen, art. 228 EU-verdrag.

Waardering: V 10 jaar

154.

Handeling: Het internationaal verspreiden van aankondigingen van openbare aanbesteding.

Periode: 1946–

Product: Standaardformulier

Overlegkader: IOEA

Opmerking: Zie over de participatie van de minister bij de totstandkoming van deze regelgeving in het Europees overleg het PIVOT-rapport nr. 9. Mededingingsbeleid.

Bron: Art. 89 (ex-artikel 94) EU-verdrag.

Waardering: V 10 jaar

155.

Handeling: Het bemiddelen bij klachten van ondernemers inzake handelsbelemmeringen in de Europese markt.

Periode: 1994–

Opmerking: In 1997 heeft het ministerie hierover een klachtenloket geopend.

Bron: Trade Barriers Regulation.

Waardering: V 10 jaar

156.

Handeling: Het deelnemen aan een adviserend EG-Comité ter beoordeling van aan de Wereldhandelsorganisatie voor te leggen klachten over handelsbelemmeringen van lidstaten van de WTO.

Periode: 1994–

Bron: Trade Barriers Regulation

Waardering: B 5

157.

Handeling: Het via het adviserend EG-Comite aan de Wereldhandelsorganisatie indienen van klachten over handelsbelemmeringen van andere lidstaten van de WTO.

Periode: 1994–

Opmerking: De klachten inzake het onvoldoende functioneren van de wereldmarkt worden door regeringsinterventie afgedaan.

Bron: Trade Barriers Regulation

Waardering: B 5

158.

Handeling: Het ontwerpen van formulieren en procedurevoorschriften voor de bemiddeling bij klachten van ondernemers inzake handelsbelemmeringen in de Europese of internationale markt.

Periode: 1980–

Product: Standaardformulier (PDF), voorlichtingsteksten

Overlegkader: Kamers van Koophandel, toporganen van het bedrijfsleven, EG-voorlichtingsorganen.

Opmerking: Interventie van de Nederlandse regering als zodanig behoort tot het mededingingsbeleid. In 1997 heeft het ministerie echter een klachtenloket Europese Markt geopend, waar belanghebbenden hun protesten kunnen indienen tegen inbreuken op afspraken in de EU of de Wereldhandelsorganisatie.

Waardering: V 10 jaar

159.

Handeling: Het leveren van bijdrage aan de activiteiten van het Centre for the Development of Industry.

Waardering: V 5 jaar

6.1.4 Personeel op buitenlandse posten

160.

Handeling: Het (mede) benoemen of aanwijzen van functionarissen op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen in bestaande Nederlandse vertegenwoordigingen.

Periode: 1946–1950

Product: Benoeming

Overlegkader: Minister van BuZa, (bureau de poste)

Opmerking: Het betreft de benoeming van hoofden van economische afdelingen, handelsattachés, economische voorlichtingsfunctionarissen, consuls.

NB: Wanneer er sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

Bron: Economisch buitenlandbeleid na herijking

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

160a.

Handeling: Het adviseren bij de plaatsing van functionarissen op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen in bestaande Nederlandse vertegenwoordigingen.

Periode: 1955–

Product: Adviezen

Overlegkader: Minister van BuZa, (bureau de poste)

Opmerking: NB: Wanneer er sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

Bron: Economisch buitenlandbeleid na herijking

Waardering: V 10 jaar na einde benoeming

161.

Handeling: Het (mede) opstellen van instructies op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen aan Nederlandse vertegenwoordigingen op ambassades en consulaire posten.

Periode: 1946–

Product: Instructies, circulaires

Bron: Economisch buitenlandbeleid na herijking

Waardering: V 10 jaar

162.

Handeling: Het instellen van coördinatieorganen op het gebied van door de minister opgedragen of aangestuurde taken aan Nederlandse vertegenwoordigingen.

Periode: 1950–

Product: Interne oprichtingsbeschikkingen en taakstellingen

Opmerking: Ingesteld zijn bijvoorbeeld: Commissariaat Buitenlandse Investeringen in Nederland CBIN (internationale benaming Netherlands Foreign Investment Agency) en het Bureau Technisch-Wetenschappelijke Attachés. Deze organen maken deel uit van de organisaties binnen het ministerie.

Bron: Staatsalmanak.

Waardering: B 4

163.

Handeling: Het nader financieren van apparaatskosten op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen voor werkzaamheden van bestaande Nederlandse vertegenwoordigingen.

Periode: 1946–

Bron: Economisch buitenlandbeleid na herijking

Waardering: V 10 jaar

164.

Handeling: Het adviseren inzake de benoeming van bestuursfunctionarissen in internationale organen.

Periode: 1946–

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Opmerking: Voorbeelden zijn: de Verenigde Naties en zijn gespecialiseerde organisaties, Europese Commissie (tot 1991).

Waardering: V 10 jaar

165.

Handeling: Het goedkeuren van jaarplannen op het gebied van buitenlandse economische betrekkingen van Nederlandse vertegenwoordigingen .

Periode: 1946–

Opmerking: Hieronder worden ook vertegenwoordigingen van internationale organisaties verstaan.

Bron: Economisch buitenlandbeleid na herijking

Waardering: V 10 jaar

166.

Handeling: Het (doen) opstellen van beleidsnota’s ten aanzien van de handel met andere landen afzonderlijk.

Periode: 1946–

Product: Landenrapporten

Overlegkader: Nederlandse en buitenlandse vertegenwoordigingen (Consulaten), OESO

Waardering: B 1

167.

Handeling: Het opstellen van rapporten met gegevens van het economische en handelsbeleid ten aanzien van groepen landen.

Periode: 1946–

Product: bijvoorbeeld: rapporten opkomende markten, rapporten Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten , Noord-Afrika

Overlegkader: Nederlandse en buitenlandse vertegenwoordigingen (Consulaten), OESO

Opmerking: In deze rapporten worden Opmerking: en gemaakt over de economische groei, de eventuele voorgestelde en toegepaste oplossingen bij problemen, de Nederlandse export, import en investeringen. Indien deze landen betrokken zijn bij samenwerkingsprogramma’s van het ministerie wordt ook gerapporteerd over de resultaten daarvan. De rapporten zijn tevens bedoeld als handelsinformatie voor belangstellenden.

Waardering: B 1

6.2 EVD

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–

Product: Voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 1: 1 exemplaar

Rest: V 2 jaar

6.3 CDIU

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1945–1997

Product: Vanaf 1997 viel CDIU onder Minister van Financiën

Voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 1: 1 exemplaar

Rest: V 2 jaar

6.4

140.

Handeling: Het mede voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking tot Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High Level groepen, thans Comite 133

Waardering: B 5

145.

Handeling: Het adviseren over door de minister van EZ geconcipieerde bijdragen aan het Comité 133 met betrekking tot gemeenschappelijke standpunten inzake de voorbereiding van EG-besluiten.

Periode: 1959–

Overlegkader: De minister van Buitenlandse Zaken

De minister van Landbouw en Visserij

Waardering: B 5

6.5 Minister van Buitenlandse Zaken

1.

Handeling: Het (mede) voorbereiden, vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de buitenlandse economische betrekkingen

Periode: 1945–

Opmerking: De SER adviseert de betrokken actoren. Daarnaast kunnen particuliere organisaties voor handelsbevordering om advies worden gevraagd.

Waardering: B 1

14.

Handeling: Het voeren van interdepartementaal ambtelijk overleg op het gebied van handelsbeleid

Periode: 1946–

Product: Verslagen van interdepartementale overleggroepen op ambtelijk niveau

Opmerking: Het betreft overlegstructuren, gebaseerd op interne interdepartementale afspraken.

Voorbeelden zijn: Gemengde commissie voor Economisch-Technische Samenwerking (EZ en LNV)

Waardering: B 1

16.

Handeling: Het (mede-)opstellen van modelteksten voor bilaterale verdragen.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Opmerking: Dit is met name het geval indien internationaal bepaalde standaardclausules tegen onevenredige bevoordeling of benadeling zijn vastgesteld.

Bronnen: GATT-overeenkomsten.

Waardering: B 5

17.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de sluiting van bilaterale verdragen met België, Duitsland of de Duitse deelstaten Niedersachsen of Nordrheinland Westfalen.

Periode: 1985–

Product: Bijvoorbeeld: verdragen van grensoverschrijdende bestuurssamenwerking grensoverschrijdende milieuovereenkomsten e.d.

Opmerking: Dit is met name het geval indien op regionaal niveau bij grensgebieden gezamenlijke organen moeten worden opgericht die onder meer economische betrekkingen regelen. Deze verdragen worden gestimuleerd door de EEG.

Bronnen: Art. 130 EEG-verdrag 1985.

Waardering: B 5

18.

Handeling: Het sluiten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten met landen binnen latere Europese samenwerkingsverbanden.

Periode: 1945–

Overlegorgaan: Ministerie van Financiën, Centrale Bank.

Product: Herzieningen van accoorden van de BLEU, 1943;

Herzieningen van de betalingsovereenkomst met Londen, 1945;

Handels- en betalingsovereenkomst met Tsjechoslowakije, 1945;

Handels- en betalingsovereenkomst met de USSdR, 1948;

Handels- en betalingsovereenkomst met de Franse bezettingszone van Duitsland, 1947;

Handels- en betalingsovereenkomst met de Russische bezettingszone van Duitsland, 1947.

Opmerking: Deze handels- en betalingsovereenkomsten behelzen dat de landen onderling afspraken maken over de betaling van wederzijds te im- en exporteren goederen. De betalingen van importeurs en exporteurs lopen via de centrale banken van de verdrag sluitende landen. Deze betalingen zijn aan maxima gebonden waarbinnen im- en exportafspraken mogen worden gemaakt.

Bronnen: HdTK 1947–1948 793, Nota van Toelichting p. 4.

Waardering: B 5

20.

Handeling: Het voorbereiden van de sluiting of herziening van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten met landen buiten het Europese samenwerkingsgebied.

Periode: 1946–1985

Opmerking: Dit samenwerkingsgebied bestaat tot 1950 uit landen, aangesloten bij internationale hulpprogramma’s voor de wederopbouw van Europa. Na de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisaties en de sluiting van Europese samenwerkingsverbanden betreft het landen die daarbuiten vallen.

Waardering: B 5

22.

Handeling: Het toelaten van vertegenwoordigingsposten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten uit het buitenland.

Periode: 1946– 1975

Product: Ontvangst van

Opmerking: Bijvoorbeeld: in 1946 werd in Amsterdam op compensatiebasis een handelsvertegenwoordiging van de USSR toegelaten.

Waardering: B 4

23.

Handeling: Het sluiten van bilaterale verdragen inzake de vordering van particuliere handelsschulden.

Periode: 1946– 1968

Product: Verdragen

Waardering: B 5

24.

Handeling: Het sluiten c.q. afhandelen van eenmalige werk-, krediet- en goederenovereenkomsten.

Periode: 1946–1968

Product: Bijv. Overeenkomst met Polen inzake havenwerken te Gdynia in ruil voor steenkool, 1946.

Waardering: V 10 jaar na einde overeenkomst

25.

Handeling: Het (mede) publiceren van verordeningen van de Europese Commissie inzake bilaterale verdragen tussen de EC en diverse landen inzake verklaringen en certificaten van oorsprong.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Waardering: V 5 jaar na publicatie

26.

Handeling: Het mede bij wet doen goedkeuren van bilaterale verdragen van de Europese Commissie met diverse landen inzake het handelsverkeer en/of de technische samenwerking

Periode: 1958–1985

Waardering: B 5

27.

Handeling: Het sluiten van bilaterale overeenkomsten met landen binnen de EEG inzake de verhandeling van wapens.

Periode: 1958–

Overlegorgaan: Ministerie van Defensie

Waardering: B 5

29.

Handeling: Het voeren van bilaterale onderhandelingen met bij een handelsconflict betrokken landen over de gevolgen van vergeldingsmaatregelen.

Periode: 1985–

Opmerking: Doel is het ongedaan maken van maatregelen voor Nederland, die in feite tegen een EU-besluit zijn gericht.

Bronnen: WTO-verdrag inzake handelsconflicten.

Waardering: B 5

30.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van bilaterale overeenkomsten inzake hulp en bijstand.

Periode: 1947–

Product: Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van het Europees Herstelplan, 29 juni 1948 Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van de Mutual Security Act, Overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld het Meerjaren Ontwikkelingsplan Suriname 1975 Financieringscredieten aan Tunesië.

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Opmerking: In deze verdragen kunnen bepalingen voorkomen, waarbij gelden worden besteed aan goederen die door het Nederlandse bedrijfsleven worden geproduceerd.

Waardering: B 1

31.

Handeling: Het sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen.

Periode: 1946– 1985

Opmerking: Na 1956 hebben deze overeenkomsten betrekking op landen buiten de EG.

Waardering: B 5

32.

Handeling: Het met toestemming van de Europese Commissie (mede) sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen binnen het Warschau-pact.

Periode: 1967–1989

Product: Verdragen

Opmerking: Als EG-orgaan functioneert de Beperkte Commissie Samenwerkingsovereenkomsten.

Waardering: B 5

33.

Handeling: Het met toestemming van de Europese Commissie (mede) sluiten van bilaterale verdragen inzake economische, industriële en technische samenwerking met andere landen buiten het Warschau-pact.

Periode: 1974–1989

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken, minister van Landbouw

Product: Verdragen

Opmerking: Als EG-orgaan functioneert de Beperkte Commissie Samenwerkingsovereenkomsten.

Waardering: B 5

36.

Handeling: Het sluiten van investeringsbeschermingsovereenkomsten met daartoe aangewezen meestbegunstigde landen.

Periode: 1990–

Product: Verdrag

Opmerking: Gebeurt in overleg met de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën.

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: B 5

37.

Vervallen.

38.

Vervallen.

41.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming internationale verdragsovereenkomsten op economisch terrein.

Periode: 1945–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Bron: De desbetreffende verdragen en/of protocollen

Waardering: B 5

42.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van nadere overeenkomsten, ontworpen op grond van internationale verdragsovereenkomsten op economisch terrein.

Periode: 1945–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Bron: De desbetreffende verdragen en/of protocollen

Waardering: B 5

45.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties inzake internationale economische betrekkingen.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij resoluties, handvesten en andere verklaringen.

Opmerking: Het betreft hier incidenteel de jaarlijkse Algemene Vergadering en bijzondere vergaderingen, voor zover die een economisch onderwerp hebben en een gemeenschappelijke maatregel als product beogen.

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: B 1,5

46.

Handeling: Het adviseren inzake de aanvaarding van Nederland van handvesten en andere gemeenschappelijke maatregelen van de Verenigde Naties inzake internationale economische betrekkingen.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verdragtekst

Opmerking: Het betreft hier incidenteel de jaarlijkse Algemene Vergadering maar met name bijzondere vergaderingen, die over specifieke onderwerpen (soms van sociaal-economische aard) handelen.

Waardering: B 1,5

47.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in vergaderingen van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC).

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: B 1,5

48.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse beantwoording in onderzoeksvragen van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC).

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Waardering: B 1,5

49.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan periodieke verslagen terwille van VN-rapporten en -publicaties over de sociale en economische toestand in Nederland.

Periode: 1948– 1995

Overlegorgaan: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Product: Periodieke Economische VN-rapporten worden verzorgd door de Word Economics and Social Service op basis van eigen onderzoek en van de verslaglegging van de lidstaten. Deze rapporten worden overigens na verklaringen van de lidstaten die tegen details van de inhoud bezwaar indienen niet gewijzigd. Wel worden deze bezwaren afzonderlijk gepubliceerd.

Waardering: B 1,5

50.

Handeling: Het als vakminister leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de door ECOSOC georganiseerde conferenties van de Verenigde Naties.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij actieprogramma’s en programma-organen

Opmerking: Het betreft hier de totstandkoming van UNCTAD, UNIDO, UNEP, maar ook latere samenwerkingsverbanden met niet-gouvernementele organisaties.

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: B 1,5

51.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de VN-commissies onder de paraplu van ECOSOC.

Periode: 1948–

Overlegorgaan: Minister van Buitenlandse Zaken

Product: Verslagen en adviezen bij rapporten

Bronnen: Handvest van de Verenigde Naties, art. 56.

Waardering: B 1,5

59.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de UNCTAD-conferenties van de Verenigde Naties.

Periode: 1962–

Opmerking: Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: B 1,5

60.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de raad van handel en ontwikkeling TDB.

Periode: 1962–

Opmerking: In overleg met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: B 1,5

61.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in door de TDB ingestelde intergouvernementele commissies en hun werkgroepen.

Periode: 1962–

Opmerking: Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: B 1,5

62.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fonds

Waardering: B 1,5

63.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Raad van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Zie ook het rapport Gedane buitenlandse zaken.

Waardering: B 1,5

64.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Hoofdcommissies van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fond

Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Waardering: B 1,5

65.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de grondstoffengroepen van het Gemeenschappelijk Fonds voor Grondstoffen.

Periode: 1978–

Product: Constitutie van het fonds.

Overlegorgaan: Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Grondstoffengroepen zijn overlegorganen van producenten en consumenten van specifieke grondstoffen.

Waardering: B 1,5

66.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van de UNIDO.

Periode: 1965–

Product: Conferentieafspraak met een orgaan.

Overlegkader: Minister belast met Ontwikkelingshulp; adviesorganen inzake ontwikkelingshulp, bedrijfsleven.

Waardering: B 1,5

67.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de Algemene Vergadering van de UNIDO.

Periode: 1965–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: B 1,5

68.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de werkzaamheden van de Raad van Industriële Ontwikkeling (IDB).

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Ministerie belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: B 1,5

69.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de werkzaamheden van begrotingscommissie van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Ministerie belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: B 1,5

70.

Handeling: Het leveren van inhoudelijke bijdragen aan de Nederlandse beantwoording van onderzoeksorganen van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp

Waardering: B 1,5

71.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan de Nederlandse delegatie van consultatiebijeenkomsten van onderzoeksorganen van de UNIDO.

Periode: 1979–

Overlegorgaan: Minister belast met Ontwikkelingshulp, ICIS.

Waardering: B 1,5

81.

Vervallen.

82.

Vervallen.

83.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan besluiten van de EECE, de ECITO en de ECO.

Periode: 1946–1947

Waardering: B 6

85.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bijeenkomsten van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: B 1

86.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bestuursorganen van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: B 1

95.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de interdepartementale voorbereiding van handelspolitieke besprekingen in Benelux-verband,

Periode: 1946– 1962

Waardering: V 10 jaar

144.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan het Comité 133 met betrekking tot gemeenschappelijke standpunten voor externe handelsverdragen.

Periode: 1968–

Opmerking: Hierbij is inbegrepen: het concipiëren van instructies aan de Nederlandse delegatie; deze instructies kunnen door de minister, maar ook door de REA of de Ministerraad worden vastgesteld.

Het uitbrengen van verslag van de vergaderingen namens de Nederlandse delegatie.

Product: GATT-afspraken

Bilaterale EG-handelsverdragen

Aanwijzingen voor handelsverdragen met landen die de EG-commissie niet erkennen

Waardering: B 5

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

150.

Handeling: Het registreren van eigen regelgeving ten behoeve van het interdepartementaal implementatieoverleg van Europese regels inzake Europese en internationale handel.

Periode: 1980–

Product: Database

Waardering: V 10 jaar

152.

Vervallen.

6.6 Minister van Financiën

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein buitenlandse economische betrekkingen.

Periode: 1997–

Opmerking: Vanaf 1997 viel CDIU onder Minister van Financiën

Product: Voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 1: 1 exemplaar

Rest: V 2 jaar

15.

Handeling: Het (mede) verzoeken aan het ministerie van Buitenlandse Zaken om te interveniëren voor Nederlandse handelsbelangen bij buitenlandse regeringsinstellingen naar aanleiding van aldaar genomen beslissingen.

Periode: 1946–

Opmerking: Gedacht moet worden aan bepalingen op het gebied van in in- uit en/of doorvoer van goederen en deviezen, transportregelingen, belastingmaatregelen, gebleken achterstelling van Nederlandse waar e.d. handelingen met betrekking tot het mededingingsbeleid ingevolge EG-verdragen worden besproken in het PIVOT-rapport met betrekking tot het mededingingsbeleid.

Waardering: B 1 (indien Financiën initiatief neemt)

V 10 jaar (indien Financiën geen initiatief neemt)

16.

Handeling: Het (mede-)opstellen van modelteksten voor bilaterale verdragen.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Opmerking: Dit is met name het geval indien internationaal bepaalde standaardclausules tegen onevenredige bevoordeling of benadeling zijn vastgesteld.

Bronnen: GATT-overeenkomsten.

Waardering: B 5

17.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de sluiting van bilaterale verdragen met België, Duitsland of de Duitse deelstaten Niedersachsen of Nordrheinland Westfalen.

Periode: 1985–

Product: Bijvoorbeeld: verdragen van grensoverschrijdende bestuurssamenwerking grensoverschrijdende milieuovereenkomsten e.d.

Opmerking: Dit is met name het geval indien op regionaal niveau bij grensgebieden gezamenlijke organen moeten worden opgericht die onder meer economische betrekkingen regelen. Deze verdragen worden gestimuleerd door de EEG.

Bronnen: Art. 130 EEG-verdrag 1985.

Waardering: B 5

19.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan het sluiten van bilaterale handels- en deviezenovereenkomsten met landen binnen latere Europese samenwerkingsverbanden

Periode: 1945–

Opmerking: Het betreft overeenkomsten die worden gesloten door de ministers van Economische en Buitenlandse Zaken

Waardering: B 1

22.

Handeling: Het toelaten van vertegenwoordigingsposten van bilaterale handels- en betalingsovereenkomsten uit het buitenland.

Periode: 1946–1975

Product: Ontvangst van

Opmerking: Bijvoorbeeld: in 1946 werd in Amsterdam op compensatiebasis een handelsvertegenwoordiging van de USSR toegelaten.

Waardering: B 4

25.

Handeling: Het (mede) publiceren van verordeningen van de Europese Commissie inzake bilaterale verdragen tussen de EC en diverse landen inzake verklaringen en certificaten van oorsprong.

Periode: 1958–

Product: Mededelingen in de Staatscourant.

Waardering: V 5 jaar na publicatie

26.

Handeling: Het mede bij wet doen goedkeuren van bilaterale verdragen van de Europese Commissie met diverse landen inzake het handelsverkeer en/of de technische samenwerking

Periode: 1958–1985

Waardering: B 5

30.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van bilaterale overeenkomsten inzake hulp en bijstand.

Periode: 1947–

Product: Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van het Europees Herstelplan, 29 juni 1948 Bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten in het kader van de uitvoering van de Mutual Security Act, Overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld het Meerjaren Ontwikkelingsplan Suriname 1975 Financieringscredieten aan Tunesië.

Overlegkader: Ministerie van Buitenlandse Zaken

Opmerking: In deze verdragen kunnen bepalingen voorkomen, waarbij gelden worden besteed aan goederen die door het Nederlandse bedrijfsleven worden geproduceerd.

Waardering: B 1

36.

Handeling: Het sluiten van investeringsbeschermingsovereenkomsten met daartoe aangewezen meestbegunstigde landen.

Periode: 1990–

Product: Verdrag

Opmerking: Gebeurt in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken.

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: V 10 jaar

37.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan het sluiten van investeringsbeschermingsovereenkomsten met daartoe aangewezen meestbegunstigde landen.

Periode: 1990–

Product: Advies

Opmerking: Het betreft overeenkomsten die worden gesloten door de minister van Economische Zaken.

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: B 1

38.

Handeling: Het leveren van bijdragen en het voorleggen van geschillen bij de uitvoering van investeringsbeschermingsovereenkomsten aan internationale arbitragecommissies.

Periode: 1990–

Product: Arbitrage-overeenkomst en daartoe ingediende gerechtelijke stukken

Bronnen: GATT-overeenkomst.

Waardering: B 5

40.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan adviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Regeringscommissaris voor Duitse aangelegenheden over economische aangelegenheden ten aanzien van Duitsland.

Periode: 1945–1951

Waardering: B 6

52.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in het beleid van de UNRRA.

Periode: 1946–1950

Overlegorgaan: Minister van Financiën

Opmerking: De UNRRA is door de VN opgericht als organisatie ter ondersteuning van Europa in zijn wederopbouwperiode. Zij is opgevolgd door de ECE.

Waardering: B 5

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.7 Minister van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer

14.

Handeling: Het voeren van interdepartementaal ambtelijk overleg op het gebied van handelsbeleid

Periode: 1946–

Product: Verslagen van interdepartementale overleggroepen op ambtelijk niveau

Opmerking: Het betreft overlegstructuren, gebaseerd op interne interdepartementale afspraken Voorbeelden zijn:. Gemengde commissie voor Economisch-Technische Samenwerking (EZ en LNV)

Waardering: B 1

57.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de conferenties van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Periode: 1945–

Waardering: B 1

58.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse inbreng in de raad en andere bestuursorganen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

Periode: 1945–

Waardering: B 1

95.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de interdepartementale voorbereiding van handelspolitieke besprekingen in Benelux-verband,

Periode: 1946– 1962

Waardering: V 10 jaar

110.

Handeling: Het voeren van landelijke voorbereidingsvergaderingen voor de Nederlandse delegaties bij beraadslagingen van de raad van de OESO.

Product: Verslagen

Periode: 1960–

Opmerking: Overlegkader: Ngo’s: werkgevers-, werknemers-, consumenten- en milieu-organisaties.

Waardering: B 5

144.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen aan het Comité 133 met betrekking tot gemeenschappelijke standpunten voor externe handelsverdragen.

Periode: 1968–

Opmerking: Hierbij is inbegrepen: het concipiëren van instructies aan de Nederlandse delegatie; deze instructies kunnen door de minister, maar ook door de REA of de Ministerraad worden vastgesteld.

Het uitbrengen van verslag van de vergaderingen namens de Nederlandse delegatie.

Product: GATT-afspraken

Bilaterale EG-handelsverdragen

Aanwijzingen voor handelsverdragen met landen die de EG-commissie niet erkennen

Waardering: B 5

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.8 Minister van Defensie

28.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan het sluiten van bilaterale overeenkomsten met landen binnen de EEG inzake de verhandeling van wapens

Periode: 1958–

Opmerking: Het betreft hier overeenkomsten die worden gesloten door de ministers van Economische en Buitenlandse Zaken.

Waardering: B 1

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.9 Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu

110.

Vervallen.

148.

Vervallen.

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.10 Minister van Verkeer en Waterstaat

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.11 Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.12 Minister van Algemene Zaken

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.13 Minister van Justitie

148.

Handeling: Het (mede) notificeren van Nederlandse regelgeving aan de Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende Europese en internationale handel.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 10 jaar

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.14 Vakminister

85.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bijeenkomsten van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: V 10 jaar

86.

Handeling: Het in samenwerking met andere ministeries leveren van bijdragen aan bestuursorganen van de Conseil Tripartite.

Periode: 1946–1948

Bron: Tripartite-verdrag

Waardering: V 10 jaar

93.

Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in het overleg van de Commissies en daaronder ressorterende subcommissies van de Benelux-Unie.

Product: Periodieke verslagen

Periode: 1948–

Opmerking: O.a. in de:

Commissie voor coördinatie van de statistieken;

Commissie voor landbouw, visserij en voedselvoorziening;

Commissie voor industrie en handel;

Commissie voor transport en havenvraagstukken;

Commissie voor monetaire vraagstukken;

Commissie voor sociale vraagstukken;

Commissie voor prijzen en lonen;

Commissie voor koloniale preferenties;

Commissie ter bestudering van een gemeenschappelijke kas;

Commissie voor verdelingen en prioriteiten;

Commissie openbare aanbesteding;

Commissie directe belastingen.

Product: beleidsafstemming

Bron: Protocol van de Benelux-afspraak 1947.

Waardering: B 1

112.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan internationale fora, uitgeschreven door werkgroepen van de OESO en het instrueren van de diverse werkgroepen binnen de OESO.

Periode: 1960–

Opmerking: Voorbeelden zijn:

Jaarlijkse fora van de EPoC inzake het milieubeheer;

Forum on Harmful Tax practives, juli 1998;

Forum on strategic management, juni 1997.

Bron: Mandaat Epoc, Mandaat Committee on fiscal affairs.

Waardering: B 5

124.

Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raad van Ministers met betrekking tot EGKS-aangelegenheden.

Periode: 1952–

Producten: Bijdragen aan ministersdossier

Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie handeling hierboven.

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht voor 50 jaar om het beheer en de productie van delfstoffen op Europees niveau te brengen ging in 1952 van start en is op 23 juli 2002 opgeheven. Middelen en beleidstaken zijn overgedragen aan de Europese Unie.

Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III

Waardering: B 1,5

125.

Handeling: Het inbrengen van Nederlandse standpunten in de Raadswerkgroep met betrekking tot EGKS-aangelegenheden.

Periode: 1952–

Opmerking: Voor de inbreng m.b.t. de wijziging van het EGKS-Verdrag etc., zie hierboven.

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht voor 50 jaar om het beheer en de productie van delfstoffen op Europees niveau te brengen ging in 1952 van start en is op 23 juli 2002 opgeheven. Middelen en beleidstaken zijn overgedragen aan de Europese Unie.

Bron: EGKS-Verdrag, hoofdstuk III

Waardering: B 1,5

130.

Handeling: Het bijdragen in het ambtelijke en bestuurlijke vooroverleg t.b.v. de Nederlandse standpuntbepaling in EGKS-Raadsaangelegenheden.

Periode: 1952–

Producten: Bijdragen aan b.v. instructie PV, overleg met belangenorganisaties

Opmerking:

1. Samenstelling ICCE ca. 1985: EZ (7), overige betrokken departementen (1) m.u.v. SZW (2). Voorz. en secr. ca. 1985: EZ/BEB/directie Integratie.

2. Voor de ambtelijke voorportalen en onderraden van de ministerraad, zie PIVOT-rapport 1 (Onderraden en ambtelijke voorportalen).

Bron: SIC, 2e Interimrapport, II, p. 115

Waardering: B 5

141.

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake Europese en internationale handel.

Periode: 1993–

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers.

Waardering: B 1

143.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de internationale handel, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie het coördinatieoverleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.

Waardering: B 1,5

151.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan implementatieplannen om de nationale wet- en regelgeving aan te passen aan Europese richtlijnen.

Periode: 1992–

Bron: Aanwijzingen voor regelgeving(Stcrt. 1992. 230) 334

Waardering: B 1

152.

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Interdepartementale Commissie Europees Recht en zijn subcommissie.

Periode: 1997–

Product: O.a. mededelingen in de ICER-nieuwsbrief

Opmerking: In overleg met ICER-V

Waardering: V 5 jaar

6.15 De Interdepartementale Wegroep Notificatie (IWN)

168.

Handeling: Het voeren van overleg over interdepartementale vraagstukken met betrekking tot de toetsing van Nederlandse regelgeving aan de verdragsbepalingen van supranationale organen.

Periode: 1990–

Opmerking: Het betreft de notificaties van Nederlandse regels aan de Europese Commissie en aan de Wereld Handelsorganisatie

Waardering: V 10 jaar

7. Bronnen

7.1 Verdragen en internationale regels

7.1.1 Wereld

Handvest van de Verenigde Naties, 1945.

Havana charter for an International Trade Organization. of Final act of the United Nations Conference on Trade and Employment, 1948.

Protocollen van de GATT, Geneve 1948, gewijzigd 10 maart 1955 (stb. 1958, 155),

Verdrag nopens de privileges en immuniteiten der gespecialiseerde organisaties, Stb 1949, J 67; Trb 1951, 160.

Verdrag nopens de de organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling OESO, Parijs 14 december 1960, Stb. 1961, 385

Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, Wet van 23 juni 1960, Stb. 246

Internationale Koffie-overeenkomst van 28 september 1963, Stb. 1963, 522.

Internationale Koffie-overeenkomst van 28 maart 1968, Stb. 1968, 698, gewijzigd 1975, Stb. 1975, 180.

Verordening EG 1968, nr. 803 van de Raad houdende een nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief. PB/EG L 148

Internationale Cacao-overeenkomst, 1975, Stb. 1978, 95

Internationale Natuurrubber-overeenkomst, 1979, Stb. 1980, 150; 1987, Stb. 1988, 52.

7.1.2 Europa

Verdrag van oprichting van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking OEES, Parijs 6 april 1948.

Verdrag tot oprichting van een internationale douaneraad, 15 december 1950,

Verdrag tot oprichting van de Europese Betalingsunie,

Aanvullend protocol, Stb. 1953, 403.

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, 18 april 1951, Parijs; 27 oktober 1956, Luxemburg (Stb. 1958, 315)

Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, wet van 5 december 1957, Stb. 493

Overeenkomst met betrekking tot bepaalde instellingen werlke de Europese gemeenschappen gemeen hebben. Wet van 25 december 1957, Stb. 495

Verdrag tot instelling van een raad en een commissie welke de Europese gemeenschappen gemeen hebben van 8 april 1965, Stb. 1966, 463.

Verdragen inzake toetreding van landen bij de EG:

Denemarken, Ierland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, 22 januari 1972, Stb. 1972, 651

Griekenland, 28 mei 1979, Stb. 1980, 302

Spanje en Portugal, 12 juni 1985, Stb. 1985, 702

Besluit betreffende het stelsel van de eigen middelen van de gemeenschappen, 7 mei 1985, Stb. 1985, 703; 24 juni 1988, Stb. 1988, 651.

Beschikking EG 1982, nr, 845, Pb EG I, 357

Verdrag inzake de Europese Unie, 7 februari 1992, Stb. 1992, 692.

Verdrag inzake de Europese Economische Ruimte van Oporto van 2 mei 1992, Stb.1992, 693

7.2 Overige Bronnen:

HdTK 1978/1979, nr. 15 424 nr. 1

HdTK 1983–1984, nr. 18 206 (Exportnota en correspondentie)

8. Literatuur

Asbeek Brusse, W., Nederland en de onderhandelingen voor Euratom, scriptie Amsterdam 1987.

Baehr, P.R., L. Gordenker, De Verenigde Naties, Ideaal en werkelijkheid. Meppel, 1985, 1992, 1996.

Bakker, A.D.M., F. van Dijk, F. van der Doe e.a., Ter land, ter zee en in de lucht, een institutioneel onderzoek naar taken en handelingen op het beleidsterrein militaire operatiën van het ministerie van Defensie en voorgangers. ’s-Gravenhage, 1998. PIVOT-rapport 50.

Bakker, A.F.P. De internationale financiële instellingen. Amsterdam 1995

R. Barents, Internationale grondstoffenovereenkomsten, een onderzoek naar de juridische aspecten van internationale marktordeningen, ’s-Gravenhage 1982.

V.J.J.M. Bekkers, J.M. Bones, A.J.C. de Moor, van Vugt, W.J.M. Voermans, Brussel en Nederland: tegenliggers, spookrijders of reisgenoten? Implementatie van EG-regelingen in de Nederlandse rechtsorde. Zwolle 1993.

Blaisse, P.A., De Nederlandse handelspolitiek. Utrecht, 1948.

Blom, F, Het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken, rapport van het onderzoek naar organisatie, taken en personeel 1945–1969, CAS Winschoten 1989.

Bloemen, E.S.A. (Red), Het Benelux-effect, Belgie, Nederland en Luxemburg en de Europese integratie, Amsterdam 1992 (NEHA-series III, 17)

Boekesteijn, A.J., De wording van de Benelux, 1943–1949.

Brinkhorst, L.J., Grondlijnen van het Europees recht, Alphen aan den Rijn 1984, e.v.

Bronckers, C.E.J., Betere regels voor een nieuw millenium, een pleodooi tegen ondemocratische ontwikkelingen in de WTO, Leiden 2000.

Bruijn, J.A. de, Economische zaken, profiel van een ministerie, Den Haag, 1989.

E. Burger, P.L. Groen, J. Steenhuis. Gedane buitenlandse zaken. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein buitenland, ontwikkelingssamenwerking en het ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945–1990 [1994]. Ongepubliceerd concept.

CAS Winschoten, Het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken, Rapport van het onderzoek naar organisatie, taken en personeel 1945–1969. Winschoten 1989.

CAS Winschoten, Inventaris van de archieven va de Economische Voorlichtingsdienst en de onder deze dienst ressorterende instellingen van het Ministerie van Economische Zaken (1933–) 1936–1965 (1973). Winschoten 1991.

CAS Winschoten, Inventaris van het archief van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer, 1941–1964. Winschoten 1995.

CAS Winschoten, Inventaris van het Centraal Archief van het Ministerie van Economische Zaken (1906) 1944–1965 (1975), Winschoten 199.

CAS Winschoten, Inventaris van het archief van het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het ministerie van Economische Zaken (1945–) 1966–1969 (–1975). Winschoten 1992.

Clerx, J.M.M.J., Nederland en de liberalisatie van het handels- en betalingsverkeer (1945–1958). Groningen 1986.

Commissie voor de Handelspolitiek. Organisatie van het consulaatswezen. Z.pl. 1894.

Dingemans, R. en R. Romme, Nederland en het Marshall-plan, een bronnenoverzicht en filmografie 1947–1953. [’s-Gravenhage, 1996] Onderzoeksgids Algemeen Rijksarchief.

Eng, P. van den, Marshall-hulp voor Nederland, het aanbod van een perspectief (1947–1953), Doctoraalscriptie Groningen, 1984.

Flesch, Saskia, Nederland en België in de Europese Betalings Unie, 1947–1958, een gezamenlijk beleid? Doctoraalscriptie Utrecht 1994.

R.T. Griffiths, The economy and politics of the Netherlands since 1945. Den Haag 1980.

R.T. Griffiths, red. The Netherlands and the Integration of Europe, 1945–1957. Amsterdam 1990, NEHA-series III, 8.

Herwonnen welvaart, de betekenis van het Marshallplan voor Nederland en voor de Europese samenwerking. Den Haag, 1954, p. 75–99

Hubrecht, H.F.R., Het Nederlandsch consulaatswezen, bescheiden betreffende zijne organisatie (Amsterdam 1899).

Roel Jansen, Erger dan liefde. De internationale economie van Bretton Woods tot Maastricht. Amsterdam/Leuven 1993. p. 30

Kapteyn, P.J.G. en P.Verloren van Themaat (red.), Inleiding tot het recht van de Europese Gemeenschappen, Deventer 1995.

Kersten, A.E., Buitenlandse Zaken in ballingschap, groei en verandering van een ministerie 1940–1945. Alphen aan de Rijn 1988.

Kersten, A.E, ‘Nederland en de buitenlandse politiek na 1945’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden XV (Haarlem 1982), p. 382–400.

Kersten, A.E., `De Europese integratie in vogelvlucht’, in: Economisch-Statistische Berichten 77 (3891) 1992.

A. Kocsorowska, International trade conventions, their effectiveness, present and future. Den Haag, Londen Boston 1995.

Meer, F.M. van der en L.J. Roborgh, De interne en externe werking van de departementen van algemeen bestuur Serie Miniaturen 26 (vakgroep bestuurskunde) (Leiden 1986)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Overzicht van de Verenigde Naties en de Gespecialiseerde Organisaties, ’s-Gravenhage 1992–…

Ministerie EZ, Nota subsidiebeleid ten opzichte van exportcombinaties, 1954

Moquette, F.G., Van BEP tot BEB, de aanpassing van de bestuurlijke structuren aan de ontwikkelingen van de buitenlandse economische betrekkingen in Nederland sedert 1795, diss. Leiden 1993

Schermers, H.G., De gespecialiseerde organisaties, hun bouw en inrichting. Leiden, 1957

H. Suddards, An anatomy of the World Trade Organization, Den Haag, Londen, Boston 1997.

Teppema, mr. S.Th.J., ‘Tien jaar buitenlandse economische betrekkingen’, in: Tien jaar economisch leven in Nederland, Herstelbank 1945–1955. ’s-Gravenhage, 1955.

J.H. van Tol, Agrarische handelspolitiek en exportbevordering. Een institutioneel onderzoek naar taken en handelingen op het gebied van de agrarische handelspolitiek, internationale samenwerking en exportbevordering ten aanzien van agrarische en visserijproducten, en naar de agrarische vertegenwoordiging in het buitenland, 1945–1998. Ongepubliceerd concept. [’s-Gravenhage, 2001 PIVOT-rapport nr. …]

Weisglas, M. Benelux, van nabuurstaten tot uniepartners. Amsterdam, 1949.

WTO-secretariaat, Guide to the Uruguay Round Agreements, Den Haag, Londen, Boston, 1999.

  1. Het hier volgende is een parafrase van Moquette BEP, p. 397 ^ [1]
  2. Art. 5, Archiefwet 1995. ^ [2]
  3. ‘Bovendien worden op 1 april 1946 alle aangelegenheden van economischen en financieelen aard, waaronder onder ook ressorteeren zaken nopens raparatie en restitutie, overgedragen aan de Directie van Economische Zaken.’ Archiefcode 130.1 Dir. Inwendige Dienst Formatie departement 1946. ^ [3]
  4. Moquette, 243. ^ [4]
  5. Van der Togt, 19. ^ [5]
  6. Moquette, 251–253. ^ [6]
  7. DG-BEB, Werkplan 2000, par. 2.1. Het hierna volgende is een samenvatting. ^ [7]
Naar boven