Vaststellingsbesluit selectielijst beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting 1945–2000 (Kanselarij der Nederlandse Orden)

[Regeling vervallen per 27-09-2017.]
Geraadpleegd op 17-04-2024.
Geldend van 21-04-2006 t/m 26-09-2017

Besluit van 16 maart 2006, nr. 06.000759, houdende vaststelling van een selectielijst van de Kanselarij der Nederlandse Orden op het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting over de periode 1945–2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 16 februari 2006, nr. C/S&A/05/2558, gedaan in overeenstemming met de Kanselarij der Nederlandse Orden;

Gelet op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Archiefwet 1995;

Gezien het advies van de Raad voor Cultuur van 18 november 2004, nr. arc-2004.1462/5;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 16 maart 2006

Beatrix

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.C. van der Laan

Bijlage Selectielijst voor de handelingen van de Kanselarij der Nederlandse Orden op het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting over de periode 1945–2000

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

I. Toelichting behorende bij de Selectielijst voor de handelingen van de Kanselarij der Nederlandse Orden op het beleidsterrein Beheer van de Rijksbegroting over de periode 1945–2000

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

De Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit 1995 verplichten de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende bescheiden. Onder ‘archiefbescheiden’ is niet alleen papier te verstaan. Alle bescheiden, ongeacht de vorm, die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt (en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten) behoren daartoe. Bijvoorbeeld ook digitaal vastgelegde informatie.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt mede in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband geldt zowel een verplichting tot vernietiging als een overbrengingsplicht. Beide rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief, de zorgdrager. De vernietigingsplicht van de zorgdrager is in artikel 3 van de Archiefwet 1995 neergelegd. De verplichting tot overbrenging in artikel 12 van die wet bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen, ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats wanneer zij ouder zijn dan 20 jaar.

De zorgdrager is verplicht selectielijsten op te stellen waarin wordt aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, welke voor blijvende bewaring in aanmerking komen (artikel 5, eerste lid, van de Archiefwet 1995). Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanddelen inderdaad moeten worden vernietigd.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995 rekening te worden gehouden met:

  • de taak van het betrokken overheidsorgaan;

  • zijn verhouding tot andere overheidsorganen;

  • de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

  • het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor de overheidsorganen, voor recht- of bewijszoekenden en voor historisch onderzoek.

Verder moeten ingevolge artikel 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het betrokken overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de algemene rijksarchivaris: dit is het zogeheten (archiefwettelijke) driehoeksoverleg.

In het onderhavige besluit wordt een selectielijst vastgesteld ten behoeve van de Raad van State voorzover het neerslag betreft van handelingen van de Raad van State op het beleidsterrein Tijdelijke waarneming van het Koninklijk gezag over de periode 1945–2000. Aangezien de Raad van State één van de Hoge Colleges van Staat is, dient deze selectielijst bij Koninklijk besluit te worden vastgesteld (artikel 5, tweede lid, onder a, van de Archiefwet 1995). Met dit besluit wordt aan dit vereiste voldaan.

2. Taken op het beleidsterrein

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

De taken van de rijksoverheid op het beleidsterrein rijksbegroting zijn:

  • 1. Het tot stand brengen van de infrastructuur van het beheer van de rijksbegroting;

  • 2. Het periodiek tot stand brengen van de rijksbegrotingswetten, de uitvoering ervan, het toezicht op de uitvoering, de controle op de uitvoering en de coördinatie van het rijksbegrotingsproces als geheel. Deze taak is weer te verdelen in tweeën:

    • het stellen van beleidskaders voor één begrotingsjaar, zoals de technische begrotingsaanschrijving, de Kaderbrief, de Hangpuntenbrief, de Totalenbrief en de Augustusbrief. Dit in tegenstelling tot de eerste taak die het algemene kader schept van het begrotingsgebeuren;

    • de feitelijke opstelling van de begrotingswetten en de uitvoering daarvan, het toezicht en de controle op de uitvoering.

3. Hoofdlijnen van het beleidsterrein

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

Het beleidsterrein rijksbegroting is dat terrein van rijksoverheidsbemoeienis waar het begrotingsproces vorm wordt gegeven en waar de jaarlijks terugkerende begrotingsvoorbereiding, -⁠vaststelling, -uitvoering en controle plaatsvinden.

Onder hoofdlijnen wordt verstaan:

  • algemene beleidskeuzes voor een begrotingsjaar en de jaren daarop volgend (b.v. het opstellen van de Kaderbrief, de Augustusbrief en de Voorjaarsnota);

  • feitelijke totstandkoming van de begrotingswetten;

  • financiële verantwoording voor de uitvoering van de rijksbegroting;

  • controle op de rechtmatigheid van het gevoerde financiële beheer en de verantwoording daarover;

  • controle op de doelmatigheid van het beheer, de organisatie en functioneren van het rijk.

4. Context

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

In onze democratische samenleving dient de volksvertegenwoordiging in het voorgenomen beleid met betrekking tot de overheidsfinanciën te worden gekend en kan dit beleid pas ten uitvoer worden gebracht nadat zij daaraan haar goedkeuring heeft gegeven. Dit budgetrecht is historisch gezien de weerslag van de gedachte dat degenen die belastingen betalen het recht hebben te beslissen wat er met de door hen opgebrachte middelen gebeurt. Om dit recht te effectueren stelt de uitvoerende macht jaarlijks een begroting op waarin de financiële consequenties van het voorgenomen beleid worden aangegeven, waarna deze begroting aan de volksvertegenwoordiging wordt voorgelegd. De kern van de begroting bestaat uit een opsomming van de noodzakelijk geachte uitgaven en een raming van de te verwachten inkomsten. Doordat de volksvertegenwoordiging de begroting vaststelt, krijgt deze een bindend karakter. De uitvoerende macht wordt in beginsel gemachtigd (geautoriseerd) om uitgaven te doen voor de in de begroting omschreven activiteiten en wel tot het in de begroting omschreven maximum. De begroting heeft dan ook in eerste instantie een autorisatie- of staatsrechtelijke functie: zij biedt een formeel-juridisch kader waarbinnen respectievelijk de Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraad de desbetreffende uitvoerende macht (regering, gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders) machtiging verlenen om bepaalde uitgaven te doen.

De grondbeginselen die in acht dienen te worden genomen bij de begrotingsprocedure en de opzet en inrichting zijn vastgelegd in een geheel van regels en voorschriften aangeduid als de comptabiliteitswetgeving. Voor de begrotingsprocedure gelden als grondbeginselen de openbaarheid en de voorafgaande toestemming. Voor de opzet en inrichting van de begroting vormen eenheid en universaliteit, periodiciteit en een overzichtelijke en doelmatige indeling de belangrijkste uitgangspunten.

Hoewel in Nederland zowel bij het rijk als bij de lagere overheid de begroting betrekking heeft op één jaar, beslaat de totale begrotingscyclus – het tijdsverloop waarbinnen alle handelingen met betrekking tot een bepaalde begroting zich afspelen – een veel langere periode. Tussen het moment waarop met de opstelling wordt begonnen en het moment waarop de rekening wordt goedgekeurd, ligt normaal gesproken een periode van drie à vier jaar. Dit betekent dat er op elk willekeurig gekozen moment drie à vier cycli tegelijk lopen, zij het in een verschillend stadium van realisatie.

Bij elke begrotingscyclus kunnen vijf fasen worden onderscheiden:

  • 1. de voorbereiding van de begroting;

  • 2. het vaststellen van de begroting;

  • 3. de begrotingsuitvoering;

  • 4. het opstellen van de rekening en de controle op de begroting;

  • 5. de verantwoording over het gevoerde beleid en beheer.

Consignatiekas

Consignatie houdt in dat gelden bij de staat in bewaring worden gegeven waarbij de rechthebbende onbekend is maar zich later wel kan melden of waarbij rechthebbende wel bekend is maar niet duidelijk is of deze tot opname overgaat. In de praktijk hebben consignaties bijvoorbeeld betrekking op de tegenwaarde van niet opgeeiste waardepapieren, gelden uit onteigeningprocedures, gelden uit de afwikkeling van faillissementen en gelden uit nalatenschappen. Bij wet is bepaald wanneer gelden in de Consignatiekas gestort dienen te worden. Vanaf het begin is de minister van Financiën met het beheer van de Consignatiekas belast. Tot 1993 waren de kantoren van de ’s Rijksbelastingen bevoegd tot het innemen en uitbetalen, in samenwerking met de afdeling FEZ, voorheen Comptabiliteit, van geconsigneerde gelden. Op het ministerie wordt een complete administratie van de geconsigneerde gelden bijgehouden. Tot 1993 stuurde de Belastingdienst verklaringen van consignatie in naar de afdeling FEZ. Na 1993 verricht de directie FEZ het gehele inneming- en uitbetalingproces.

5. Actoren

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

De zorgdrager is verantwoordelijk voor het laten vaststellen van de handelingen van die actoren die onder de zorg van de zorgdrager vallen.

Actoren die onder de zorg van de minister van Financiën vallen, zijn:

  • Minister van Financiën

  • Vakminister (minister van Financiën als vakminister)

  • Interdepartementale Begeleidingsgroep Privatisering

  • Interdepartementale Commissie Doelmatigheid Overheidsaanschaffingsbeleid

  • Interdepartementale Commissie voor de Ontwikkeling van de Beleidsanalyse (COBA)

  • Interdepartementale Werkgroep Herziening Comptabiliteitswet 1976

  • Interdepartementale Werkgroep Privatiseringsonderzoek Accountcontrole

  • Interdepartementale Werkgroep Structurering en Uitbesteding van Accountantswerkzaamheden

  • Interdepartementaal Overlegorgaan Financiële Informatievoorziening

  • Stuurgroep prestatiebegroting

  • Ambtelijke Commissie Heroverweging (Rijksbegroting)

  • Belastingdienst

Actoren die onder de zorg van de vakminister vallen, zijn:

  • Vakminister

  • Departementaal audit-committee

De Hoge Colleges van Staat (Eerste en Tweede Kamer, Raad van State, Algemene Rekenkamer, Hoge Raad van Adel, Kanselarij der Nederlandse Orden. Kapittel van de Militaire Willemsorde en de Nationale Ombudsman) zijn actor en tevens zorgdrager.

6. Taakgebied van de Nationale Ombudsman op het beleidsterrein Rijksbegroting

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

De Nationale Ombudsman is – net als de overige Hoge Colleges van Staat – in het kader van de rijksbegroting verantwoordelijk voor het voordragen van KB’s inzake het opdragen van het beheer over hun deel van ’s rijks schatkist aan een of meer vakministers en het aanwijzen van budgethouders en ordonnateurs.

7. Doelstelling van de selectie

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

De selectie richt zich op de organen van de overheid, voor zover de organen vallen onder de werking van de artikelen 3, 12 en 41 van de Archiefwet 1995.

De hoofddoelstelling van de selectie is een scheiding aan te brengen tussen te bewaren (naar de rijksarchiefdienst over te brengen) en (op termijn) te vernietigen gegevens van bedoelde overheidsorganen. De onderhavige selectielijst is opgesteld tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst/PIVOT die luidt: het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen. De te bewaren gegevens moeten deze reconstructie mogelijk maken.

Deze doelstelling wordt geoperationaliseerd binnen het beleidsterrein rijksbegrotingszaken. De handelingen van verschillende overheidsactoren binnen het beleidsterrein worden geselecteerd en gewaardeerd op hun bijdrage aan de realisering van die selectiedoelstelling. Bij deze selectie en waardering is daarom de vraag aan de orde: ‘welke gegevens, behorend bij welke handeling, berustend bij welke actor, dienen te worden bewaard teneinde het handelen van de rijksoverheid, op hoofdlijnen, binnen het beleidsterrein rijksbegroting te kunnen reconstrueren’.

8. Selectiecriteria ter realisering van de doelstelling

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.

Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar moet worden overgebracht, is het Nationaal Archief. Bij de handeling in deze selectielijst staat in dit geval bij waardering een B (van bewaren).

Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in de selectielijst vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimum eis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling in deze selectielijst staat in dit geval bij waardering een V (van vernietigen).

Het aanwijzen van handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven gebeurt op grond van criteria die tot stand zijn gekomen in overleg tussen zorgdrager en Rijksarchiefdienst.

Beide eerder geformuleerde taken van de rijksoverheid op het beleidsterrein beheer van de rijksbegroting – ‘het tot stand brengen van de infrastructuur van het beheer van de rijksbegroting’ en ‘het periodiek tot stand brengen van de rijksbegrotingswetten, de uitvoering ervan, het toezicht op de uitvoering, de controle op de uitvoering en de coördinatie van het begrotingsproces als geheel’ – zijn kaderstellend voor alle verdere beleidsprocessen bij de rijksoverheid en de infrastructuur van de rijksoverheid zelf (personeel; organisatie; gebouwen; e.d.).

De neerslag van de handelingen ter vervulling van beide taken komt – in principe – voor bewaring in aanmerking. Hiervan zijn echter enkele categorieën van handelingen uitgesloten: deze komen voor vernietiging in aanmerking.

De concretisering van de taak ‘het vormgeven en uitvoeren van het beleid inzake het beheer van de rijksbegroting’ is neergelegd in beleidsnota’s en in wet- en regelgeving (Comptabiliteitswet en Bedrijvenwet (ingetrokken per september 1991, Stb. 1991, 752) en de krachtens deze wetten tot stand gekomen algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen). Ministeriële regelingen die geen processen beschrijven of niet-conditionerend voor de omgeving zijn, komen niet voor bewaring in aanmerking.

Voor deze taak is de actor minister van Financiën verantwoordelijk.

De taak ‘het periodiek tot stand brengen van de rijksbegrotingswetten, de uitvoering van die wetten, het toezicht op de uitvoering, de controle op de uitvoering en de coördinatie van het begrotingsproces als geheel’ is – vanuit handelingenperspectief èn actorenperspectief – een ondeelbaar proces, waarvan de hoofdlijnen dienen te worden bewaard. Onder hoofdlijnen wordt verstaan:

  • algemene beleidskeuzes voor een begrotingsjaar en de jaren daarop volgend (b.v. het opstellen van de Kaderbrief, de Augustusbrief en de Voorjaarsnota);

  • feitelijke totstandkoming van de begrotingswetten;

  • financiële verantwoording voor de uitvoering van de rijksbegroting;

  • controle op de rechtmatigheid van het gevoerde financiële beheer en de verantwoording daarover;

  • controle op de doelmatigheid van het beheer, de organisatie en functioneren van het rijk.

Handelingen die geen algemeen geldend karakter hebben en geen redelijke mate van beleidsvrijheid voor de actor inhouden, komen voor vernietiging in aanmerking.

Deze taak kent als belangrijkste actoren: de minister van Financiën die het begrotingsproces coördineert en toezicht houdt op de uitvoering van de begrotingswetten, de vakministers die hun begrotingen opstellen en uitvoeren en de (buitengewone) Algemene Rekenkamer die de begrotingsuitvoering controleert.

De actoren Interdepartementaal Overlegorgaan Financieel-economische Zaken (IOFEZ) en het Interdepartementaal Overlegorgaan Departementale Accountantsdienst (IODAD) verrichten handelingen die beide taken betreffen.

De archieven van organen waarvan de handelingen niet in dit document zijn opgenomen, maar die wel actor zijn in het begrotingsproces, worden – vrijwel – integraal bewaard: Ministerraad, Eerste Kamer, Tweede Kamer en Raad van State.

De gehanteerde algemene selectiecriteria zijn:

Handelingen die worden gewaardeerd met B (bewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, evenals het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

In het voorkomende geval dat er ten aanzien van enige neerslag van handelingen met een V-termijn waaraan nog in enig opzicht bepaalde rechten zijn gebonden dan wel administratieve belangen op berusten, heeft de zorgdrager de vrijheid om de vermelde V-termijn op te schorten.

Bij het waarderen van de handelingen is rekening gehouden met de wetswijzigingen. Daarbij is de bewaartermijn voor bescheiden met een fiscaal en boekhoudkundig verantwoordingsbelang teruggebracht van 10 jaar naar 7 jaar (Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 52 lid 4 en Burgerlijk Wetboek Boek 2, artikel 10 lid 3) en voor bescheiden met een ander financieel verantwoordingsbelang naar 5 jaar (Burgerlijk Wetboek Boek 3, artikel 307–311).

9. Verslag vaststellingsprocedure

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

Op 15 mei 2003 is de ontwerp-selectielijst door de Kanselarij der Nederlandse Orden aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 april 2004 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 18 november 2004 bracht de RvC advies uit (kenmerk arc-2004.1462/5), hetwelk [naast enkele tekstuele correcties] geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst voor de Kanselarij der Nederlandse Orden.

10. Leeswijzer bij de handelingen

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

Handelingenblokken

De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:

(nummer): Het nummer van het handelingenblok correspondeert met de nummering in het rapport ‘Per slot van rijksrekening’.

Handeling: Een complex van activiteiten, dat verricht wordt door één of meer actoren en dat veelal een product naar de omgeving oplevert.

Periode: Hier worden de jaren weergegeven waarin de handeling werd verricht.

Grondslag/Bron: De grondslag is de (wettelijke) basis van de handeling. De aanduiding bron wordt gebruikt indien een handeling geen duidelijke wettelijke basis heeft, maar de handeling is geformuleerd op basis van interviews, literatuur of andere bronnen.

Product: Dit is de weergave van het juridisch-bestuurlijke niveau van het eindproduct van de handeling. Indien niet duidelijk is in welke soort documentaire neerslag een handeling heeft geresulteerd of als uit de beschrijving van de handeling al duidelijk is welk product de handeling oplevert, ontbreekt dit item.

Opmerkingen: Hier worden eventuele bijzonderheden over bovengenoemde items weergegeven.

Waardering: Hier wordt aangegeven of de neerslag van een handeling bewaard moet worden of dat deze op termijn vernietigd kan worden.

De handelingenblokken uit het rapport zijn ten opzichte van de onderhavige actualisering ontdaan van het item ‘actor’. Het item ‘waardering’ is daarentegen toegevoegd.

De afkorting ‘CW’ staat voor: Comptabiliteitswet (1976).

De ‘B’ staat voor bewaren, ofwel: het na afloop van de overbrengingstermijn krachtens de Archiefwet 1995 overdragen aan de Rijksarchiefdienst. De ‘V’ staat voor vernietigen na afloop van de aangegeven termijn. Achter de ‘B’ of ‘V’ is aangegeven welk selectiecriterium, zoals geformuleerd in de inleiding, is toegepast.

II. Selectielijst voor de handelingen van de kanselarij der nederlandse orden op het beleidsterrein beheer van de rijksbegroting over de periode 1945–2000

[Regeling vervallen per 27-09-2017]

(449)

Handeling: Het aanwijzen van personen die beschikken over de begrotingsbedragen die voor het aangaan van verplichtingen zijn toegestaan (de zgn. budgethouders) en van personen die bevoegd zijn opdrachten te verlenen tot het verrichten van de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende betalingen (de zgn. ordonnateurs)

Periode: 1991–

Product: beschikking

Grondslag: CW art. 17/vierde en vijfde lid

Opmerking: Bij kleinere organisaties zal eerstgenoemde functie veelal samengaan met die van het opdracht geven tot betaling.

De vakminister doet aan de Algemene Rekenkamer schriftelijk mededeling van een aanwijzing en intrekking.

Waardering: V 5 jaar na intrekking aanwijzing

(451)

Handeling: Het voordragen van een kb inzake het opdragen van het beheer over ’s rijks schatkist aan een of meer vakministers

Periode: 1991–

Grondslag: CW art. 19/eerste lid

Product: o.m. Besluit Beheer overtollige rijksgoederen (Stb. 1977, 473)

Waardering: B (1)

Naar boven