Wet OM-afdoening

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het wettelijk kader voor buitengerechtelijke afdoening van strafzaken aan te passen en de mogelijkheden te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.]

Artikel Va

[Red: Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.]

Artikel VIa

[Red: Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.]

Artikel Xa

[Red: Wijzigt de Wet melding ongebruikelijke transacties en de Wet identificatie bij dienstverlening.]

Artikel XI

In strafzaken waarin voor het in werking treden van artikel II, onderdelen O tot en met R, artikel III, artikel IV en artikel VI van deze wet voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig de artikelen 74 en 74c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 36 en 37 van de Wet op de economische delicten, artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel artikel 85 van de Waterschapswet, blijven de artikelen die door deze wet gewijzigd worden of vervallen van toepassing zoals zij luidden voor het in werking treden van het desbetreffende onderdeel van deze wet.

Artikel XII

Artikel 3.14, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede artikel 15b, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals zij luidden voor het in werking treden van de artikelen VIII en IX van deze wet, blijven van toepassing in gevallen waarin vergoedingen zijn verstrekt ter zake van het voldoen aan gestelde voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging in Nederland.

Artikel XV

In de gevallen waarin de wet bepaalt dat een bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt indien voor hetzelfde feit het recht tot strafvordering is vervallen doordat is voldaan aan de voorwaarden die krachtens een wettelijk voorschrift zijn gesteld ter voorkoming van strafvervolging, legt dit bestuursorgaan tevens geen bestuurlijke boete op indien ter zake van dat feit een strafbeschikking is uitgevaardigd.

Artikel XXIa

Onze Minister van Justitie zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel XXII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 7 juli 2006

Beatrix

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achttiende juli 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven