2. Uitkeringsjaar 2005
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
2.1. Opbouw uitkeringen
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Tabel 2.1 (zie volgende bladzijde) geeft de definitieve Opbouwtabel 2005. Deze is
geactualiseerd ten opzichte van de septembercirculaire van 2005 aan de hand van de
nacalculatie van het accres en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve.
De tabel is zoveel mogelijk gecomprimeerd. Bij clusters waar zich sinds de septembercirculaire
geen wijzigingen hebben voorgedaan, is alleen het totaalbedrag van de mutaties vermeld.
2.2. Ontwikkeling uitkeringsbasis
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Nadere gegevens over de ontwikkeling van de uitkeringsbasis geven geen aanleiding
tot wijziging van de uitkeringsfactor voor het jaar 2005.
Het aantal uitkeringsontvangers, bijstandsontvangers en de raming van WOZ waarden
zijn ten op zichte van de septembercirculaire van 2005 naar beneden bijgesteld. De
raming van de omgevingsadressendichtheid is naar boven bijgesteld. De verschillende
ontwikkelingen compenseren elkaar.
Tabel 2.1. Opbouw uitkeringen 2005 (mln €)
|
Raming deze circulaire
|
September-
circulaire van 2005
|
Uitkeringen 2004
|
|
12.012,645
|
|
|
|
|
|
algemene mutaties
|
|
|
|
– accres (volgens normeringssystematiek)
|
321,362
|
|
|
– accres (gerichte verdeling)
|
–13,600
|
|
|
– behoedzaamheidsreserve, inhouding
|
–208,739
|
|
|
– behoedzaamheidsreserve, uitkering
|
85,856
|
|
pm
|
– wachtgelden herindeling
|
0,051
|
|
#
|
– waarderingskamer
|
–0,202
|
|
–0,281
|
– overige algemene mutaties
|
–0,490
|
|
|
|
|
184,238
|
|
cluster eigen inkomsten
|
|
–325,000
|
|
cluster sociale dienst/bijstand
|
|
–93,770
|
|
cluster zorg
|
|
9,294
|
|
cluster oudheid
|
|
|
|
– bescherming archeologisch erfgoed
|
–
|
|
–1,500
|
|
|
0,000
|
|
|
|
|
|
cluster wegen en water
|
|
2,000
|
|
cluster bestuursorganen
|
|
0,450
|
|
cluster openbare orde en veiligheid
|
|
–7,300
|
|
cluster bevolkingszaken
|
|
|
|
– referendum Europese Grondwet
|
22,059
|
|
|
– extra middelen referendum Europese Grondwet (G4)
|
0,377
|
|
#
|
|
|
22,436
|
|
cluster overig/algemene ondersteuning
|
|
89,206
|
|
Uitkeringen 2005
|
|
11.894,199
|
11.806,336
|
waarvan
|
|
|
|
– algemene uitkering/aanvullende uitkeringen
|
|
11.803,212
|
11.715,349
|
– toepassing beleidslijn OZB Rotterdam
|
|
15,069
|
|
– overige uitkeringen
|
|
75,918
|
|
2.3. Nacalculatie accres en verrekening met de behoedzaamheidsreserve
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Wij verhogen de algemene uitkering met € 85,856 miljoen in verband met de nacalculatie
van het accres over het jaar 2005 en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve.
In totaal wordt € 122,883 miljoen in mindering gebracht op de behoedzaamheidsreserve
van € 208,739 miljoen.
De nacalculatie 2005
De voor de normeringssystematiek relevante rijksuitgaven zijn in 2005 hoger uitgekomen
dan in 2004. Dit resulteert in een definitief nominaal accrespercentage voor het uitkeringsjaar
2005 van 1,64. Deze groei is voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor onderwijs.
Het accrespercentage 2005 werd aanvankelijk geraamd op 1,81. Bij de eerste stand bevoorschotting
was deze raming opwaarts bijgesteld naar 2,16. Op dit voorlopige percentage werd de
bevoorschotting in eerste instantie gebaseerd (zie de septembercirculaire van 2004,
§ 4.3). Na de Miljoenennota 2005 is het accrespercentage geactualiseerd tot 2,62,
hetgeen leidde tot een herziening van de bevoorschotting (zie de meicirculaire van
2005, § 2.3). Na toepassing van de normeringssystematiek resulteren de uitkomsten
van de Voorlopige Rekening 2005 van het Rijk nu in een nagecalculeerd accrespercentage
van 1,64. Tabel 2.3 geeft een overzicht van het verloop van het accres 2005 vanaf
juni 2004.
Tabel 2.3. Het verloop van het accres 2005
accresberekeningen/circulaires
|
accres %
|
mln €
|
verschil
|
raming Voorjaarsnota 2004/juni 2004
|
1,81%
|
222,200
|
|
raming Miljoenennota 2005/september 2004 (1e stand bevoorschotting)
|
2,16%
|
263,332
|
41,132
|
raming Voorjaarsnota 2005/mei 2005 (2e stand bevoorschotting)
|
2,62%
|
321,362
|
58,030
|
raming Miljoenennota 2006/september 2005
|
1,87%
|
228,471
|
–92,891
|
realisatie Voorlopige Rekening 2005/maart 2006 (nacalculatie)
|
1,64%
|
198,479
|
–29,992
|
De neerwaartse aanpassing van het accres met 0,98% ten opzichte van de meicirculaire
van 2005 is veroorzaakt doordat de voor het gemeentefonds relevante netto gecorrigeerde
rijksuitgaven per saldo circa € 0,2 miljard lager zijn uitgevallen dan werd verwacht
in het voorjaar van 2005.
Eerder informeerden wij u reeds over de daling van het accrespercentage naar 1,87
tussen de mei- en de septembercirculaire van 2005 (zie de septembercirculaire van
2005, § 4.3). Na september hebben zich diverse mee- en tegenvallers voorgedaan; per
saldo is echter sprake geweest van een verdere daling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven.
Deze daling is vooral veroorzaakt door meevallers bij de rente-uitgaven en onderuitputting
op de begroting van het Infrastructuurfonds (wijziging kasritme). Deze meevallers
leiden tot lagere netto gecorrigeerde rijksuitgaven en daarmee tot een lager definitief
accres.
De verrekening met de behoedzaamheidsreserve
Het nagecalculeerd accrespercentage van 1,64 komt overeen met een accres van € 198,479
miljoen. Ten tijde van de Voorjaarsnota 2005 werd op grond van de toen beschikbare
gegevens een accres verwacht van € 321,362 miljoen (zie de Opbouwtabel 2005 in de
achtereenvolgende circulaires, zie ook tabel 2.3 hierboven). Het negatieve verschil
van € 122,883 miljoen is de omvang van de nacalculatie over het uitkeringsjaar 2005.
Het resultaat van de nacalculatie wordt verrekend met de behoedzaamheidsreserve die
in 2005 is ingehouden (zie voor een algemene toelichting op de wijze van verrekening
en verwerking van de behoedzaamheidsreserve de meicirculaire van 1998, §§ 3.4 en 4.3).
Wij brengen daarom de nacalculatie 2005 van € 122,883 miljoen in mindering op de behoedzaamheidsreserve
2005 van € 208,739 miljoen. Hierdoor komt uit deze reserve een bedrag van € 85,856
miljoen tot uitkering. Dit bedrag is vermeld in de herziene Opbouwtabel 2005 (tabel
2.1). Het bedrag wordt alsnog toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld via
de uitkeringsfactor (ruim acht punten positief).
De doorwerking
De nacalculatie over 2005 zal een meerjarig effect hebben op de uitkeringsfactor in
de orde van 12 punten (negatief). Dat is het resultaat van acht punten behoedzaamheidsreserve
uitkering 2005 en twintig punten (negatief) behoedzaamheidreserve die in 2006 wordt
ingehouden. Dit effect zal voor 2006 en latere jaren verwerkt worden bij de aanstaande
meicirculaire.
Om misverstanden te voorkomen wijzen wij er met nadruk op dat de uitkering uit de
behoedzaamheidsreserve 2005 een eenmalig karakter heeft. Deze uitkering leidt tot
een verhoging van de uitkeringsfactor 2005, die niet doorwerkt in de geraamde uitkeringsfactor
voor 2006 en latere jaren. Bij de bevoorschotting over 2006 wordt immers wederom een
behoedzaamheidsreserve van € 208,739 miljoen ingehouden.
Zoals gebruikelijk worden op dit moment geen mutaties doorgevoerd voor de komende
jaren. De uiteindelijke omvang van de uitkering 2006 zal afhankelijk zijn van ontwikkelingen
en beleidsbeslissingen, die in hun totaliteit nu nog niet zijn te overzien. Om die
reden wordt de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2006 afgewacht. In de meicirculaire
zullen wij u informeren over de aanpassingen die zullen resulteren uit die besluitvorming.
Dan wordt ook het meerjarig effect van de nacalculatie weergegeven.
2.4. Wachtgelden herindeling
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
De algemene uitkering wordt voor het uitkeringsjaar 2005 ten opzichte van de eerdere
raming eenmalig verhoogd met € 0,051 miljoen in verband met de ontwikkeling bij het
onderdeel Wachtgelden gemeentelijke herindeling op de begroting van BZK. Jaarlijks
wordt de algemene uitkering aangepast op grond van de uitputting van dit onderdeel
op de begroting van BZK.
2.5. Waarderingskamer
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
We verhogen de algemene uitkering over het uitkeringsjaar 2005 incidenteel met € 0,079
miljoen in verband met een terugontvangst vanwege onderuitputting budget Waarderingskamer
2004.
2.6. Bescherming archeologisch erfgoed
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
We verhogen de algemene uitkering voor het uitkeringsjaar 2005 met € 1,5 miljoen (ten
opzichte van de septembercirculaire van 2005) in verband met de aanloopkosten voor
de uitvoering van de voorziene wet op de archeologische monumentenzorg. In de septembercirculaire
van 2005 hebben we u gemeld dat de vergoeding toen nog niet in de begroting van het
gemeentefonds van 2005 was voorzien.
Inmiddels is de tegemoetkoming van het ministerie van OCW in de 2e suppletoire begroting van het gemeentefonds opgenomen. Dit voorstel is inmiddels
tot wet verheven (Stb. 2006, 85).
De verdeling vindt via de uitkeringsfactor plaats.
Naar verwachting wordt ook in 2006 nog € 1 miljoen voor aanloopkosten toegevoegd aan
het gemeentefonds. Daarover zal in de meicirculaire van 2006 nadere informatie worden
verstrekt.
2.7. Extra middelen referendum Europese Grondwet (G4)
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Aanvullend op het bedrag van € 22,059 miljoen dat voor 2005 eenmalig aan de algemene
uitkering van het gemeentefonds is toegevoegd als compensatie van de kosten die gemeenten
hebben gemaakt voor het referendum Europese grondwet, wordt eenmalig voor 2005 € 0,377
miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd voor extra compensatie Referendum Europese
Grondwet voor de vier grootste gemeenten (G4).
De aanleiding voor de extra compensatie is het rapport ‘Onderzoek naar de werkelijke
additionele kosten van gemeenten voor het raadplegend referendum Europese Grondwet’.
Uit het rapport blijkt dat de kosten voor de G4 een stuk hoger uitvielen dan bij de
overige gemeenten. Daarom is besloten eenmalig extra middelen voor de G4 beschikbaar
stellen.
De G4 zijn bij brief van 22 december 2005 van de extra compensatie en de wijze van
de verdeling op de hoogte gesteld. Het bedrag wordt verdeeld via de vaste bedragen
voor de G4.
2.8. Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Wij stellen de algemene uitkering voor het jaar 2005 (inclusief de aanvullende uitkeringen)
nu vast op € 11.803,212 miljoen. In dit bedrag zijn de ontwikkelingen verwerkt, zoals
die zijn vermeld in deze circulaire. Dit betekent een toename van € 87,863 miljoen
ten opzichte van de septembercirculaire.
De uitkeringsfactor voor het jaar 2005 stellen wij voorlopig vast op 1,347. Dat is
een stijging van elf punten ten opzichte van de stand van 1,336, die werd vermeld
in de septembercirculaire van 2005. Deze mutatie van 11 punten is het saldo van de
ontwikkeling van de uitkeringsbasis (§ 2.2, 0 punten), de nacalculatie (§ 2.3, 8 punten)
en de onderwerpen die in § 2.4 tot en met § 2.7 zijn behandeld. Daarnaast zijn relevant
het uitkeren van de verdeelreserve (1 punt, structureel), de bijstelling raming aanvullende
uitkering (1 punt) en een afrondingsverschil. De uitkering van de verdeelreserve en
de bijstelling van de raming van de aanvullende uitkering leiden niet tot een stijging
van de algemene uitkering/aanvullende uitkeringen uit de opbouwtabel, maar wel tot
een verhoging van de uitkeringsfactor. Door de aanpassing van de aanvullende uitkeringen
vindt er een verschuiving plaats van aanvullende uitkeringen naar algemene uitkering.
De definitieve vaststelling van de uitkeringsfactor 2005 zal geschieden vóór 31 december
2007.
2.9. Voorschotbetalingen 2005
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
De stijging van de algemene uitkering leidt tot een nabetaling op de uitkering 2005
van € 87,863 miljoen, die zal plaatsvinden op 4 april 2006.
3. Uitkeringsjaar 2006
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
3.1. Bijzondere bijstand; koopkracht reparatie lage inkomens
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Het kabinet heeft besloten om eenmalig een bedrag van € 70 miljoen beschikbaar te
stellen voor de laagste inkomensgroepen. Van de genoemde € 70 miljoen is de helft
bestemd voor de bijzondere bijstand; de andere € 35 miljoen betreft een extra kinderkorting
voor gezinnen met een laag inkomen. De middelen voor de bijzondere bijstand worden
toegevoegd aan het gemeentefonds (zie de brief van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van 12 december 2005 Kamerstukken II 2005/06, 30300 XV, nr . 74).
Dit bedrag wordt voor 90% (€ 31,5 miljoen) verdeeld via de maatstaf ‘bijstandsontvangers’
en voor 10% (€ 3,5 miljoen) via de maatstaf ‘huishoudens met laag inkomen (drempel)’
3.2. Bestuurlijke boete
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
De uitname voor de bestuurlijke boete Fout Parkeren wordt voor het jaar 2006 ongedaan
gemaakt. De beoogde invoeringsdatum van het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren
is namelijk verschoven naar 1 januari 2007. Het wetsvoorstel Fout Parken en het wetsvoorstel
overlast in de openbare ruimte zijn nog onderwerp van parlementaire behandeling. In
de mei-circulaire zullen wij u nader informeren.
3.3. Vergoeding collectieve zorgverzekeringen voor bijstandsgerechtigden
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komt gemeenten financieel tegemoet
in de administratieve lasten die samenhangen met het afsluiten van collectieve verzekeringen
en de kosten van voorlichting voor ondermeer bijstandsgerechtigden. Voor de administratieve
lasten die samenhangen met het afsluiten van collectieve verzekeringen ontvangen de
gemeenten € 3 miljoen structureel. In 2006 krijgen gemeenten bovendien eenmalig een
tegemoetkoming van € 2 miljoen voor de voorlichting die zij gegeven hebben als gevolg
van de invoering van de ZVW (Zorgverzekeringwet). In 2006 krijgen gemeenten in totaal dus een tegemoetkoming van € 5 miljoen. Voor
de verdeling zal de maatstaf bijstandontvangers worden gehanteerd.
3.4. Voorschotbetalingen 2006
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Zoals gebruikelijk wordt de bevoorschotting over het lopende jaar niet gewijzigd bij
de maartcirculaire. Omdat de omvang van het gemeentefonds mede wordt bepaald door
de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2006 vindt wel een aanpassing van de voorschotbetalingen
plaats bij de meicirculaire. Op dat moment wordt ook het effect van de maartcirculaire
meegenomen. Zo wordt voorkomen dat de bevoorschotting te vaak wordt bijgesteld. De
voorschotbetalingen over 2006 blijven vooralsnog gebaseerd op de verdeeltabel en de
uitkeringsfactor, die werden meegedeeld in de circulaire van 28 september 2005.
Bij de komende meicirculaire wordt de bovengenoemde mutaties in de Opbouwtabel 2006
en de bijbehorende mutatie in de bedragen per eenheid in de Verdeeltabel 2006 opgenomen.
Dan wordt ook de structurele doorwerking van 12 punten op de uitkeringsfactor 2006,
die voortvloeit uit de nacalculatie over 2005, doorgevoerd.
4. Overige mededelingen
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
In dit hoofdstuk gaan wij in op een aantal actuele ontwikkelingen in relatie tot het
gemeentefonds, die van belang zullen zijn voor de uitkering in 2007. Dit is eigenlijk
niet gebruikelijk in de maartcirculaire; de genoemde onderwerpen horen dan ook alle
thuis in de meicirculaire. Daar worden alle financiële consequenties integraal verwerkt.
Op dit moment zou dat nog niet kunnen, omdat de genoemde ontwikkelingen nog niet zijn
uitgekristalliseerd of de besluitvorming nog niet is afgerond. Op vragen over de precieze
uitwerking en de financiële effecten zullen wij dan ook op dit moment geen antwoord
kunnen geven.
Desondanks hebben we gemeend dat we de gemeenten ermee van dienst zouden zijn op deze
belangrijke dossiers de actuele stand van zaken te schetsen.
4.1. Meerkosten gemeente met een slechte bodemgesteldheid
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
In opdracht van de beheerders van het gemeentefonds heeft het bureau Cebeon het rapport
‘meerkosten gemeenten met een slechte bodemgesteldheid’ opgesteld.
De aanleiding voor de totstandkoming van het onderzoek ligt in de door de Tweede Kamer
aangenomen motie-Hoekema (Kamerstukken II 2001/02, 28000 B en C, nr. 12).
De Raad van de financiële verhoudingen (Rfv) heeft advies uitgebracht over het onderzoek.
De Rfv plaatst een aantal kritische kanttekeningen bij de uitkomsten van het onderzoek.
Zo werpt de Rfv de vraag op of de toedeling van extra middelen aan een beperkte groep
gemeenten wel strookt met het uitgangspunt van globaliteit, dat een leidend beginsel
is voor de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. De Rfv erkent echter wel dat
de onderzochte gemeenten een kostenprobleem hebben: hun uitgavenniveau ligt duidelijk
boven het niveau van het ijkpunt. Dus op zichzelf is aanpassing wel gerechtvaardigd.
De Rfv is echter van mening dat de voorgestelde aanpassingen in het rapport de slappe
-bodem -gemeenten té ruimhartig tegemoetkoming zouden geven. De aanpassingen van met
name de bodemfactor zijn dusdanig, dat deze gemeenten volgens de Rfv meer dan gecompenseerd
worden voor hun kostenprobleem. Het advies luidt dan ook om de bodemfactor wel aan
te passen, maar in mindere mate dan in het rapport wordt genoemd.
De fondsbeheerders willen dit advies nog nader bekijken. Ook loopt nog een discussie
met de ministeries van VROM en VenW over hoe eventuele aanpassingen in de verdeling
zich verhouden ten opzichte van de doelstellingen van de Nota Ruimte, waarin immers
het bouwen op slechte bodem wordt ontmoedigd. De Rfv spreekt zich hierover ook uit
in zijn advies: volgens de Rfv dient Ruimtelijke ordeningsbeleid niet gevoerd te worden
via het gemeentefonds. De fondsbeheerders zullen, dit alles wegend, een verdeelvoorstel
ontwikkelen. Dat zal worden verwerkt in de meicirculaire van 2006.
4.2. Compensatie amendement De Pater
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Bij de behandeling van het wetsvoorstel afschaffing OZB gebruikersheffing op woningen
is het amendement De Pater-van der Meer door de Tweede Kamer aangenomen (Kamerstukken
II 2005/06, 30 096, nr. 19). Het amendement beoogt ook huishoudens met een onroerende
zaak die niet in hoofdzaak tot woning dienen te laten profiteren van de afschaffing
van het gebruikersdeel op woningen. De OZB aanslag niet-woningen kan dan worden verminderd
met het percentage van de waarde van de onroerende zaak dat dient tot woning dan wel
in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden.
Voor gemeenten betekent dit een derving van inkomsten in 2006 en de jaren daarop.
Een integraal totaalbeeld van de derving van inkomsten is alleen met medewerking van
gemeenten te verkrijgen.
Op dit moment zijn wij met een inventarisatie onder gemeenten bezig om de financiële
consequenties van het amendement in beeld te brengen. Aan gemeenten is eind januari
per brief verzocht de financiële consequenties uiterlijk 31 maart 2006 in beeld te
brengen. Een en ander dient vergezeld te gaan van een onderbouwing. Op basis daarvan
wordt een totaalbeeld van alle gemeenten opgesteld dat leidend is voor de compensatieregeling.
Reacties kunnen gestuurd worden naar postbus.gf@minbzk.nl, onder vermelding van ‘compensatie
amendement De Pater’. In de meicirculaire van 2006 zult u worden geïnformeerd over
de compensatieregeling.
4.3. Precario
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
In het kabinetsstandpunt op het advies ‘Lokale belastingen, meer, beheerst!’, van
de stuurgroep Eenhoorn (Kamerstukken II 2004/05, 26213, nr. 17), is ingegaan op de
precario. Daarbij is toegezegd dat het kabinet tegemoet zal komen aan de wensen van
de Tweede Kamer: het doortrekken van de gedoogplicht voor telecombedrijven naar de
ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven.
Ik ben voornemens om deze toegezegde beperking van de heffingsbevoegdheid uit te breiden
tot alle ondergrondse infrastructuur. Dit gegeven de eenduidigheid van de Gemeentewet. Dat kan door in artikel 228 van de Gemeentewet de mogelijkheid van het heffen van precariobelasting op ondergrondse objecten te
schrappen.
Het streven is gericht op realisatie per 1 januari 2007. In de meicirculaire van 2006
zult u worden geïnformeerd over de aansluiting tussen de gederfde inkomsten van individuele
gemeenten en de dekking daarvan. Daaraan voorafgaand vindt nog bestuurlijk overleg
met de VNG plaats.
4.4. WMO
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Op 14 februari 2006 heeft de Tweede Kamer de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
aangenomen. In de daaraan voorafgaande kamerbehandeling is het wetsvoorstel op verschillende
punten geamendeerd. Zo is er een zogenaamd compensatiebeginsel in de wet gekomen in
plaats van de eerder opgenomen tijdelijke zorgplicht. Ook is de invoeringsdatum verschoven
naar 1 januari 2007, waarbij de hele huishoudelijke verzorging in één keer wordt overgeheveld.
De tekst van de wet kunt u nakijken op de website van het ministerie van VWS (www.minvws.nl);
het verslag van de kamerbehandeling staat op www.tweedekamer.nl. Het wetsvoorstel
is doorgeleid naar de Eerste Kamer.
Het financieel arrangement is bij de behandeling in de Tweede Kamer niet gewijzigd.
De geldstroom voor de WMO zal lopen via het gemeentefonds en krijgt de vorm van een
langlopende integratie-uitkering. Het budget voor het komende jaar wordt jaarlijks
geraamd door een onafhankelijke derde, die daarbij vaste spelregels volgt. De realisatie
van het voorgaande jaar (t-1) is daarbij het uitgangspunt; vervolgens wordt daarop
een indexering toegepast op basis van het aantal extramurale 75+-ers en op basis van
loon- en prijsontwikkelingen. Daarmee wordt het budget bepaald voor het jaar t+1.
Ook kan de onafhankelijke derde zich in adviserende zin uitlaten over ontwikkelingen
die de hoogte van het budget beïnvloeden, zoals een eventuele tijdelijke onderbesteding
in de eerste jaren, alsook het effect van het compensatiebeginsel en de jurisprudentie
die zich daaromtrent ontwikkelt.
Nu de invoeringsdatum is verschoven naar 1 januari 2007 heeft het kabinet, na overleg
met de VNG, besloten eenmalig van de afgesproken systematiek af te wijken en als ijkjaar
niet 2006 maar 2005 te nemen. Dat levert voor de gemeenten vermoedelijk een ruimer
budget op, zodat ze goed van start kunnen gaan. In het voorjaar van 2008 raamt de
onafhankelijke derde, op basis van de werkelijke realisaties in 2007, het budget voor
2009. Met ingang van 2009 zal dus de eerste bijstelling plaatsvinden; d.w.z in 2007
en 2008 blijft het budget dus op het hetzelfde niveau van 2005 plus indexering.
Voorts is € 60 miljoen structureel aan uitvoeringskosten afgesproken. Dit wordt naar
aanleiding van de behandeling in de Tweede kamer nog verhoogd, omdat de gemeenten
worden verplicht een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek te houden. Volgens opgave
van de VNG zou hiermee jaarlijks € 7 miljoen gemoeid zijn. Op grond van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet heeft het Rijk de uitvoeringskosten daarom op € 67 miljoen gesteld. Daarnaast zal
in 2006 nog eens € 30 miljoen incidenteel aan invoeringskosten aan het gemeentefonds
worden toegevoegd. Hiervoor werd in 2005 al eenmalig € 45 miljoen toegekend.
In 2007 worden de middelen verdeeld op historische basis. In de jaren daarna zal,
middels een zorgvuldig, meerjarig traject, het objectieve verdeelmodel worden ingevoerd.
Dit alles zal worden verwerkt in de komende meicirculaire van het gemeentefonds. Een
precies bedrag per gemeente is nu nog niet bekend. Naar het oordeel van de fondsbeheerders
zijn deze ontwikkelingen echter van een dusdanig belang dat ze hier wel alvast vermelding
verdienen.
4.5. Onderzoek naar boekingsverschillen in het cluster Bestuursorganen
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
In het kader van het Periodiek Onderhoudsrapport Gemeentefonds (POR) onderzoeken de
fondsbeheerders jaarlijks of de feitelijke uitgaven van de gemeenten in de verschillende
clusters (zoals ‘Wegen en water’, ‘Openbare Orde en Veiligheid’ enzovoort) nog overeenkomen
met de verdeling van het gemeentefonds.
Wanneer blijkt dat er scheefheid is ontstaan, bijvoorbeeld in de omvang van het cluster
of in de verdeling binnen het cluster, onderzoeken de fondsbeheerders zo’n scheefheid
nader. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de vraag of er een relatie is
met de gemeentegrootte-klasse of met bepaalde structuurkenmerken van de gemeente.
Het POR wordt jaarlijks als bijlage bij de gemeentefondsbegroting gevoegd.
In het POR 2006 is gebleken dat op verschillende clusters scheefheden bestaan. Eén
daarvan is het cluster Bestuursorganen. Dit cluster bevat de kosten voor wethouders,
de raad, de griffier etc. De onderzoeksgegevens die in het POR zijn verzameld gaven
aanleiding om te vermoeden dat het beeld van de uitgaven in dit cluster geheel of
gedeeltelijk is vertekend door boekingsverschillen bij de gemeenten. Het is dus niet
zeker of er daadwerkelijk sprake is van scheefheid. De fondsbeheerders hebben dit
vervolgens nader onderzocht. Dit onderzoek is nog niet geheel afgerond, maar er is
wel al een aantal tendensen zichtbaar. Zo blijkt dat veel gemeenten de kosten voor
zogenaamde algemene ondersteuning (de algemene apparaatskosten) ook toerekenen aan
de functies in het cluster Bestuursorganen. Zo worden bijvoorbeeld aan de griffier
niet alleen directe salariskosten toegerekend, maar ook indirecte kosten voor bijvoorbeeld
huisvesting en automatisering. Dit is overigens geheel in overeenstemming met het
BBV. Bij het vaststellen van de verdeling van het cluster Bestuursorganen is echter
geen rekening gehouden met deze kostentoerekening. Het onderzoeksrapport wordt eind
maart 2006 verwacht.