Subsidieregeling dieptepilot voor de opleidingsschool en academische school 2005–2008

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 21-12-2005 t/m 31-12-2010

Subsidieregeling dieptepilot voor de opleidingsschool en academische school 2005–2008

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCenW subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doelomschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De regeling heeft als doel dat een aantal scholen zich, in aansluiting op de doelstellingen uit de beleidsagenda lerarenopleidingen 2005–2008 op het punt van opleiden in de school, ontwikkelen tot academische school of opleidingsschool die dient als goed praktijkvoorbeeld. De scholen waarvoor in het kader van deze regeling subsidie wordt verstrekt, onderzoeken aan de hand van een project in de eigen praktijk onder welke voorwaarden die school een succes kan zijn, welke investeringen dat van een school vraagt en op welke wijze de kwaliteit van het opleiden in de school duurzaam kan worden geborgd en toetsbaar gemaakt.

Artikel 3. Subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Een bevoegd gezag kan in aanmerking komen voor subsidie indien uit een, op een projectvoorstel volgend, projectplan dat is opgesteld overeenkomstig artikel 8, blijkt dat het project leidt tot het praktijkvoorbeeld bedoeld in artikel 2 eerste volzin.

Artikel 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Voor subsidieverlening in het kader van deze regeling is een bedrag van € 42.000.000,– beschikbaar, te weten in 2006 € 14.000.000,–, in 2007 € 14.000.000,– en in 2008 € 14.000.000,–.

  • 2 Subsidieverlening ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5. Maximum bedrag per project en maximum aantal toe te kennen projecten

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt per project een maximumbedrag van € 400.000,– per kalenderjaar, tot een maximum van € 1.200.000,– voor het totale project. De totale subsidie wordt verleend voor het tijdvak van 1 maart 2006 tot en met 31 juli 2008.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, bedraagt de subsidie niet meer dan 70 procent van de totale kosten van het project.

  • 3 Er wordt voor maximaal 35 projecten subsidie verleend.

  • 4 De minister kan in uitzonderlijke gevallen besluiten om voor meer dan 35 projecten subsidie te verlenen, mits het totaal van de subsidieverlening de bedragen genoemd in artikel 4 niet overschrijdt. De minister kan hiertoe besluiten indien dit voor de doelstellingen van de pilot van toegevoegde waarde is, bijvoorbeeld in verband met de gewenste diversiteit in projecten of regionale spreiding.

Artikel 6. Aanvrager en aanvraagprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Het bevoegd gezag maakt zijn belangstelling voor het uitvoeren van een project kenbaar door uiterlijk op 31 oktober 2005 per e-mail zijn projectvoorstel in te dienen bij KPMG Business Advisory Services B.V. Daartoe zendt hij een volledig ingevuld format in. Projectvoorstellen die niet voor 31 oktober 2005 om 12.00 uur per e-mail zijn ontvangen, worden niet in behandeling genomen.

    Het projectvoorstel moet worden gezonden aan het volgende e-mailadres: opleidenindeschool@KPMG.nl. Uiterlijk in dezelfde week moet datzelfde projectvoorstel ook per post zijn ontvangen op respectievelijk zijn bezorgd bij het in het format genoemde post- respectievelijk bezorgadres.

    Uit het ingevulde format moet blijken of het projectvoorstel is gericht op de opleidingsschool of op de academische school.

  • 2 De minister beoordeelt een tijdig ingediend projectvoorstel op grond van de criteria genoemd in artikel 7. Die beoordeling leidt tot een afwijzend besluit of tot een uitnodiging tot indiening van een projectplan.

  • 3 Het bevoegd gezag dat op basis van zijn projectvoorstel daartoe wordt uitgenodigd, moet uiterlijk op 28 maart 2006 een uitgewerkt projectplan als bedoeld in artikel 8 indienen bij KPMG Business Advisory Services B.V. Het projectplan wordt per e-mail gezonden aan het in het eerste lid bedoelde e-mailadres. Uiterlijk in dezelfde week moet datzelfde projectplan ook per post zijn ontvangen op respectievelijk zijn bezorgd bij het in het format genoemde post- respectievelijk bezorgadres. Projectplannen die tijdig zijn ontvangen en voldoen aan de in artikel 8 genoemde criteria, komen in aanmerking voor subsidie.

  • 4 KPMG Business Advisory Services B.V. bereidt de selectie van de projectvoorstellen en de beoordeling van projectplannen voor. Zij doet dit op basis van de criteria zoals opgenomen in het format en de artikelen 7 en 8.

  • 5 De minister voorziet uiterlijk vóór 1 februari 2006 in een gelijktijdige beslissing op de tijdig ingediende projectvoorstellen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a.

  • 6 De minister voorziet 19 mei 2006 in een gelijktijdige beslissing op de projectplannen.

Artikel 7. Beoordelingscriteria voor de projectvoorstellen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Bij de beoordeling van de projectvoorstellen bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden de volgende criteria gehanteerd:

    • a. kwaliteit:

      alleen die voorstellen kunnen worden geselecteerd die het meest geschikt zijn om bij te dragen aan de doelomschrijving bedoeld in artikel 2, dat wil zeggen de projectvoorstellen die op basis van de beoordeling van het ingevulde format op alle onderdelen tezamen als bedoeld in het tweede lid, de hoogste score behalen, berekend volgens het bepaalde in het derde lid.

    • b. spreiding naar sector:

      in beginsel wordt uitgegaan van een verdeling van 30 projecten in primair onderwijs en voortgezet onderwijs en 5 projecten in BVE.

    • c. opleidingsschool en academische school per sector:

      per sector worden minimaal 2 voorstellen voor een academische school geselecteerd, mits voldoend aan de kwaliteitscriteria

    • d. diversiteit:

      de pilot moet leiden tot voorbeelden die aansluiten bij de diversiteit in keuze van scholen bij het opleiden in de school.

    • e. spreiding naar regio:

      bij gelijke geschiktheid, dat wil zeggen indien de beoordeling aan de hand van a, b, c en d ertoe leidt dat meer dan 35 projectvoorstellen in aanmerking kunnen komen een projectplan uit te werken, kan evenwichtige spreiding naar regio uiteindelijk een rol spelen bij de selectie.

  • 2 De onderdelen in het format hebben betrekking op:

    • a. algemene gegevens over de in het project betrokken

      • school of scholen,

      • opleiding(en) voor onderwijspersoneel en

      • eventuele overige partners.

      Voor elk van de betrokkenen wordt aangegeven waarom en met welke rol in het project wordt deelgenomen;

    • b. motivatie;

    • c. doelstellingen en beoogde resultaten;

    • d. eigen ervaring met het opleiden in de school;

    • e. inhoud van het project;

    • f. belang van het project voor andere scholen in de regio;

    • g. met het project gemoeide kosten

    • h. onderkende risico’s.

  • 3 In het format wordt voor elk van de onderdelen aangegeven in welke mate deze maximaal meeweegt in de bepaling van de geschiktheid bedoeld in het eerste lid onder a. Voor de bepaling van die geschiktheid worden alle projectvoorstellen per onderdeel met elkaar vergeleken op basis waarvan een rangorde en daaruit volgende score voor elk der projectvoorstellen wordt vastgesteld.

Artikel 8. Beoordelingscriteria voor de projectplannen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 In het projectplan wordt het projectvoorstel nader uitgewerkt. Het projectplan bevat in elk geval de volgende elementen:

    • a. de doelstellingen en resultaten die de aanvrager en de deelnemende onderwijsinstellingen beogen te bereiken binnen de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b. een overzicht van de doelgroepen waar het project zich op richt en het aantal personeelsleden dat wordt opgeleid in het kader van deze regeling, binnen de projectperiode;

    • c. een activiteitenplan dat op overtuigende wijze inzicht geeft in de manier waarop de aanvrager het projectresultaat zal verwezenlijken binnen de projectperiode met daaraan gekoppeld een tijdsplanning;

    • d. een begroting voor de te verrichten activiteiten, die in elk geval inzicht geeft in de activiteiten die met de subsidie worden gefinancierd en in de activiteiten waarvoor eigen middelen worden ingezet. De begroting wordt opgesteld per kalenderjaar.

  • 2 Bij de uitnodiging bedoeld in de eerste volzin van artikel 6, tweede lid, kunnen vormvoorschriften nader worden uitgewerkt en kunnen de elementen bedoeld in het eerste lid worden voorzien van wegingsfactoren.

Artikel 9. Bestedingsverplichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend ter dekking van die uitgaven die zijn verbonden aan de uitvoering van het goedgekeurde projectplan.

  • 2 Indien de subsidie meer bedraagt dan 70 procent van de overeenkomstig het goedgekeurde projectplan gerealiseerde kosten, wordt dat meerdere teruggevorderd.

  • 3 Indien ten laste van de verstrekte subsidie uitgaven worden gedaan in strijd met de subsidievoorwaarden, worden de daarmee gemoeide middelen teruggevorderd.

Artikel 10. Betaling

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De subsidie wordt in drie termijnen betaald, achtereenvolgens op uiterlijk 1 juli 2006, 1 juni 2007 en 1 maart 2008, met dien verstande dat betaling van de tweede en derde termijn alleen geschiedt onder de voorwaarde van goedkeuring van de in artikel 11 bedoelde tussenrapportage.

Artikel 11. Tussenrapportage en eindverantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Uiterlijk 15 maart 2007 zendt de subsidieontvanger aan Cfi een inhoudelijke en financiële tussenrapportage en accountantsverklaring over de besteding van de verstrekte subsidie tot en met 31 december 2006. Op grond van de tussenrapportage wordt een besluit genomen over de voortzetting van het project.

  • 2 Vier maanden na afloop van het project, doch uiterlijk 30 november 2008, zendt de subsidieontvanger aan Cfi de inhoudelijke en financiële eindverantwoording en accountantsverklaring over het gehele project.

  • 3 De accountantsverklaring bedoeld in het eerste en tweede lid omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie, conform het bepaalde in artikel 9.

  • 4 Tussenrapportage en eindverantwoording bevatten een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt dat per activiteit inzicht geeft in de daarmee gemoeide middelen, een overzicht van de daarmee bereikte resultaten en, voorzover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

  • 5 Uiterlijk zes weken na ontvangst van de eindverantwoording wordt de subsidie definitief vastgesteld.

Artikel 12. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 13. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De regeling zal met format en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 14. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na plaatsing in de Staatscourant. De regeling vervalt op 1 januari 2011.

Artikel 15. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Deze regeling wordt aangehaald als de ‘Subsidieregeling dieptepilot voor de opleidingsschool en academische school 2005–2008’.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage Format ‘projectvoorstel subsidieregeling Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008’

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Vooraf

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor u ligt het format dat dient als projectvoorstel zoals genoemd in artikel 6 ‘Aanvrager en aanvraagprocedure’ van de subsidieregeling Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008.

Het projectvoorstel dient uiterlijk ingediend te zijn op 31 oktober 2005, om 12.00 uur, per e-mail, op het volgende adres: opleidenindeschool@KPMG.nl. Projectvoorstellen die na dit tijdstip worden ingeleverd, komen niet in aanmerking. Per e-mail ingediende projectvoorstellen dienen vervolgens ook schriftelijk ingediend te worden (in 3-voud) op één van de onderstaande adressen:

(E-mailadres: opleidenindeschool@kpmg.nl)

(Postadres: KPMG Business Advisory Services B.V., Afdeling IG&H, kamer E-235, postbus 74500, 1070 DB Amsterdam)

(Bezorgadres: KPMG Business Advisory Services B.V., Afdeling IG&H, kamer E-235, Burgermeester Rijnder⁠slaan 10-20, 1185 MC, Amstelveen)

Aan de indiening van een format zijn geen rechten te ontlenen. Bij onduidelijkheden is subsidieverstrekker gemachtigd bij de subsidieaanvrager nadere toelichting te (doen) vragen.

Gegevens aanvrager

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Naam bevoegd gezag:

Postadres:

Postcode:

Plaats:

Nummer bevoegd gezag:

Contactpersoon

Naam: O M O V

......................................................

Telefoon:

Telefax:

E-mailadres:

Hoofdstuk 1. Algemene gegevens (maximaal te behalen score: 9%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • a. Kiest u voor de opleidingsschool of voor de academische school? (max. score: 0%)

  • b. Gegevens van de deelnemende scholen/instellingen (max. score: 2%)1

    • 1. Naam school/instelling:

      Postadres:

      Postcode:

      Plaats:

      BRINnummer van de school/instelling:

    • 2. Naam en bestuursnummer van het bevoegd gezag van deze school:

      Postadres:

      Postcode:

      Plaats:

      Onderwijssoort:

      O PO

      O VO

      O BVE

    (Voor iedere deelnemende school/instelling de onder b gevraagde gegevens invullen)

    Geef kort weer waarom deze scholen/instelling en bevoegde gezagsorganen deelnemen en met welke rol.

  • c. Gegevens van de opleiding(en) voor onderwijspersoneel waarmee in het kader van deze regeling wordt samengewerkt (het betreft hier de opleidingen voor leraren basisonderwijs, en/of voortgezet onderwijs en eventueel ROC(’s)/opleiding(en) voor onderwijsondersteunend personeel).

    (max. score: 4%)

    Naam van de opleiding:

    Postadres:

    Postcode:

    Plaats:

    Geef kort weer waarom met deze instelling wordt samengewerkt en wat de beoogde rol van de instelling zal zijn.

    (Voor iedere opleiding waarmee wordt samengewerkt deze gegevens invullen)

  • d. Gegevens (beoogde) andere partners in het project (bijv. hoogleraren, lectoren, wetenschappers, schoolbegeleidingsdiensten). Het kan daarbij gaan om personen en/of instellingen. (max. score: 3%)

    Naam van partner:

    Postadres:

    Postcode:

    Plaats:

    Geef kort weer waarom met deze partner wordt samengewerkt en wat de beoogde rol van de partner zal zijn.

    (Voor iedere partner de onder d gevraagde gegevens invullen)

Hoofdstuk 2. Motivatie (maximaal te behalen score: 15%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • a. Geef aan waarom u mee wilt doen? (max. score: 10%)

    Omschrijf uw motivatie/drijfveren om mee te doen en maak duidelijk hoe deze aansluit(en) op de voor de dieptepilot benoemde doelstellingen.

  • b. Waarom moeten we uw project kiezen? (max. score: 5%)

    Beschrijf kort wat het bijzondere is aan uw project. Waarin onderscheidt uw project zich? Waaruit blijkt dat?

Hoofdstuk 3. Doelstelling en resultaat (maximaal te behalen score: 20%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • a. Wat is/zijn uw doelstellingen voor het project? (max. score: 10%)

    Omschrijf uw hoofd- en subdoelstellingen en geef daarbij aan wat de beoogde resultaten zijn. Doelstellingen en bijbehorende resultaten dienen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden te zijn. Minimaal dient u iets aan te geven over:

    Als opleidingsschool

    • de hoeveelheid op te leiden leraren (in iedere geval het absolute aantal en de verhouding tussen op te leiden leraren en de aanwezige formatie OP (in fte’s))

    • het duurzaam waarborgen van de kwaliteit

    • het benutten van de opgedane ervaring (bijvoorbeeld in relatie tot de samenwerking of de overdracht van kennis)

    • het doel van de samenwerking met de opleidingen(en) voor onderwijspersoneel

    Als academische school

    • het verbinden met schoolontwikkeling, onderwijsinnovatie en onderzoek

    • het duurzaam waarborgen van de kwaliteit

    • het benutten van de opgedane ervaring (bijvoorbeeld in relatie tot de samenwerking of de overdracht van kennis)

    • het doel van de samenwerking met de opleidingen(en) voor onderwijspersoneel en voorzover van toepassing met de overige partners in het project.

  • b. Wat is de toegevoegde waarde van uw project aan de doelen benoemd voor het opleiden in de school/de academische opleidingsschool? (max. score: 10%)

    Geef aan hoe de door u geformuleerde doelstellingen en resultaten toegevoegde waarde leveren aan de voor het opleiden in de school benoemde doelstellingen.

Hoofdstuk 4. Ervaring (maximaal te behalen score: 20%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • a. Waar staat u nu? (max. score: 10%)

    Beschrijf kort wat uw huidige profiel is met opleiden in de school. Welke activiteiten en investeringen heeft u eerder al gedaan?

  • b. Geef kort weer hoe uw integraal personeelsbeleid (IPB) is geënt op het opleiden in de school? (max. score: 5%)

    Waaruit blijkt dat?

  • c. Geef kort weer hoe u in de praktijk bekostiging koppelt aan de kwaliteit van het proces ‘Opleiden in de school’? (max. score: 5%)

    Langs welke weg stuurt en waarborgt u de kwaliteit van het proces ‘Opleiden in de school’ gegeven de beschikbare gelden en te maken kosten?

Hoofdstuk 5. Inhoud van het project (maximaal te behalen score: 21%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • a. Wat is uw ambitie? (max. score:2%)

    Beschrijf kort het thema waarop de ontwikkeling en verdieping in uw project zich richt.

  • b. Beschrijf kort de hoofdstappen binnen uw project. (max. score: 2%)

    Geef op hoofdlijnen de voorgenomen activiteiten aan.

  • c. Borging en continuïteit. (max. score: 2%)

    Beschrijf kort hoe de kwaliteit van het opleiden in de school in uw project duurzaam geborgd wordt, ook na afloop van de projectperiode, zonder afbreuk te doen aan de overige onderwijsprocessen.

  • d. De inhoud van de samenwerking met de opleidingen voor onderwijspersoneel en andere partners in het project. (max. score: 5%)

    Beschrijf kort waar de samenwerking in het project op is gericht. Welke activiteiten verwacht u van uw partners in de projectperiode?

  • e. Mensen in opleiding voor een bevoegdheid. (max. score: 4%)

    • 1. Wat is de omvang van uw personeelsbestand dat direct een bijdrage levert aan het primair onderwijsproces?

      • Hoeveel FTE (uitgesplitst naar leidinggevend, onderwijzend en ondersteunend personeel)?

      • Hoeveel mensen (idem)?

    • 2. Welk deel van dat personeelsbestand (in % en in absolute aantallen van dat totale bij het primair proces betrokken personeelsbestand, uitgesplitst naar leidinggevend, onderwijzend en ondersteunend personeel) wordt bezet door mensen die nog (mede aan uw school) in opleiding zijn voor de werkzaamheden die ze feitelijk verrichten?

    • 3. Welk deel van het nog in opleiding zijnd personeel (weer in % en in absolute aantallen van dat totale bij het primair proces betrokken personeelsbestand, uitgesplitst naar leidinggevend, onderwijzend en ondersteunend personeel) was al bij u in dienst voor zij die werkzaamheden en de opleiding daarvoor begonnen?

    • 4. Heeft u de intentie om het aandeel werknemers in opleiding te vergroten? Kunt u hier een toelichting op geven?

    • 5. Beschrijf kort de doelgroepen die zullen worden opgeleid:

      (bijv. zij-instromers, lio’s, onderwijsondersteunend personeel dat wordt opgeschoold tot leraar, opleiding tot onderwijsassistent in samenwerking met het ROC, etc.)

  • f. Beschrijf kort op welke wijze het project ten dienste staat van andere scholen in de regio.

    (max. score: 2%)

  • g. Financiering van het project. (max. score: 4%)

    Totale geschatte projectkosten: € ......... (100%)

    Aan te vragen subsidie (bij benadering): € ......... (max. 70% met een plafond van € 400.000 p. jaar)

    Door de aanvrager te financieren aandeel: € ......... (min. 30%)

    De eigen middelen die voor het project worden aangewend, moeten zijn berekend op werkelijk te maken kosten en reële tarieven.

    Hebt u nog andere subsidies/fondsen aangevraagd voor het doel van dit project? Zo ja, geef aan welke, het bedrag en voor welk tijdvak die financiering is bedoeld. Is (of zijn) die aanvraag/aanvragen gehonoreerd of per wanneer heeft u daar duidelijkheid over?

Hoofdstuk 6. Onderkende risico’s (maximaal te behalen score: 15%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Omschrijf de door u onderkende risico’s voor uw project en de daarbij te nemen maatregelen.

Hoofdstuk 7. Ondertekening (maximaal te behalen score: 0%)

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Ondergetekende verklaart dat hij/zij bekend is met de voorwaarden en procedures van de Subsidieregeling Dieptepilot voor de opleidingsschool en de academische school 2005–2008

Aldus naar waarheid ingevuld.

Bevoegd gezag aanvrager:

Naam:

Functie:

Plaats:

Datum:

Handtekening bevoegd gezag:

  1. Inclusief de scholen/instellingen vallend onder het bestuur van de subsidieaanvrager ^ [1]
Naar boven