Belastingplicht assurantiebelasting
[Regeling vervallen per 16-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 06-03-2008]
De belastingplicht voor de assurantiebelasting werd tot 1 januari 2006 in artikel
25, eerste lid, van de WBR primair gelegd bij de door de minister aangewezen tussenpersoon,
die als zodanig was ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3, eerste
lid, van de Wabb en daarbij voldeed aan de in artikel 25, eerste lid, van de WBR genoemde
kwalificaties. In het gewijzigde artikel 25, eerste lid, van de WBR geldt de eis dat
men in het bezit dient te zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 10 van de
Wfd. Gelet op het feit dat het nieuwe vergunningstelsel nog niet is voltooid, kan
er onduidelijkheid bestaan over de belastingplicht van bemiddelaars die onder het
overgangsrecht vallen. De vergunningen zullen worden verleend binnen de in artikel
102, vierde lid, van de Wfdgenoemde termijn. Zodra aan een bemiddelaar een vergunning
is verleend, valt hij onder het bereik van de gewijzigde tekst van artikel 25, eerste
lid, van de WBR en is de situatie duidelijk. Voor de periode van 1 januari 2006 tot
de dag waarop de vergunning is verleend, zou er mogelijk een onbedoelde onduidelijkheid
ten aanzien van zijn belastingplicht kunnen bestaan.
Teneinde rechtsonzekerheid op dit punt te voorkomen, zal met terugwerkende kracht
een nadere wettelijke overgangsregeling worden voorgesteld. Vooruitlopend op deze
wettelijke overgangsregeling maak ik de volgende praktische handelwijze bekend.
Assurantietussenpersonen die op 31 december 2005 op grond van artikel 25, eerste lid,
van de WBR werden aangemerkt als belastingplichtige én die voor 1 februari 2006 een
vergunning als bedoeld in artikel 10 van de Wfd hebben aangevraagd en voorts voldoen
aan de bepalingen van het eerste en tweede lid van artikel 102 van de Wfd, worden
beschouwd als belastingplichtige als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de WBR.
Dit geldt totdat op de vergunningaanvraag is beslist.