Circulaire Gemeentefonds 10 maart 2006

[Regeling vervallen per 01-07-2006.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 13-04-2006 t/m 30-06-2006

Circulaire Gemeentefonds 10 maart 2006

Aan: de gemeentebesturen, ter attentie van de raden en de colleges van B&W

Voorwoord

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Voor u ligt de maartcirculaire 2006 van het gemeentefonds. De maartcirculaire bevat informatie over de nacalculatie van het accres van het uitkeringsjaar 2005 en de verrekening van de behoedzaamheidsreserve.

Het accres-percentage blijkt over 2005 te zijn uitgekomen op 1,64%. Als gevolg daarvan wordt de behoedzaamheidsreserve van het gemeentefonds voor 41% uitgekeerd. Dit percentage ligt iets lager dan gemeld in de septembercirculaire als gevolg van lagere rijksuitgaven. Volgens het principe ‘samen de trap op en samen de trap af’ leiden lagere rijksuitgaven ook tot een lager accres gemeentefonds. In deze circulaire wordt dit alles nader geanalyseerd en toegelicht.

Daarnaast is in deze circulaire informatie opgenomen over belangrijke wijzigingen in het gemeentefonds in het lopende jaar 2006 en voor het komende jaar 2007. Het gaat om een informatieve toelichting betreffende een aantal ontwikkelingen die momenteel spelen. Deze zijn van dusdanig belang dat ik alvast de stand van zaken wil schetsen en daarom is een apart hoofdstuk toegevoegd, hoofdstuk 4, dat in feite kan worden beschouwd als een soort nieuwsbrief. De financiële gevolgen zijn veelal nog niet precies duidelijk en worden integraal verwerkt bij de mei-circulaire, conform de geldende systematiek.

Overigens adviseer ik wel nadrukkelijk om de website van Binnenlandse Zaken geregeld te bekijken; in de informatierubriek gemeentefonds wordt geregeld nieuwe en actuele informatie opgenomen.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
mede namens:
de

Staatssecretaris

van Financiën,

J.W. Remkes

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

In deze circulaire informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, over de ontwikkeling van het gemeentefonds. De voornaamste onderwerpen zijn de nacalculatie van het accres van het uitkeringsjaar 2005 en de verrekening van de behoedzaamheidsreserve over dat jaar. In aanvulling daarop doen wij u enige nadere mededelingen met betrekking tot het fonds.

2. Uitkeringsjaar 2005

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

2.1. Opbouw uitkeringen

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Tabel 2.1 (zie volgende bladzijde) geeft de definitieve Opbouwtabel 2005. Deze is geactualiseerd ten opzichte van de septembercirculaire van 2005 aan de hand van de nacalculatie van het accres en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve. De tabel is zoveel mogelijk gecomprimeerd. Bij clusters waar zich sinds de septembercirculaire geen wijzigingen hebben voorgedaan, is alleen het totaalbedrag van de mutaties vermeld.

2.2. Ontwikkeling uitkeringsbasis

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Nadere gegevens over de ontwikkeling van de uitkeringsbasis geven geen aanleiding tot wijziging van de uitkeringsfactor voor het jaar 2005.

Het aantal uitkeringsontvangers, bijstandsontvangers en de raming van WOZ waarden zijn ten op zichte van de septembercirculaire van 2005 naar beneden bijgesteld. De raming van de omgevingsadressendichtheid is naar boven bijgesteld. De verschillende ontwikkelingen compenseren elkaar.

Tabel 2.1. Opbouw uitkeringen 2005 (mln €)
 

Raming deze circulaire

September-

circulaire van 20051

Uitkeringen 2004

 

12.012,645

 
       

algemene mutaties

     

– accres (volgens normeringssystematiek)

321,362

   

– accres (gerichte verdeling)

–13,600

   

– behoedzaamheidsreserve, inhouding

–208,739

   

– behoedzaamheidsreserve, uitkering

85,856

 

pm

– wachtgelden herindeling

0,051

 

#

– waarderingskamer

–0,202

 

–0,281

– overige algemene mutaties2

–0,490

   
   

184,238

 

cluster eigen inkomsten3

 

–325,000

 

cluster sociale dienst/bijstand4

 

–93,770

 

cluster zorg5

 

9,294

 

cluster oudheid

     

– bescherming archeologisch erfgoed

 

–1,500

   

0,000

 
       

cluster wegen en water 6

 

2,000

 

cluster bestuursorganen7

 

0,450

 

cluster openbare orde en veiligheid8

 

–7,300

 

cluster bevolkingszaken

     

– referendum Europese Grondwet

22,059

   

– extra middelen referendum Europese Grondwet (G4)

0,377

 

#

   

22,436

 

cluster overig/algemene ondersteuning9

 

89,206

 

Uitkeringen 2005

 

11.894,199

11.806,336

waarvan

     

– algemene uitkering/aanvullende uitkeringen

 

11.803,212

11.715,349

– toepassing beleidslijn OZB Rotterdam10

 

15,069

 

– overige uitkeringen11

 

75,918

 

2.3. Nacalculatie accres en verrekening met de behoedzaamheidsreserve

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Wij verhogen de algemene uitkering met € 85,856 miljoen in verband met de nacalculatie van het accres over het jaar 2005 en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve. In totaal wordt € 122,883 miljoen in mindering gebracht op de behoedzaamheidsreserve van € 208,739 miljoen.

De nacalculatie 2005

De voor de normeringssystematiek relevante rijksuitgaven zijn in 2005 hoger uitgekomen dan in 2004. Dit resulteert in een definitief nominaal accrespercentage voor het uitkeringsjaar 2005 van 1,64. Deze groei is voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor onderwijs.

Het accrespercentage 2005 werd aanvankelijk geraamd op 1,81. Bij de eerste stand bevoorschotting was deze raming opwaarts bijgesteld naar 2,16. Op dit voorlopige percentage werd de bevoorschotting in eerste instantie gebaseerd (zie de septembercirculaire van 2004, § 4.3). Na de Miljoenennota 2005 is het accrespercentage geactualiseerd tot 2,62, hetgeen leidde tot een herziening van de bevoorschotting (zie de meicirculaire van 2005, § 2.3). Na toepassing van de normeringssystematiek resulteren de uitkomsten van de Voorlopige Rekening 2005 van het Rijk nu in een nagecalculeerd accrespercentage van 1,64. Tabel 2.3 geeft een overzicht van het verloop van het accres 2005 vanaf juni 2004.

Tabel 2.3. Het verloop van het accres 2005

accresberekeningen/circulaires

accres %

mln €

verschil

raming Voorjaarsnota 2004/juni 2004

1,81%

222,200

 

raming Miljoenennota 2005/september 2004 (1e stand bevoorschotting)

2,16%

263,332

41,132

raming Voorjaarsnota 2005/mei 2005 (2e stand bevoorschotting)

2,62%

321,362

58,030

raming Miljoenennota 2006/september 2005

1,87%

228,471

–92,891

realisatie Voorlopige Rekening 2005/maart 2006 (nacalculatie)

1,64%

198,479

–29,992

De neerwaartse aanpassing van het accres met 0,98% ten opzichte van de meicirculaire van 2005 is veroorzaakt doordat de voor het gemeentefonds relevante netto gecorrigeerde rijksuitgaven per saldo circa € 0,2 miljard lager zijn uitgevallen dan werd verwacht in het voorjaar van 2005.

Eerder informeerden wij u reeds over de daling van het accrespercentage naar 1,87 tussen de mei- en de septembercirculaire van 2005 (zie de septembercirculaire van 2005, § 4.3). Na september hebben zich diverse mee- en tegenvallers voorgedaan; per saldo is echter sprake geweest van een verdere daling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Deze daling is vooral veroorzaakt door meevallers bij de rente-uitgaven en onderuitputting op de begroting van het Infrastructuurfonds (wijziging kasritme). Deze meevallers leiden tot lagere netto gecorrigeerde rijksuitgaven en daarmee tot een lager definitief accres.

De verrekening met de behoedzaamheidsreserve

Het nagecalculeerd accrespercentage van 1,64 komt overeen met een accres van € 198,479 miljoen. Ten tijde van de Voorjaarsnota 2005 werd op grond van de toen beschikbare gegevens een accres verwacht van € 321,362 miljoen (zie de Opbouwtabel 2005 in de achtereenvolgende circulaires, zie ook tabel 2.3 hierboven). Het negatieve verschil van € 122,883 miljoen is de omvang van de nacalculatie over het uitkeringsjaar 2005.

Het resultaat van de nacalculatie wordt verrekend met de behoedzaamheidsreserve die in 2005 is ingehouden (zie voor een algemene toelichting op de wijze van verrekening en verwerking van de behoedzaamheidsreserve de meicirculaire van 1998, §§ 3.4 en 4.3). Wij brengen daarom de nacalculatie 2005 van € 122,883 miljoen in mindering op de behoedzaamheidsreserve 2005 van € 208,739 miljoen. Hierdoor komt uit deze reserve een bedrag van € 85,856 miljoen tot uitkering. Dit bedrag is vermeld in de herziene Opbouwtabel 2005 (tabel 2.1). Het bedrag wordt alsnog toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld via de uitkeringsfactor (ruim acht punten positief).

De doorwerking

De nacalculatie over 2005 zal een meerjarig effect hebben op de uitkeringsfactor in de orde van 12 punten (negatief). Dat is het resultaat van acht punten behoedzaamheidsreserve uitkering 2005 en twintig punten (negatief) behoedzaamheidreserve die in 2006 wordt ingehouden. Dit effect zal voor 2006 en latere jaren verwerkt worden bij de aanstaande meicirculaire.

Om misverstanden te voorkomen wijzen wij er met nadruk op dat de uitkering uit de behoedzaamheidsreserve 2005 een eenmalig karakter heeft. Deze uitkering leidt tot een verhoging van de uitkeringsfactor 2005, die niet doorwerkt in de geraamde uitkeringsfactor voor 2006 en latere jaren. Bij de bevoorschotting over 2006 wordt immers wederom een behoedzaamheidsreserve van € 208,739 miljoen ingehouden.

Zoals gebruikelijk worden op dit moment geen mutaties doorgevoerd voor de komende jaren. De uiteindelijke omvang van de uitkering 2006 zal afhankelijk zijn van ontwikkelingen en beleidsbeslissingen, die in hun totaliteit nu nog niet zijn te overzien. Om die reden wordt de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2006 afgewacht. In de meicirculaire zullen wij u informeren over de aanpassingen die zullen resulteren uit die besluitvorming. Dan wordt ook het meerjarig effect van de nacalculatie weergegeven.

2.4. Wachtgelden herindeling

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

De algemene uitkering wordt voor het uitkeringsjaar 2005 ten opzichte van de eerdere raming eenmalig verhoogd met € 0,051 miljoen in verband met de ontwikkeling bij het onderdeel Wachtgelden gemeentelijke herindeling op de begroting van BZK. Jaarlijks wordt de algemene uitkering aangepast op grond van de uitputting van dit onderdeel op de begroting van BZK.

2.5. Waarderingskamer

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

We verhogen de algemene uitkering over het uitkeringsjaar 2005 incidenteel met € 0,079 miljoen in verband met een terugontvangst vanwege onderuitputting budget Waarderingskamer 2004.

2.6. Bescherming archeologisch erfgoed

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

We verhogen de algemene uitkering voor het uitkeringsjaar 2005 met € 1,5 miljoen (ten opzichte van de septembercirculaire van 2005) in verband met de aanloopkosten voor de uitvoering van de voorziene wet op de archeologische monumentenzorg. In de septembercirculaire van 2005 hebben we u gemeld dat de vergoeding toen nog niet in de begroting van het gemeentefonds van 2005 was voorzien.

Inmiddels is de tegemoetkoming van het ministerie van OCW in de 2e suppletoire begroting van het gemeentefonds opgenomen. Dit voorstel is inmiddels tot wet verheven (Stb. 2006, 85).

De verdeling vindt via de uitkeringsfactor plaats.

Naar verwachting wordt ook in 2006 nog € 1 miljoen voor aanloopkosten toegevoegd aan het gemeentefonds. Daarover zal in de meicirculaire van 2006 nadere informatie worden verstrekt.

2.7. Extra middelen referendum Europese Grondwet (G4)

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Aanvullend op het bedrag van € 22,059 miljoen dat voor 2005 eenmalig aan de algemene uitkering van het gemeentefonds is toegevoegd als compensatie van de kosten die gemeenten hebben gemaakt voor het referendum Europese grondwet, wordt eenmalig voor 2005 € 0,377 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd voor extra compensatie Referendum Europese Grondwet voor de vier grootste gemeenten (G4).

De aanleiding voor de extra compensatie is het rapport ‘Onderzoek naar de werkelijke additionele kosten van gemeenten voor het raadplegend referendum Europese Grondwet’. Uit het rapport blijkt dat de kosten voor de G4 een stuk hoger uitvielen dan bij de overige gemeenten. Daarom is besloten eenmalig extra middelen voor de G4 beschikbaar stellen.

De G4 zijn bij brief van 22 december 2005 van de extra compensatie en de wijze van de verdeling op de hoogte gesteld. Het bedrag wordt verdeeld via de vaste bedragen voor de G4.

2.8. Algemene uitkering, uitkeringsfactor en bedragen per eenheid

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Wij stellen de algemene uitkering voor het jaar 2005 (inclusief de aanvullende uitkeringen) nu vast op € 11.803,212 miljoen. In dit bedrag zijn de ontwikkelingen verwerkt, zoals die zijn vermeld in deze circulaire. Dit betekent een toename van € 87,863 miljoen ten opzichte van de septembercirculaire.

De uitkeringsfactor voor het jaar 2005 stellen wij voorlopig vast op 1,347. Dat is een stijging van elf punten ten opzichte van de stand van 1,336, die werd vermeld in de septembercirculaire van 2005. Deze mutatie van 11 punten is het saldo van de ontwikkeling van de uitkeringsbasis (§ 2.2, 0 punten), de nacalculatie (§ 2.3, 8 punten) en de onderwerpen die in § 2.4 tot en met § 2.7 zijn behandeld. Daarnaast zijn relevant het uitkeren van de verdeelreserve (1 punt, structureel), de bijstelling raming aanvullende uitkering (1 punt) en een afrondingsverschil. De uitkering van de verdeelreserve en de bijstelling van de raming van de aanvullende uitkering leiden niet tot een stijging van de algemene uitkering/aanvullende uitkeringen uit de opbouwtabel, maar wel tot een verhoging van de uitkeringsfactor. Door de aanpassing van de aanvullende uitkeringen vindt er een verschuiving plaats van aanvullende uitkeringen naar algemene uitkering.

De definitieve vaststelling van de uitkeringsfactor 2005 zal geschieden vóór 31 december 2007.

2.9. Voorschotbetalingen 2005

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

De stijging van de algemene uitkering leidt tot een nabetaling op de uitkering 2005 van € 87,863 miljoen, die zal plaatsvinden op 4 april 2006.

3. Uitkeringsjaar 2006

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

3.1. Bijzondere bijstand; koopkracht reparatie lage inkomens

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Het kabinet heeft besloten om eenmalig een bedrag van € 70 miljoen beschikbaar te stellen voor de laagste inkomensgroepen. Van de genoemde € 70 miljoen is de helft bestemd voor de bijzondere bijstand; de andere € 35 miljoen betreft een extra kinderkorting voor gezinnen met een laag inkomen. De middelen voor de bijzondere bijstand worden toegevoegd aan het gemeentefonds (zie de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2005 Kamerstukken II 2005/06, 30300 XV, nr . 74). Dit bedrag wordt voor 90% (€ 31,5 miljoen) verdeeld via de maatstaf ‘bijstandsontvangers’ en voor 10% (€ 3,5 miljoen) via de maatstaf ‘huishoudens met laag inkomen (drempel)’

3.2. Bestuurlijke boete

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

De uitname voor de bestuurlijke boete Fout Parkeren wordt voor het jaar 2006 ongedaan gemaakt. De beoogde invoeringsdatum van het wetsvoorstel bestuurlijke boete fout parkeren is namelijk verschoven naar 1 januari 2007. Het wetsvoorstel Fout Parken en het wetsvoorstel overlast in de openbare ruimte zijn nog onderwerp van parlementaire behandeling. In de mei-circulaire zullen wij u nader informeren.

3.3. Vergoeding collectieve zorgverzekeringen voor bijstandsgerechtigden

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komt gemeenten financieel tegemoet in de administratieve lasten die samenhangen met het afsluiten van collectieve verzekeringen en de kosten van voorlichting voor ondermeer bijstandsgerechtigden. Voor de administratieve lasten die samenhangen met het afsluiten van collectieve verzekeringen ontvangen de gemeenten € 3 miljoen structureel. In 2006 krijgen gemeenten bovendien eenmalig een tegemoetkoming van € 2 miljoen voor de voorlichting die zij gegeven hebben als gevolg van de invoering van de ZVW (Zorgverzekeringwet). In 2006 krijgen gemeenten in totaal dus een tegemoetkoming van € 5 miljoen. Voor de verdeling zal de maatstaf bijstandontvangers worden gehanteerd.

3.4. Voorschotbetalingen 2006

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Zoals gebruikelijk wordt de bevoorschotting over het lopende jaar niet gewijzigd bij de maartcirculaire. Omdat de omvang van het gemeentefonds mede wordt bepaald door de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2006 vindt wel een aanpassing van de voorschotbetalingen plaats bij de meicirculaire. Op dat moment wordt ook het effect van de maartcirculaire meegenomen. Zo wordt voorkomen dat de bevoorschotting te vaak wordt bijgesteld. De voorschotbetalingen over 2006 blijven vooralsnog gebaseerd op de verdeeltabel en de uitkeringsfactor, die werden meegedeeld in de circulaire van 28 september 2005.

Bij de komende meicirculaire wordt de bovengenoemde mutaties in de Opbouwtabel 2006 en de bijbehorende mutatie in de bedragen per eenheid in de Verdeeltabel 2006 opgenomen. Dan wordt ook de structurele doorwerking van 12 punten op de uitkeringsfactor 2006, die voortvloeit uit de nacalculatie over 2005, doorgevoerd.

4. Overige mededelingen

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

In dit hoofdstuk gaan wij in op een aantal actuele ontwikkelingen in relatie tot het gemeentefonds, die van belang zullen zijn voor de uitkering in 2007. Dit is eigenlijk niet gebruikelijk in de maartcirculaire; de genoemde onderwerpen horen dan ook alle thuis in de meicirculaire. Daar worden alle financiële consequenties integraal verwerkt.

Op dit moment zou dat nog niet kunnen, omdat de genoemde ontwikkelingen nog niet zijn uitgekristalliseerd of de besluitvorming nog niet is afgerond. Op vragen over de precieze uitwerking en de financiële effecten zullen wij dan ook op dit moment geen antwoord kunnen geven.

Desondanks hebben we gemeend dat we de gemeenten ermee van dienst zouden zijn op deze belangrijke dossiers de actuele stand van zaken te schetsen.

4.1. Meerkosten gemeente met een slechte bodemgesteldheid

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

In opdracht van de beheerders van het gemeentefonds heeft het bureau Cebeon het rapport ‘meerkosten gemeenten met een slechte bodemgesteldheid’ opgesteld.

De aanleiding voor de totstandkoming van het onderzoek ligt in de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Hoekema (Kamerstukken II 2001/02, 28000 B en C, nr. 12).

De Raad van de financiële verhoudingen (Rfv) heeft advies uitgebracht over het onderzoek. De Rfv plaatst een aantal kritische kanttekeningen bij de uitkomsten van het onderzoek. Zo werpt de Rfv de vraag op of de toedeling van extra middelen aan een beperkte groep gemeenten wel strookt met het uitgangspunt van globaliteit, dat een leidend beginsel is voor de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. De Rfv erkent echter wel dat de onderzochte gemeenten een kostenprobleem hebben: hun uitgavenniveau ligt duidelijk boven het niveau van het ijkpunt. Dus op zichzelf is aanpassing wel gerechtvaardigd.

De Rfv is echter van mening dat de voorgestelde aanpassingen in het rapport de slappe -bodem -gemeenten té ruimhartig tegemoetkoming zouden geven. De aanpassingen van met name de bodemfactor zijn dusdanig, dat deze gemeenten volgens de Rfv meer dan gecompenseerd worden voor hun kostenprobleem. Het advies luidt dan ook om de bodemfactor wel aan te passen, maar in mindere mate dan in het rapport wordt genoemd.

De fondsbeheerders willen dit advies nog nader bekijken. Ook loopt nog een discussie met de ministeries van VROM en VenW over hoe eventuele aanpassingen in de verdeling zich verhouden ten opzichte van de doelstellingen van de Nota Ruimte, waarin immers het bouwen op slechte bodem wordt ontmoedigd. De Rfv spreekt zich hierover ook uit in zijn advies: volgens de Rfv dient Ruimtelijke ordeningsbeleid niet gevoerd te worden via het gemeentefonds. De fondsbeheerders zullen, dit alles wegend, een verdeelvoorstel ontwikkelen. Dat zal worden verwerkt in de meicirculaire van 2006.

4.2. Compensatie amendement De Pater

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Bij de behandeling van het wetsvoorstel afschaffing OZB gebruikersheffing op woningen is het amendement De Pater-van der Meer door de Tweede Kamer aangenomen (Kamerstukken II 2005/06, 30 096, nr. 19). Het amendement beoogt ook huishoudens met een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dienen te laten profiteren van de afschaffing van het gebruikersdeel op woningen. De OZB aanslag niet-woningen kan dan worden verminderd met het percentage van de waarde van de onroerende zaak dat dient tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden.

Voor gemeenten betekent dit een derving van inkomsten in 2006 en de jaren daarop. Een integraal totaalbeeld van de derving van inkomsten is alleen met medewerking van gemeenten te verkrijgen.

Op dit moment zijn wij met een inventarisatie onder gemeenten bezig om de financiële consequenties van het amendement in beeld te brengen. Aan gemeenten is eind januari per brief verzocht de financiële consequenties uiterlijk 31 maart 2006 in beeld te brengen. Een en ander dient vergezeld te gaan van een onderbouwing. Op basis daarvan wordt een totaalbeeld van alle gemeenten opgesteld dat leidend is voor de compensatieregeling. Reacties kunnen gestuurd worden naar postbus.gf@minbzk.nl, onder vermelding van ‘compensatie amendement De Pater’. In de meicirculaire van 2006 zult u worden geïnformeerd over de compensatieregeling.

4.3. Precario

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

In het kabinetsstandpunt op het advies ‘Lokale belastingen, meer, beheerst!’, van de stuurgroep Eenhoorn (Kamerstukken II 2004/05, 26213, nr. 17), is ingegaan op de precario. Daarbij is toegezegd dat het kabinet tegemoet zal komen aan de wensen van de Tweede Kamer: het doortrekken van de gedoogplicht voor telecombedrijven naar de ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven.

Ik ben voornemens om deze toegezegde beperking van de heffingsbevoegdheid uit te breiden tot alle ondergrondse infrastructuur. Dit gegeven de eenduidigheid van de Gemeentewet. Dat kan door in artikel 228 van de Gemeentewet de mogelijkheid van het heffen van precariobelasting op ondergrondse objecten te schrappen.

Het streven is gericht op realisatie per 1 januari 2007. In de meicirculaire van 2006 zult u worden geïnformeerd over de aansluiting tussen de gederfde inkomsten van individuele gemeenten en de dekking daarvan. Daaraan voorafgaand vindt nog bestuurlijk overleg met de VNG plaats.

4.4. WMO

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

Op 14 februari 2006 heeft de Tweede Kamer de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) aangenomen. In de daaraan voorafgaande kamerbehandeling is het wetsvoorstel op verschillende punten geamendeerd. Zo is er een zogenaamd compensatiebeginsel in de wet gekomen in plaats van de eerder opgenomen tijdelijke zorgplicht. Ook is de invoeringsdatum verschoven naar 1 januari 2007, waarbij de hele huishoudelijke verzorging in één keer wordt overgeheveld.

De tekst van de wet kunt u nakijken op de website van het ministerie van VWS (www.minvws.nl); het verslag van de kamerbehandeling staat op www.tweedekamer.nl. Het wetsvoorstel is doorgeleid naar de Eerste Kamer.

Het financieel arrangement is bij de behandeling in de Tweede Kamer niet gewijzigd. De geldstroom voor de WMO zal lopen via het gemeentefonds en krijgt de vorm van een langlopende integratie-uitkering. Het budget voor het komende jaar wordt jaarlijks geraamd door een onafhankelijke derde, die daarbij vaste spelregels volgt. De realisatie van het voorgaande jaar (t-1) is daarbij het uitgangspunt; vervolgens wordt daarop een indexering toegepast op basis van het aantal extramurale 75+-ers en op basis van loon- en prijsontwikkelingen. Daarmee wordt het budget bepaald voor het jaar t+1. Ook kan de onafhankelijke derde zich in adviserende zin uitlaten over ontwikkelingen die de hoogte van het budget beïnvloeden, zoals een eventuele tijdelijke onderbesteding in de eerste jaren, alsook het effect van het compensatiebeginsel en de jurisprudentie die zich daaromtrent ontwikkelt.

Nu de invoeringsdatum is verschoven naar 1 januari 2007 heeft het kabinet, na overleg met de VNG, besloten eenmalig van de afgesproken systematiek af te wijken en als ijkjaar niet 2006 maar 2005 te nemen. Dat levert voor de gemeenten vermoedelijk een ruimer budget op, zodat ze goed van start kunnen gaan. In het voorjaar van 2008 raamt de onafhankelijke derde, op basis van de werkelijke realisaties in 2007, het budget voor 2009. Met ingang van 2009 zal dus de eerste bijstelling plaatsvinden; d.w.z in 2007 en 2008 blijft het budget dus op het hetzelfde niveau van 2005 plus indexering.

Voorts is € 60 miljoen structureel aan uitvoeringskosten afgesproken. Dit wordt naar aanleiding van de behandeling in de Tweede kamer nog verhoogd, omdat de gemeenten worden verplicht een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek te houden. Volgens opgave van de VNG zou hiermee jaarlijks € 7 miljoen gemoeid zijn. Op grond van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet heeft het Rijk de uitvoeringskosten daarom op € 67 miljoen gesteld. Daarnaast zal in 2006 nog eens € 30 miljoen incidenteel aan invoeringskosten aan het gemeentefonds worden toegevoegd. Hiervoor werd in 2005 al eenmalig € 45 miljoen toegekend.

In 2007 worden de middelen verdeeld op historische basis. In de jaren daarna zal, middels een zorgvuldig, meerjarig traject, het objectieve verdeelmodel worden ingevoerd.

Dit alles zal worden verwerkt in de komende meicirculaire van het gemeentefonds. Een precies bedrag per gemeente is nu nog niet bekend. Naar het oordeel van de fondsbeheerders zijn deze ontwikkelingen echter van een dusdanig belang dat ze hier wel alvast vermelding verdienen.

4.5. Onderzoek naar boekingsverschillen in het cluster Bestuursorganen

[Regeling vervallen per 01-07-2006]

In het kader van het Periodiek Onderhoudsrapport Gemeentefonds (POR) onderzoeken de fondsbeheerders jaarlijks of de feitelijke uitgaven van de gemeenten in de verschillende clusters (zoals ‘Wegen en water’, ‘Openbare Orde en Veiligheid’ enzovoort) nog overeenkomen met de verdeling van het gemeentefonds.

Wanneer blijkt dat er scheefheid is ontstaan, bijvoorbeeld in de omvang van het cluster of in de verdeling binnen het cluster, onderzoeken de fondsbeheerders zo’n scheefheid nader. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de vraag of er een relatie is met de gemeentegrootte-klasse of met bepaalde structuurkenmerken van de gemeente. Het POR wordt jaarlijks als bijlage bij de gemeentefondsbegroting gevoegd.

In het POR 2006 is gebleken dat op verschillende clusters scheefheden bestaan. Eén daarvan is het cluster Bestuursorganen. Dit cluster bevat de kosten voor wethouders, de raad, de griffier etc. De onderzoeksgegevens die in het POR zijn verzameld gaven aanleiding om te vermoeden dat het beeld van de uitgaven in dit cluster geheel of gedeeltelijk is vertekend door boekingsverschillen bij de gemeenten. Het is dus niet zeker of er daadwerkelijk sprake is van scheefheid. De fondsbeheerders hebben dit vervolgens nader onderzocht. Dit onderzoek is nog niet geheel afgerond, maar er is wel al een aantal tendensen zichtbaar. Zo blijkt dat veel gemeenten de kosten voor zogenaamde algemene ondersteuning (de algemene apparaatskosten) ook toerekenen aan de functies in het cluster Bestuursorganen. Zo worden bijvoorbeeld aan de griffier niet alleen directe salariskosten toegerekend, maar ook indirecte kosten voor bijvoorbeeld huisvesting en automatisering. Dit is overigens geheel in overeenstemming met het BBV. Bij het vaststellen van de verdeling van het cluster Bestuursorganen is echter geen rekening gehouden met deze kostentoerekening. Het onderzoeksrapport wordt eind maart 2006 verwacht.

  1. De vergelijking met de septembercirculaire is alleen opgenomen als de raming van het betreffende onderdeel is gewijzigd. Het teken # geeft een onderdeel aan dat niet werd geraamd in die circulaire. ^ [1]
  2. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [2]
  3. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [3]
  4. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [4]
  5. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [5]
  6. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [6]
  7. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [7]
  8. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [8]
  9. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [9]
  10. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [10]
  11. Zie voor de afzonderlijke onderdelen en hun toelichting de circulaires van mei of september 2005. ^ [11]
Naar boven