Regeling instemming deelname aan Kyoto-projectactiviteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 21-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-04-2009 en zichtdatum 30-04-2024.
Geldend van 01-05-2006 t/m 13-11-2009

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken van 13 april 2006, nr. KVI2006247416, houdende criteria voor het verlenen van instemming met deelname aan projectactiviteiten in het kader van de Kyoto-mechanismen (Regeling instemming deelname aan Kyoto-projectactiviteiten)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op richtlijn nr. 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectgebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto (PbEU L 338) en het op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170, en 1999, 110) en de artikelen 16.46b, vierde, zevende en achtste lid, en 16.46c, derde lid, in verbinding met 16.46b, vierde, zevende en achtste lid, van de Wet milieubeheer;

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

CDM-projectactiviteit: projectactiviteit als bedoeld in artikel 16.46b, eerste lid, van de wet;

CDM-raad: raad van bestuur van het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Protocol van Kyoto;

JI-projectactiviteit: projectactiviteit als bedoeld in artikel 16.46c, eerste lid, van de wet;

wet: Wet milieubeheer.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Bij een verzoek om instemming met deelname aan een CDM-projectactiviteit als bedoeld in artikel 16.46b, derde lid, van de wet, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. in het geval de projectactiviteit reeds door de CDM-raad overeenkomstig de overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluiten is geregistreerd: de naam en het registratienummer van de projectactiviteit en de datum van registratie;

    • b. in het geval de projectactiviteit nog niet door de CDM-raad is geregistreerd: de naam van de projectactiviteit alsmede de website en de datum waarop het ontwerp van die activiteit voor inspraak is gepubliceerd overeenkomstig artikel 27, onder h, van de Modaliteiten en procedures voor een mechanisme van schone ontwikkeling als bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto.

  • 2 Bij het verzoek worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. in het geval de projectdeelnemer geen natuurlijke persoon is: een afschrift van de inschrijving in het handelsregister waarop de naam van de projectdeelnemer staat vermeld of, in het geval van een buiten Nederland gevestigde projectdeelnemer: 1º. een daaraan gelijkwaardig document of 2º. in het geval geen gelijkwaardig document als bedoeld onder a bestaat: een ander document waaruit de naam van de projectdeelnemer blijkt;

    • b. in het geval de projectdeelnemer een natuurlijke persoon is: een kopie van een geldig legitimatiebewijs;

    • c. in het geval het ontwerp van de projectactiviteit, bedoeld in het eerste lid, onder b, dan wel de geregistreerde projectactiviteit, bedoeld in het eerste lid, onder a, nog niet de naam bevat van de projectdeelnemer die het verzoek heeft ingediend: een schriftelijke verklaring van alle in het ontwerp vermelde deelnemers aan die activiteit, waarin deze aangeven in te stemmen met het toevoegen van de betrokken projectdeelnemer;

    • d. een verklaring van de projectdeelnemer dat de deelname aan de projectactiviteit zal voldoen aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;

    • e. voorzover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: een verklaring van de projectdeelnemer dat bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen in acht worden genomen.

  • 3 De in het tweede lid, onder c, d en e, bedoelde verklaringen mogen Engelstalig zijn. Voorzover het document, bedoeld in het tweede lid, onder a, onder 1º, niet in de Engelse taal is gesteld, wordt een door een beëdigd vertaler opgestelde Engelse vertaling daarvan overgelegd.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Bij een verzoek om instemming met deelname aan een JI-projectactiviteit als bedoeld in artikel 16.46c, derde lid, van de wet worden de in artikel 2, tweede lid, bedoelde bescheiden overgelegd. Bij het verzoek worden tevens de volgende gegevens verstrekt:

    • a. in het geval op de projectactiviteit de procedure, bedoeld in sectie E van de Richtlijnen voor de implementatie van artikel 6 van het Protocol van Kyoto, wordt toegepast: de naam van de projectactiviteit alsmede de website en de datum waarop het ontwerp van de activiteit voor inspraak is gepubliceerd overeenkomstig artikel 32 van die richtlijnen;

    • b. in het geval op de projectactiviteit niet de onder a bedoelde procedure wordt toegepast: de naam van de projectactiviteit.

  • 2 Indien het eerste lid, onder b, van toepassing is, wordt bij het verzoek tevens een afschrift overgelegd van de instemmende beslissing van de bevoegde autoriteit van het land waar de projectactiviteit plaatsvindt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor het in behandeling nemen van een verzoek om instemming met deelname aan een projectactiviteit is de indiener een vergoeding verschuldigd van € 350.

  • 2 In het geval van een CDM-projectactiviteit wordt de vergoeding betaald door overmaking van het verschuldigde bedrag op de betreffende rekening van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3 In het geval van een JI-projectactiviteit wordt de vergoeding betaald door overmaking van het verschuldigde bedrag op de betreffende rekening van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De deelname van een projectdeelnemer aan een projectactiviteit wordt aangemerkt als te voldoen aan de in artikel 16.46b, derde lid, onder a, van de wet bedoelde eisen, indien hij een verklaring als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, heeft overgelegd. De eerste volzin laat de bevoegdheid, bedoeld in artikel 16.46b, vijfde lid, aanhef en onder b, van de wet, onverlet.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Een projectactiviteit en de uitvoering daarvan worden aangemerkt als te voldoen aan de in artikel 16.46b, derde lid, onder b, van de wet bedoelde richtlijnen, indien de projectdeelnemer een verklaring als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, heeft overgelegd. De eerste volzin laat de bevoegdheid, bedoeld in artikel 16.46b, vijfde lid, aanhef en onder b, van de wet, onverlet.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Implementatiewet EG-richtlijn projectgebonden Kyoto-mechanismen in werking treedt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instemming deelname aan Kyoto-projectactiviteiten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 april 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven