Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005

[Regeling vervallen per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 25-10-2005 t/m 31-12-2009

Besluit van 23 juli 2005, houdende de vaststelling van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing en nadere regels omtrent het ontwikkelingsprogramma (Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 maart 2005, nr. MJZ2005025787, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 7, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 11 mei 2005, nr. W08.05.0073/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2005, nr. MJZ2005163763, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet stedelijke vernieuwing;

  • b. A-lijst: lijst van woningen die op 1 maart 1986 een geluidbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(A), dan wel ten minste 60 dB(A) indien zij deel uitmaakten van een verzameling van woningen waarvan ten minste één woning een geluidbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(A);

  • c. raillijst: lijst van woningen die op 1 juli 1987 een geluidbelasting vanwege een spoorweg ondervonden van meer dan 65 dB(A);

  • d. volledig toegankelijke woning: woning waarvan de toegangsdeur zonder het gebruik van een trap van buiten af bereikbaar is en waarvan de keuken, het sanitair, de woonkamer en ten minste één slaapkamer bereikbaar zijn zonder het gebruik van een trap vanaf de woonlaag waar de toegangsdeur zich bevindt;

  • e. watersysteem: het in een bepaald gebied aanwezige samenhangende stelsel van grond- en oppervlaktewater met inbegrip van oevers, waterbodems en de op dat stelsel betrekking hebbende technische infrastructuur;

  • f. regio: groep gemeenten, aangewezen door gedeputeerde staten ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onder a, van de wet, dan wel de gemeenten die zijn gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de wet;

  • g. werkvoorraad landbodems stedelijk gebied: kosten van onderzoek en sanering van in stedelijk gebied gelegen verontreinigde landbodems.

Hoofdstuk 2. De landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing zijn:

  • a. verbetering van de balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt;

  • b. verbetering van de huisvestingsmogelijkheden van bevolkingsgroepen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting;

  • c. verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte;

  • d. verbetering van het aanbod van grootschalige groenvoorzieningen in de stad;

  • e. versterking van de culturele kwaliteiten van de leefomgeving;

  • f. verbetering van de milieukwaliteit in het algemeen, en meer in het bijzonder bodemsanering, geluidsanering en verbetering van de binnenstedelijke luchtkwaliteit;

  • g. voorzien in voldoende aanbod van zichtbaar oppervlaktewater en verbetering van watersystemen;

  • h. intensivering van de woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied;

  • i. verbetering van de bereikbaarheid van de stad en binnen de stad, en

  • j. verbetering van het aanbod van fysieke ruimte voor sociale voorzieningen.

Hoofdstuk 3. Nadere regels omtrent de eisen aan het ontwikkelingsprogramma

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 In het ontwikkelingsprogramma van een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet, wordt een analyse opgenomen van de kansen en bedreigingen voor die gemeente, waarbij wordt uitgegaan van de in artikel 2 genoemde doelstellingen en de doelstellingen van het rijksbeleid met betrekking tot de grote steden, bezien in hun onderlinge samenhang.

  • 2 In het ontwikkelingsprogramma van een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onder a, van de wet, wordt een analyse opgenomen van de kansen en bedreigingen voor die gemeente, waarbij wordt uitgegaan van de in artikel 2 genoemde doelstellingen, bezien in hun onderlinge samenhang en in samenhang met de niet-fysieke aspecten van stedelijke vernieuwing.

  • 3 Intergemeentelijke afstemming van de ontwikkelingsprogramma’s vindt plaats met betrekking tot:

    • a. de wijzigingen binnen de woningvoorraad in de regio, onderscheiden naar huurwoningen en koopwoningen en naar de prijsklassen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, alsmede over de na te streven toename door nieuwbouw en verbouw van de voorraad volledig toegankelijke woningen;

    • b. de verbetering van het aanbod van grootschalige groenvoorzieningen in de stad in relatie tot de plannen voor groenvoorzieningen om de stad en in de regio;

    • c. de versterking van de culturele kwaliteiten van de leefomgeving, en

    • d. de intensivering van de woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied.

  • 4 Met betrekking tot de onderwerpen, genoemd in het derde lid, wordt in het ontwikkelingsprogramma vermeld waarover intergemeentelijke afspraken zijn gemaakt, met welke gemeenten die afspraken zijn gemaakt, wat die afspraken op hoofdlijnen inhouden, alsmede welk aandeel van de regionale opgave als geheel de gemeente voor haar rekening neemt.

  • 5 De financiële paragraaf, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d, van de wet, geeft inzicht in:

    • a. de totale kosten van de voornemens van de gemeente;

    • b. de verdeling van de kosten over het Rijk, de provincie, de gemeente, andere betrokken gemeenten en, indien van toepassing, de Europese Unie en andere met name te noemen partijen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 2 Bij de voornemens, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeld:

    • a. met betrekking tot de doelstelling verbetering van de balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt: de voorgenomen mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar:

      • 1°. de aantallen voorgenomen nieuw te bouwen woningen, uitgesplitst naar koopwoningen met een koopprijs onder en gelijk aan respectievelijk boven de € 136.000,– en huurwoningen met een huurprijs van onder en gelijk aan respectievelijk boven de € 317,03 per maand:

        • op locaties buiten bestaand bebouwd gebied;

        • op locaties binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied, zoals die grens tot stand is gekomen in het jaar 2000, ter voorziening in de uitbreidingsbehoefte, en

        • op locaties binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied, zoals die grens tot stand is gekomen in het jaar 2000, ter voorziening in de vervangingsbehoefte;

      • 2°. het aantal voorgenomen omzettingen van huurwoningen in koopwoningen;

      • 3°. het aantal voorgenomen onttrekkingen aan de woningvoorraad;

      • 4°. het aantal voorgenomen woningverbeteringen waarvan de kostenraming of de aanneemsom meer bedraagt dan € 50.000,– exclusief BTW, en

      • 5°. de voorgenomen toename van de voorraad volledig toegankelijke woningen;

    • b. met betrekking tot de doelstelling verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte: de oppervlakte openbare ruimte, uitgedrukt in vierkante meters, waarbij sprake is van een voorgenomen kwaliteitsimpuls;

    • c. met betrekking tot de doelstelling verbetering van het aanbod van grootschalige groenvoorzieningen in de stad, voorzover het betreft een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet: het aantal voorgenomen grootschalige groenprojecten met bijbehorende oppervlakten, uitgedrukt in vierkante meters;

    • d. met betrekking tot de doelstelling versterking van de culturele kwaliteiten van de leefomgeving: het aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling, alsmede de mate waarin deze kwaliteiten zijn geborgd in het gemeentelijk beleid;

    • e. met betrekking tot de doelstelling verbetering van de milieukwaliteit:

      • 1°. ten aanzien van bodemsanering: het van de werkvoorraad landbodems stedelijk gebied in die gemeente aan te pakken deel van die werkvoorraad, van welk deel met inachtneming van de in de bijlage bij dit besluit gegeven definities en beschreven uitgangspunten worden vermeld: het aantal te verrichten onderzoeken, het aantal te verrichten saneringen, het aantal vierkante meters verontreinigde grond, het aantal kubieke meters in de bodem aanwezige verontreinigde grond, het aantal kubieke meters verontreinigd grondwater en het aantal bodemsaneringsprestatie-eenheden, waarbij tevens in aantallen wordt vermeld welk deel van de aldus vermelde cijfers zonder overheidsbijdrage in de financiering zal worden gerealiseerd;

      • 2°. ten aanzien van geluidsanering: het aantal van de voor die gemeente op de A- en raillijst voorkomende woningen dat aan het eind van het tweede investeringstijdvak zal zijn gesaneerd, uitgedrukt in zowel absolute aantallen als in een percentage van het totaal van deze woningen in die gemeente, en

      • 3°. ten aanzien van verbetering van de binnenstedelijke luchtkwaliteit, voorzover het betreft een gemeente die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid, van de wet: het aantal meters wegdek dat naar verwachting onder de normen van het Besluit luchtkwaliteit zal worden gebracht;

    • f. met betrekking tot de doelstelling intensivering van de woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied: het saldo van de binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied, zoals die grens tot stand is gekomen in het jaar 2000, toe te voegen aantallen woningen, te berekenen door op het aantal nieuw te bouwen woningen binnen dat gebied de aan de woningvoorraad te onttrekken woningen binnen dat gebied in mindering te brengen, en

    • g. met betrekking tot de doelstelling verbetering van het aanbod van fysieke ruimte voor sociale voorzieningen:

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag die acht weken ligt na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 23 juli 2005

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

S. M. Dekker

Uitgegeven dertigste augustus 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage , behorende bij artikel 4, tweede lid, onderdeel e, onder 1°, van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De in bovenvermeld artikel gevraagde vermeldingen komen tot stand met inachtneming van de volgende definities en uitgangspunten.

A. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Interventiewaarde: op voet van de Wet bodembescherming vastgestelde waarde met behulp waarvan kan worden bepaald of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van die wet.

Interventiewaardecontour: dat deel van de grond of het grondwater waar de verontreiniging groter is dan de interventiewaarde.

IJkmoment: het bij langlopende grondwatersaneringen in het saneringsplan van de locatie bepaalde ijkmoment.

B. Uitgangspunten

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Waar gevraagd wordt om vermelding van het aantal te verrichten onderzoeken wordt het aantal te verrichten uitvoeringsprojecten van onderzoek vermeld, waaronder zowel oriënterend onderzoek (OO) als nader onderzoek (NO) is begrepen. Onder oriënterend onderzoek vallen ook alle «eerste onderzoeken», zoals verkennend en indicatief onderzoek. Toetsingen van verkennende onderzoeken van derden in het kader van de bouwvergunningverlening tellen pas mee wanneer hierop een beschikking als bedoeld in artikel 29 of 37 van de Wet bodembescherming volgt. Onderzoeken bij waterbodems tellen eveneens mee.

Bij de vermelding van het aantal te verrichten saneringen gaat het om het aantal te verrichten en af te ronden saneringen waarvan het evaluatierapport van de sanering zal worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Langlopende saneringen van grondwaterverontreiniging worden als afgerond beschouwd als de voortgangsrapportage bij het behalen van het eerste ijkmoment is goedgekeurd door het bevoegd gezag in de zin van de Wet bodembescherming.

Bij de vermelding van het aantal m2 verontreinigd oppervlak gaat het om de oppervlakte van de interventiewaardecontour verontreinigde grond in m2.

Waar wordt gevraagd om het aantal m3 verontreinigde grond wordt de omvang van de interventiewaardecontour verontreinigde grond in m3 vermeld. Die vermelding vindt plaats onafhankelijk van wat er met de grond gaat gebeuren en omvat derhalve ook beheersvarianten en saneringen waarbij de verontreinigde grond op de verontreinigde locatie zelf wordt gereinigd.

Bij de vermelding van het aantal m3 verontreinigd grondwater gaat het om de vermelding van de omvang van de interventiewaardecontour verontreinigd grondwater in m3. Hierbij gaat het niet om een opgepompte hoeveelheid grondwater, die al dan niet gezuiverd en geloosd wordt.

Bij de gevraagde bodemsaneringsprestatie-eenheden (bpe’s) vindt vermelding plaats van de uitkomst van de formule: (aantal m2 verontreinigd oppervlak) + (aantal m3 verontreinigde grond x 3) + (aantal m3 verontreinigd grondwater x 0.4).

Naar boven