Wijzigingsbesluit Vreemdelingenbesluit 2000 (implementatie Richtlijn 2004/38/EG betreffende [...] en verblijf op het grondgebied van de lidstaten)

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-12-2006 t/m heden

Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 20 februari 2006, nr. 5405850/06/6;

Gelet op artikelen 2, vierde lid, 12, tweede lid, 54, eerste lid, en 112 van de Vreemdelingenwet 2000;

De Raad van State gehoord (advies van 17 maart 2006, nr. W03.06.0057/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 14 april 2006, nr. 5414373/06/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit geldig bescheid, waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, wordt, onder handhaving van de daarop gestelde aantekeningen en de geldigheidsduur, aangemerkt als document als bedoeld in artikel 8.13, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien de houder ervan niet de nationaliteit van een staat bezit als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikel III

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit geldig bescheid, waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 blijkt, wordt mede aangemerkt als een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.19 van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien de houder ervan de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 dan wel als een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.20 van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien de vreemdeling gemeenschapsonderdaan is, maar niet een zodanige nationaliteit bezit.

Artikel IV

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijnde aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van een verblijfsdocument, van een vreemdeling die de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt aangemerkt als een verzoek om afgifte van de in artikel 8.12, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde verklaring van inschrijving, indien hij niet of minder dan vijf jaren voorafgaande aan dat tijdstip in de vreemdelingenadministratie is ingeschreven. Op de verklaring wordt de datum van de aanvraag dan wel van de eerdere aanvraag die aanleiding gaf tot inschrijving vermeld als datum van inschrijving.

Artikel V

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijnde aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van een verblijfsdocument, van een vreemdeling die de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en die tenminste vijf jaren voorafgaand aan dat tijdstip in de vreemdelingenadministratie is ingeschreven, wordt aangemerkt als een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.19 van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikel VI

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijnde aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van een verblijfsdocument, van een vreemdeling die niet de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, wordt aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 8.13, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien hij niet of minder dan vijf jaren voorafgaand aan dat tijdstip in de vreemdelingenadministratie is ingeschreven.

Het ten tijde van die aanvraag afgegeven bescheid, waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder i, van de Vreemdelingenwet 2000 als gemeenschapsonderdaan blijkt, waarvan de vreemdeling houder is, wordt aangemerkt als verklaring als bedoeld in artikel 8.13, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikel VII

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijnde aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van een verblijfsdocument, van een vreemdeling die niet de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, wordt aangemerkt als een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 8.20 van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien hij tenminste vijf jaren voorafgaand aan dat tijdstip in de vreemdelingenadministratie is ingeschreven.

Artikel VIII

Op de behandeling van een bezwaarschrift van een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7 van het Vreemdelingenbesluit 2000, gericht tegen een besluit waarbij de toegang tot Nederland wordt geweigerd, een aanvraag om toetsing aan het gemeenschapsrecht en afgifte van een verblijfsdocument wordt afgewezen, dan wel tegen een besluit waarbij het verblijfsrecht wordt beëindigd of waarbij tot ongewenstverklaring wordt overgegaan dan wel tegen een besluit tot weigering de ongewenstverklaring op te heffen, dat is bekendgemaakt voor inwerkingtreding van dit besluit blijft het recht zoals het gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel IX

Op onderdanen van staten, die op 1 mei 2004 zijn toegetreden of daarna toetreden tot de Europese Unie, alsmede hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, blijven de artikelen 8.11 en 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 van toepassing zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan inwerkingtreding van dit besluit, indien en voor zover ten aanzien van deze onderdanen het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt ingevolge door Nederland getroffen overgangsmaatregelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 april 2006

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de zevenentwintigste april 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven