Instellingsbesluit Commissie integriteit overheid

[Regeling vervallen per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 27-08-2009 t/m 31-12-2009

Besluit van 3 februari 2006 tot instelling van de Commissie integriteit overheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 september 2005, nr. 2005-0000225119, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie;

Gelet op artikel 125, eerste lid, onder m, van de Ambtenarenwet, artikel 12, eerste lid, onder r, van de Militaire ambtenarenwet en artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 11 november 2005, nr. W04.05.0411/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 januari 2006, nr. 2006-0000010175, uitgebracht mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Instelling en taken

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Er is een Commissie integriteit overheid.

  • 2 De commissie heeft tot taak een door een betrokkene gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het bevoegd gezag naar aanleiding van dat onderzoek te adviseren.

Artikel 3. Samenstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De commissie bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter. Voorts kunnen een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangende leden worden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter wordt uit de leden benoemd.

  • 2 De leden en de plaatsvervangende leden worden door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benoemd en ontslagen. Zij worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt de centrales van verenigingen die zijn toegelaten tot het arbeidsvoorwaardenoverleg van de sectoren Rijk, Politie en Defensie in de gelegenheid terzake voorstellen te doen.

Artikel 4. Secretariaat

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris, die door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden benoemd en ontslagen.

Artikel 5. Besluitvorming

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De commissie besluit bij meerderheid van stemmen.

Artikel 6. Melding

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De betrokkene kan het vermoeden van een misstand schriftelijk melden bij de commissie indien:

    • a. de betrokkene het vermoeden van een misstand heeft gemeld binnen de organisatie waar hij werkzaam is en hij zich niet kan vinden in het standpunt dat het bevoegd gezag naar aanleiding van de melding heeft ingenomen;

    • b. de betrokkene het vermoeden van een misstand heeft gemeld binnen de organisatie waar hij werkzaam is en hij van het bevoegd gezag geen standpunt heeft ontvangen binnen de daarvoor in de desbetreffende rechtspositionele regeling gestelde termijn of binnen de verdaagde termijn of

    • c. het bevoegd gezag de termijn, bedoeld in onderdeel b, onredelijk lang heeft verdaagd.

  • 2 De betrokkene meldt het vermoeden van een misstand schriftelijk rechtstreeks bij de commissie, indien zwaarwegende redenen in de weg staan aan een melding binnen de organisatie waar hij werkzaam is.

  • 3 De melding bevat ten minste:

    • a. naam en adres van de betrokkene;

    • b. de organisatie waar de betrokkene werkzaam is;

    • c. een omschrijving van de misstand die wordt vermoed;

    • d. de reden van de melding aan de commissie en de motivering daarvan.

  • 4 De betrokkene verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor het advies nodig zijn en waarover de betrokkene redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5 De commissie waarborgt de anonimiteit van de betrokkene tegenover anderen dan de commissie, indien de betrokkene daarom met vermelding van redenen heeft verzocht.

Artikel 7. Ontvangstbevestiging

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De commissie bevestigt schriftelijk aan betrokkene de ontvangst van de melding en geeft van de melding zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis aan het bevoegd gezag.

Artikel 8. Ontvankelijkheid

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De commissie kan de melding niet-ontvankelijk verklaren, indien niet is voldaan aan artikel 6, eerste tot en met derde lid. Indien niet is voldaan aan artikel 6, derde lid, kan de niet-ontvankelijkverklaring eerst plaatsvinden nadat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad binnen een door de commissie gestelde termijn de melding aan te vullen.

  • 2 De commissie doet van deze verklaring zo spoedig mogelijk schriftelijk gemotiveerd mededeling aan de betrokkene en aan het bevoegd gezag.

Artikel 9. Onderzoek en informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De commissie stelt een onderzoek in naar de vermoede misstand. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de desbetreffende organisatie.

  • 2 De commissie informeert de persoon of de personen op wie de vermoede misstand betrekking heeft, dat een melding is gedaan, tenzij dit het onderzoeksbelang kan schaden.

  • 3 De commissie kan bij het bevoegd gezag alle inlichtingen inwinnen die zij voor de vorming van haar advies nodig acht. Het bevoegd gezag verschaft de commissie de gevraagde inlichtingen.

  • 4 Wanneer bepaalde door het bevoegd gezag verstrekte inlichtingen vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van de commissie dienen te blijven, wordt dit aan de commissie meegedeeld. De commissie behandelt deze inlichtingen overeenkomstig de daarvoor geldende regels.

  • 5 De commissie kan het onderzoek opdragen aan één van haar leden.

Artikel 10. Advies

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Indien de melding ontvankelijk is, adviseert de commissie het bevoegd gezag binnen drie maanden na ontvangst daarvan. De commissie kan het uitbrengen van het advies verdagen met een nader te bepalen termijn. Zij stelt de betrokkene en het bevoegd gezag daarvan schriftelijk gemotiveerd op de hoogte.

  • 2 De commissie zendt de betrokkene een afschrift van het advies met inachtneming van het mogelijk vertrouwelijke karakter van aan de commissie verstrekte inlichtingen.

  • 3 Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het mogelijk vertrouwelijke karakter van aan de commissie verstrekte inlichtingen openbaar gemaakt, tenzij zwaarwegende redenen aan openbaarmaking in de weg staan. Openbaarmaking geschiedt in ieder geval door publicatie in de Staatscourant.

Artikel 11. Jaarverslag

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De commissie zendt jaarlijks aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verslag betreffende haar werkzaamheden, waarin in elk geval in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen met betrekking tot het eventueel vertrouwelijke karakter, worden vermeld het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand, het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek heeft geleid, het aantal door de commissie verrichte onderzoeken en het aantal en de aard van de uitgebrachte adviezen.

Artikel 12. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 februari 2006

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,

J. W. Remkes

De Minister van Buitenlandse Zaken ,

B. R. Bot

De Staatssecretaris van Defensie ,

C. van der Knaap

Uitgegeven de negende maart 2006

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven