Interimbeleid voor instemming met deelname aan CDM-projectactiviteiten

[Regeling vervallen per 01-05-2006.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 14-12-2005 t/m 30-04-2006

Interimbeleid van 2 december 2005, nr. DGM/IMZ/2005211856, houdende criteria voor het verlenen van instemming met deelname aan projectactiviteiten in het kader van het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt de volgende beleidsregels vast:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-05-2006]

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a. CDM-raad: raad van bestuur van het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Protocol van Kyoto;

  • b. EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten: richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275);

  • c. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • d. projectactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto;

  • e. projectdeelnemer: persoon die een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 2, derde lid, indient;

  • f. Protocol van Kyoto: op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170, en 1999, 110);

  • g. Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering: op 9 mei 1992 te New York totstandgekomen Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1992, 189).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-05-2006]

  • 1 Dit artikel is van toepassing op projectactiviteiten in het kader van het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto (CDM).

  • 2 De Minister verleent instemming met deelname aan projectactiviteiten als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, onder a, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten.

  • 3 De instemming wordt op verzoek van de projectdeelnemer verleend indien:

    • a. de deelname door de projectdeelnemer aan de projectactiviteit voldoet aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;

    • b. voorzover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen in acht worden genomen.

  • 4 De instemming kan worden geweigerd indien:

    • a. niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het derde lid, onder a, of, voorzover van toepassing, onder b;

    • b. is gebleken dat bij de uitvoering van een andere projectactiviteit waarbij de projectdeelnemer is of was betrokken en waarvoor de Minister reeds instemming heeft verleend, niet is voldaan aan de eisen die in het derde lid met betrekking tot die uitvoering zijn gesteld.

  • 5 Een verleende instemming omvat mede de machtiging van de betrokken projectdeelnemer, voorzover een dergelijke machtiging op grond van artikel 12, negende lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten is vereist. Indien de eerste volzin van toepassing is, wordt in de beslissing op het verzoek aangegeven dat de instemming mede de machtiging omvat.

  • 6 De Minister stelt bij hem berustende basisinformatie over projectactiviteiten waarvoor hij instemming heeft verleend, voor het publiek beschikbaar.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-05-2006]

Bij het in artikel 2, derde lid, bedoelde verzoek om instemming worden de volgende bescheiden overgelegd en gegevens verstrekt:

  • a. in het geval de projectdeelnemer geen natuurlijke persoon is: een niet ouder dan drie maanden zijnd uittreksel van de inschrijving in het handelsregister waarop de naam van de statutair vertegenwoordigingsbevoegde van de projectdeelnemer staat vermeld of, in het geval van een buiten Nederland gevestigde projectdeelnemer, een gelijkwaardig, niet ouder dan drie maanden zijnd, document;

  • b. in het geval van een reeds door de CDM-raad overeenkomstig de besluiten die zijn genomen overeenkomstig het Protocol van Kyoto geregistreerde projectactiviteit: de naam van die activiteit en de datum van registratie;

  • c. in het geval van een nog niet door de CDM-raad geregistreerde projectactiviteit: de naam van de projectactiviteit alsmede de datum waarop het ontwerp van die activiteit, bedoeld in de overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluiten, door de aangewezen operationele instelling, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van dat protocol, die het project valideert, voor inspraak is gepubliceerd op de officiële website van het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) ;

  • d. in het geval het ontwerp van de projectactiviteit, bedoeld onder c, dan wel de geregistreerde projectactiviteit, bedoeld onder b, nog niet de naam bevat van de projectdeelnemer die het verzoek om instemming heeft ingediend: een schriftelijke verklaring van alle in het ontwerp vermelde deelnemers aan die activiteit, waarin deze aangeven te kunnen instemmen met het toevoegen van de projectdeelnemer;

  • e. een verklaring van de projectdeelnemer dat de deelname aan de projectactiviteit zal voldoen aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;

  • f. voorzover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: een verklaring van de projectdeelnemer dat bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen in acht worden genomen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-05-2006]

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Interimbeleid voor instemming met deelname aan CDM-projectactiviteiten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-05-2006]

  • 1 Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin ze zijn geplaatst.

  • 2 Deze beleidsregels vervallen met ingang van de dag waarop de Implementatiewet EG-richtlijn projectgebonden Kyoto-mechanismen in werking treedt.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 december 2005

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven