Subsidieregeling regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra lerarenopleidingen 2006–2008

[Regeling vervallen per 23-01-2014.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 02-03-2010 t/m 22-01-2014

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 juni 2006, nr. AP/OKP/2006/24748, houdende regels voor verstrekking van subsidie ten behoeve van regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra lerarenopleidingen (Subsidieregeling regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra lerarenopleidingen 2006–2008)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Subsidieverstrekking ten behoeve van regionale samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister verstrekt subsidie ten behoeve van een regionaal samenwerkingsverband ter bevordering van:

    • a. onderlinge afstemming van het opleidingenaanbod op de vraag naar onderwijspersoneel in de regio met meer mogelijkheden voor differentiatie en maatwerk en tot een reële voortgang in de ontwikkeling hiervan gedurende de komende jaren;

    • b. het in onderlinge samenhang en samenwerking op doelmatige wijze zorgen voor een toegankelijk aanbod van opleidingen voor leraren basisonderwijs en opleidingen voor leraren voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in zoveel mogelijk vakken, in het bijzonder ook van vakken met een beperkte vraag vanuit scholen of een gering aanbod van studenten;

    • c. een zodanige afstemming van aanbod, curricula en begeleidingsvormen dat de doorstroom van leraren binnen de onderwijskolom primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie wordt verbeterd;

    • d. een verbeterde kenniscirculatie tussen lerarenopleidingen en tussen lerarenopleidingen en scholen, waaronder versterking van het praktijkgericht onderzoek en ontwikkeling van een op de beroepspraktijk gericht theoretisch kader daarvoor;

    • e. continuïteit en stabiliteit van de inhoudelijke en vakdidactische expertise die beschikbaar is bij de samenwerkende opleidingen en scholen;

    • f. ter beschikking stellen van de inhoudelijke en vakdidactische expertise aan opleidingen en scholen binnen en buiten het samenwerkingsverband en aan de landelijke expertisecentra;

    • g. gebruik van de bijdragen en de ontwikkelde inhoudelijke en vakdidactische expertise van de landelijke expertisecentra; en

    • h. instandhouding en waar nodig verbetering van de infrastructuur voor de professionalisering van zij-instromers, waaronder begrepen de uitvoering van geschiktheidsonderzoeken.

  • 2 Subsidie wordt slechts verleend, voor zover het regionaal samenwerkingsverband wordt gedragen door de regio, blijkend uit aantoonbare participatie van universiteiten en hogescholen die tezamen 75% van de lerarenopleidingen die zij in de regio verzorgen in de samenwerking onderbrengen.

Artikel 3. Subsidieverstrekking ten behoeve van landelijke expertisecentra

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister verstrekt subsidie ten behoeve van een landelijk expertisecentrum ter bevordering van:

    • a. bundeling en ontwikkeling van inhoudelijke en didactische expertise op een bepaald vakgebied; en

    • b. overdracht van inhoudelijke en vakdidactische expertise aan lerarenopleidingen en scholen, waaronder in ieder geval lerarenopleidingen die deel uitmaken van regionale samenwerkingsverbanden en scholen die met deze samenwerkingsverbanden samenwerken.

  • 2 Subsidie wordt slechts verleend, voor zover:

    • a. de infrastructuur en de kennis op het specifieke terrein om inhoudelijke en didactische expertise op het desbetreffende vakgebied ten dienste van de gehele onderwijskolom primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, en van de lerarenopleidingen te bundelen en te verspreiden, aantoonbaar aanwezig is bij het landelijke expertisecentrum; en

    • b. de aanvraag op ten hoogste twee expertisecentra ziet.

  • 3 Per gebied waarop inhoudelijke en vakdidactische expertise wordt ontwikkeld, wordt slechts ten behoeve van één landelijk expertisecentrum subsidie verleend.

Artikel 4. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Subsidie als bedoeld in de artikelen 2 en 3 wordt slechts verleend aan:

  • a. universiteiten met een lerarenopleiding; of

  • b. hogescholen met een lerarenopleiding.

Artikel 5. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is ten behoeve van regionale samenwerkingsverbanden een bedrag van € 11.112.000,– beschikbaar.

  • 2 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is ten behoeve van landelijke expertisecentra een bedrag van € 5.400.000,– beschikbaar.

Artikel 6. Maximumbedragen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

1 Het subsidiebedrag per regionaal samenwerkingsverband bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat niet meer wordt verleend dan € 926.000,–.

  • 2 Het subsidiebedrag per landelijk expertisecentrum bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat niet meer wordt verleend dan € 675.000,–.

  • 3 Voor de berekening van de hoogte van de subsidie worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. loonkosten van personeel van een of meer instellingen die deel uitmaken van een regionaal samenwerkingsverband;

    • b. aan derden verschuldigde kosten voor verrichte arbeid;

    • c. materiaalkosten voor de aanschaf van middelen of materialen die een functionele relatie tot de activiteiten hebben en maximaal 25% van de totale subsidiabele kosten bedragen;

    • d. kosten voor overhead als opslag voor algemene kosten, niet hoger dan 40% van de loonkosten, bedoeld onder a.

§ 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 7. Subsidieaanvraag ten behoeve van een regionaal samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt uiterlijk 1 oktober 2006 schriftelijk ingediend bij AgentschapNL, afdeling Onderwijs en Arbeidsmarkt, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag.

  • 2 Voor een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt gebruik gemaakt van een aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regeling.

  • 3 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2 bevat in ieder geval een activiteitenplan met:

    • a. een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de situatie per 1 januari 2006;

    • b. de te bereiken resultaten en effecten in de regio op 31 december 2008 en welke mijlpalen daartoe op 31 december 2007 moeten zijn bereikt, concreet en toetsbaar geformuleerd en waar van toepassing voorzien van streefcijfers;

    • c. de activiteiten die worden ondernomen om de resultaten en effecten, bedoeld onder b, te bereiken;

    • d. informatie over de wijze waarop participanten zorgdragen voor het voortbestaan van het regionale samenwerkingsverband na afloop van de subsidieperiode;

    • e. een opgave van de scholen voor primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie die in de regio bij het samenwerkingsverband zijn betrokken en de wijze waarop dat het geval is;

    • f. een aan de activiteiten gerelateerde begroting.

Artikel 8. Subsidieaanvraag ten behoeve van een landelijk expertisecentrum

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt uiterlijk 1 oktober 2006 schriftelijk ingediend bij AgentschapNL, afdeling Onderwijs en Arbeidsmarkt, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag.

  • 2 Voor een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt gebruik gemaakt van een aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regeling.

  • 3 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3 bevat in ieder geval een activiteitenplan met:

    • a. het gebied waarop de inhoudelijke en vakdidactische expertise wordt ontwikkeld, te weten:

      • 1°. bèta-techniek;

      • 2°. zaakvakken;

      • 3°. moderne vreemde talen;

      • 4°. Nederlands en NT2;

      • 5°. rekenen/wiskunde;

      • 6°. economie en handel;

      • 7°. leren van docenten; of

      • 8°. zorg;

    • b. een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de situatie per 1 januari 2006;

    • c. de te bereiken resultaten en effecten in het landelijk expertisecentrum op 31 december 2008 en welke mijlpalen daartoe op 31 december 2007 moeten zijn bereikt, concreet en toetsbaar geformuleerd en waar van toepassing voorzien van streefcijfers;

    • d. de activiteiten die worden ondernomen om de resultaten en effecten te bereiken zoals bedoeld in onderdeel c;

    • e. informatie over de wijze waarop:

      • 1°. zorg gedragen wordt voor draagvlak bij lerarenopleidingen en scholen om de te ontwikkelen inhoudelijke en vakdidactische expertise daadwerkelijk te gebruiken;

      • 2°. lerarenopleidingen en scholen met hun ontwikkelingsvragen bij het expertisecentrum terecht kunnen;

      • 3°. de aanvrager denkt te komen tot afspraken met de regionale samenwerkingsverbanden over beschikbaarstelling van de inhoudelijke en vakdidactische expertise aan lerarenopleidingen en scholen;

      • 4°. zorg gedragen wordt voor het voortbestaan van het expertisecentrum na afloop van de subsidieperiode; en

    • f. een aan de activiteiten gerelateerde begroting.

§ 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 9. Criteria bij subsidieverlening

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

Artikel 10. Beoordelingscommissie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Een uit drie leden bestaande beoordelingscommissie bereidt de beslissing van de minister voor over:

    • 1°. de verlening van de subsidie; en

    • 2°. de hoogte van de toe te kennen bedragen.

  • 2 De leden van de beoordelingscommissie worden door de minister voor een periode van ten hoogste zes maanden benoemd.

  • 3 De minister benoemt twee leden, niet zijnde de voorzitter, op basis van een voordracht van de VSNU en de HBO-raad.

  • 4 De beoordelingscommissie bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 5 De beoordelingscommissie wordt ondersteund door een of meer door de minister aan te wijzen personen, die geen ambtenaar zijn bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 6 De beoordelingscommissie maakt uiterlijk 15 november 2006 haar oordeel over de subsidieaanvragen voor regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra bekend aan de minister.

  • 7 De beoordelingscommissie stelt uiterlijk 31 december 2006 een verslag van werkzaamheden op en dient dit verslag in bij de minister.

  • 8 De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de beoordelingscommissie worden na beëindiging van de werkzaamheden overgedragen aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 11. Oordeel beoordelingscommissie over subsidieaanvragen ten behoeve van regionale samenwerkingsverbanden

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De beoordelingscommissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief oordeel op de aanvraag van subsidie voor een regionaal samenwerkingsverband indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde voorwaarden; of

    • b. de aanvraag en de onderbouwing van de duurzaamheid van het samenwerkingsverband naar het oordeel van de beoordelingscommissie geen vertrouwen bieden in het tot een goed einde brengen van het activiteitenplan, respectievelijk het in stand houden van het verband.

  • 2 De beoordeling van de aanvragen van regionale samenwerkingsverbanden geschiedt met inachtneming van de regionale spreiding van de regionale samenwerkingsverbanden.

  • 3 De beoordelingscommissie rangschikt de aanvragen waarover zij positief adviseert in ieder geval op:

    • a. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van deze regeling;

    • b. de kwaliteit van de aanvraag;

    • c. het draagvlak bij de lerarenopleidingen en scholen;

    • d. het vertrouwen in het voortbestaan van het regionaal samenwerkingsverband na afloop van de subsidieperiode.

  • 4 Voor de rangschikking door de commissie wegen de criteria, bedoeld in het tweede en derde lid, even zwaar.

Artikel 12. Oordeel beoordelingscommissie over subsidieaanvragen ten behoeve van landelijke expertisecentra

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De beoordelingscommissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief oordeel op de aanvraag om subsidie voor een landelijk expertisecentrum indien de:

    • a. aanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde voorwaarden; of

    • b. aanwezige deskundigheid binnen het expertisecentrum geen vertrouwen biedt in het tot een goed einde brengen van het activiteitenplan, respectievelijk het in stand houden van het centrum.

  • 2 De beoordeling van de aanvragen van de landelijke expertisecentra geschiedt met inachtneming van de verscheidenheid in typen inhoudelijke en vakdidactische expertise.

  • 3 De beoordelingscommissie rangschikt de aanvragen waarover zij positief adviseert in ieder geval op:

    • a. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van deze regeling;

    • b. de kwaliteit van de aanvraag;

    • c. het draagvlak bij de lerarenopleidingen en scholen;

    • d. het vertrouwen in het voortbestaan van het landelijk expertisecentrum na afloop van de subsidieperiode.

  • 4 Voor de rangschikking door de commissie wegen de criteria, bedoeld in het tweede en derde lid, even zwaar.

Artikel 13. Beslistermijn minister regionaal samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De minister beslist uiterlijk op 1 december 2006 over elk van de aanvragen voor een regionaal samenwerkingsverband.

Artikel 14. Beslistermijn minister landelijk expertisecentrum

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De minister beslist uiterlijk op 1 december 2006 over elk van de aanvragen voor een landelijk expertisecentrum.

Artikel 15. Mandaatverlening AgentschapNL

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Aan de algemeen directeur van AgentschapNL te ’s-Gravenhage wordt mandaat verleend om, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, op grond van deze regeling besluiten te nemen over:

  • a. het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen;

  • b. de verlening of weigering van subsidie; of

  • c. het vaststellen van de bevoorschotting en de afhandeling daarvan.

Artikel 16. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

In het geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

§ 4. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 17. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Een ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 2 ziet erop toe dat het regionaal samenwerkingsverband de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend binnen een maand na het verlenen van de subsidie start.

  • 2 Een ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 3 ziet erop toe dat het landelijk expertisecentrum:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend binnen een maand na het verlenen van de subsidie start;

    • b. aantoonbaar gebruik maakt van de ontwikkelde praktijkkennis in het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie; en

    • c. de expertise en de instrumenten van het Ruud de Moor Centrum waar mogelijk benut.

Artikel 18. Tussentijdse audit

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister laat uiterlijk 31 december 2007 voor de regionale samenwerkingsverbanden en de landelijke expertisecentra door een onafhankelijke organisatie een audit uitvoeren om vast te stellen of de tot dan voorgenomen mijlpalen zijn bereikt en wat de resultaten tot dat moment zijn.

  • 2 Op basis van de resultaten van deze audit kan de minister besluiten de middelen bestemd voor 2008 niet of niet in zijn geheel uit te bevoorschotten.

Artikel 19. Bewaarplicht

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie of andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling, gedurende ten minste zeven jaar na datum waarop de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden.

Artikel 20. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 21. Verantwoording subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Uiterlijk 1 november 2010 zendt de subsidieontvanger aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer, de inhoudelijke en financiële eindrapportage over de gehele periode, voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De inhoudelijke en financiële eindrapportage bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, dat per activiteit inzicht geeft in de daarvoor begrote en aangewende middelen, inclusief de daarbij behaalde resultaten.

  • 3 Uiterlijk zes maanden na ontvangst van de inhoudelijke en financiële eindrapportage en de verklaring van de accountant wordt de subsidie definitief vastgesteld.

Artikel 22. Lagere vaststelling subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de activiteiten kunnen worden teruggevorderd.

  • 2 De subsidie wordt uiterlijk in 1 juli 2010 besteed en verantwoord in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft.

  • 3 Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager worden vastgesteld, indien:

    • a. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b. de activiteiten niet zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd;

    • c. de ontvanger van de subsidie heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d. de ontvanger de subsidie kennelijk in strijd met het doel van de subsidie heeft gehandeld; of

    • e. de verlening van de subsidie onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

§ 6. Betaling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 23. Voorschotten

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister verleent per regionaal samenwerkingsverband jaarlijks een voorschot.

    Dit voorschot bedraagt maximaal € 230.000,– in 2006, € 348.000,– in 2007 en € 348.000,– in 2008.

  • 2 De minister verleent per landelijk expertisecentrum jaarlijks een voorschot. Dit voorschot bedraagt maximaal € 157.000,– in 2006, € 259.000,– in 2007 en € 259.000,– in 2008.

Artikel 24. Termijnen bevoorschotting

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De bevoorschotting vindt plaats in:

    • a. 2006: binnen twee weken na subsidieverlening;

    • b. 2007: voor 1 juli; en

    • c. 2008: voor 1 maart.

  • 2 Indien een voorschot niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn kan worden verstrekt, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de bevoorschotting tegemoet kan worden gezien.

§ 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 25. Afwijking in bijzondere gevallen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

In bijzondere gevallen kan de minister besluiten de voorwaarden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, buiten toepassing te laten, dan wel daarvan af te wijken, voor zover toepassing van die voorwaarden, gelet op het doel van de regeling, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 27. Citeertitel

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra lerarenopleidingen 2006–2008.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven