Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 14-10-2009 t/m heden

Besluit van 25 april 2005, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de klinisch fysicus (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied klinisch fysicus)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 december 2004, IBE/BO-2543982;

Gelet op artikel 7 van Richtlijn 97/43/Euratom van de Raad van 30 juni 1997 (PbEG 1997, L 180);

Gelet op artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (advies van 12 september 1996);

De Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2005, nr. W13.04.0640/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 april 2005, IBE/BO-2571147;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. opleidingsinstelling: een rechtspersoon die een organisatorisch verband in stand houdt dat de opleiding tot klinisch fysicus verzorgt;

  • b. opleider: als zodanig door de opleidingsinstelling erkend klinisch fysicus die de klinisch fysicus in opleiding begeleidt;

  • c. studielast: de aan een onderdeel van de opleiding te besteden tijd;

  • d. Richtlijnen: Richtlijnen voor de erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen (Stcrt. 1984, 227).

§ 2. Titel

Artikel 2

  • 1 Het recht tot het voeren van de titel van klinisch fysicus is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding tot klinisch fysicus die is gegeven door een door Onze Minister aangewezen opleidingsinstelling.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde getuigschrift vermeldt het desbetreffende werkterrein.

§ 3. Aanwijzing opleidingsinstellingen

Artikel 3

  • 1 Onze Minister kan desgevraagd een opleidingsinstelling aanwijzen die een opleiding tot klinisch fysicus verzorgt die naar zijn oordeel voldoet aan het in § 4 gestelde.

  • 2 Voor aanwijzing komt in aanmerking een opleidingsinstelling waarvan in redelijkheid mag worden verwacht dat zij:

    • a. de artikelen 4, 5, 6 en 7 zal naleven;

    • b. zorg draagt voor het op systematische wijze bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de opleiding.

  • 3 Onze Minister kan een aanwijzing intrekken indien de opleidingsinstelling naar zijn oordeel niet meer aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet.

  • 4 Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1 De opleidingsinstelling stelt jaarlijks een opleidingsraamplan vast waarin de in artikel 7 omschreven onderdelen nader zijn uitgewerkt.

  • 2 De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat de klinisch fysici in opleiding en andere belanghebbenden van het opleidingsraamplan tijdig kennis kunnen nemen.

Artikel 5

  • 1 De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat het afsluitende examen van de opleiding tot klinisch fysicus wordt afgenomen door een door haar ingestelde examencommissie en overeenkomstig een door haar vastgesteld examenreglement.

  • 2 Het examenreglement bevat ten minste bepalingen inzake:

    • a. de onderdelen van het examen en de wijze waarop deze worden afgenomen en beoordeeld;

    • b. een procedure bij verschil van mening in de examencommissie over de toe te kennen beoordeling;

    • c. een regeling inzake de behandeling van klachten tegen beslissingen van de examencommissie;

    • d. een regeling met betrekking tot het herexamen;

    • e. een procedure voor het verlenen van ontheffing van onderdelen van het examen;

    • f. een procedure voor het vaststellen van de eisen waaraan een kandidaat die het examen niet met goed gevolg heeft afgelegd, moet voldoen alvorens opnieuw tot het examen te worden toegelaten.

  • 3 De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat de klinisch fysicus in opleiding tijdig kennis kan nemen van het examenreglement.

§ 4. Opleiding

Artikel 6

  • 1 Tot de opleiding tot klinisch fysicus wordt toegelaten degene die in het bezit is van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij het doctoraalexamen fysica met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 2 Tot de opleiding tot klinisch fysicus kan voorts worden toegelaten degene die aantoont over een bekwaamheid te beschikken die geacht kan worden gelijkwaardig te zijn aan de bekwaamheid die mag worden afgeleid uit het voldoen aan de in het eerste lid gestelde eis.

Artikel 7

  • 1 De opleiding tot klinisch fysicus bestaat uit een basispakket met een studielast van twee jaren en een aanvullend pakket met eveneens een studielast van twee jaren waarin op een der vijf in de artikelen 11 tot en met 15 genoemde werkterreinen van de klinische fysica zowel algemene als werkterrein-specifieke kennis en vaardigheden worden verworven.

  • 2 Ten minste drie van de vier jaren, die het basispakket en het aanvullende pakket samen beslaan, brengt de klinisch fysicus in opleiding door in een instelling voor gezondheidszorg waar hij het praktijkgedeelte van de opleiding volgt onder toezicht van een opleider. Indien sprake is van een deeltijdaanstelling, bedraagt deze minimaal 50% waarbij de opleidingsduur naar rato wordt verlengd.

  • 3 Het basispakket en het aanvullende pakket omvatten elk 800 uren theoretisch onderwijs, 1600 uren klinisch-praktisch onderwijs en 800 uren wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de klinische fysica.

  • 4 De opleiding onderscheidt:

    • a. attitudevorming;

    • b. wetenschappelijke vorming en

    • c. kennisgebieden.

Artikel 8

  • 1 De in artikel 7, vierde lid, onder a, bedoelde attitudevorming omvat het ontwikkelen van een attitude waardoor de klinisch fysicus in opleiding leert:

    • a. samen te werken met artsen en overige beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;

    • b. om te gaan met patiënten;

    • c. te werken in een multidisciplinaire omgeving;

    • d. methodisch en systematisch te handelen;

    • e. een bijdrage te leveren aan het beleid van de instelling;

    • f. probleembeheersend op te treden en

    • g. te functioneren als autoriteit op klinisch fysisch gebied, zowel binnen als buiten de instelling voor gezondheidszorg.

  • 2 De in artikel 7, vierde lid, onder b, bedoelde wetenschappelijke vorming omvat klinisch toegepast wetenschappelijk onderzoek hetgeen wordt afgerond met een wetenschappelijke voordracht of een wetenschappelijke publicatie.

  • 3 De in artikel 7, vierde lid, onder c, bedoelde kennisgebieden omvatten voor zover het het basispakket betreft, de volgende onderdelen:

    • a. therapie, functie-ondersteuning en bewaking;

    • b. functie-onderzoek;

    • c. medische beeldvormende diagnostiek;

    • d. veiligheid en stralingshygiëne;

    • e. anatomie, fysiologie en pathologie;

    • f. medische instrumentatie;

    • g. informatica en medische statistiek;

    • h. medische ethiek;

    • i. management in een ziekenhuisomgeving en

    • j. organisatie en wetgeving gezondheidszorg.

Artikel 9

  • 1 Het in artikel 8, derde lid, onder a, bedoelde onderdeel therapie, functie-ondersteuning en bewaking omvat kennis met betrekking tot basisprincipes van toepassing van ioniserende en elektromagnetische straling in de therapie, audiologie, videologie, infusoren, medische lasers, electrochirurgie, pacemakers, beademing, patiënt-bewakingssystemen alsmede de betekenis van bewaking van ECG, bloeddruk en zuurstofsaturatie.

  • 2 Het in artikel 8, derde lid, onder b, bedoelde onderdeel functie-onderzoek omvat inzicht in het totaal van alle gebruikelijke functie-onderzoeken voor ten minste één orgaan.

  • 3 Het in artikel 8, derde lid, onder c, bedoelde onderdeel medische beeldvormende diagnostiek omvat kennis met betrekking tot principes van röntgenafbeeldingssystemen, CT, MRI, nucleaire geneeskunde, echografie en endoscopische methoden alsmede beeldbewerking, beeldopslag en beeldweergave.

  • 4 Het in artikel 8, derde lid, onder d, bedoelde onderdeel veiligheid en stralingshygiëne omvat kennis met betrekking tot stralingsbescherming en stralingshygiëne inzake ioniserende en niet-ioniserende straling, elektrische, elektromagnetische en magnetische veiligheid, akoestische veiligheid, steriliteit alsmede ziekenhuishygiëne.

  • 5 Het in artikel 8, derde lid, onder e, bedoelde onderdeel anatomie, fysiologie en pathologie omvat kennis met betrekking tot anatomie, hart- en longfunctie, elektrofysiologie, hemodynamica, fysiologie van belangrijke organen alsmede medische terminologie.

  • 6 Het in artikel 8, derde lid, onder f, bedoelde onderdeel medische instrumentatie omvat kennis met betrekking tot meet- en regeltechniek, data-acquisitie methoden, methoden voor signaalanalyse, transducenten voor diagnostiek en therapie alsmede kwaliteitscontrole.

  • 7 Het in artikel 8, derde lid, onder g, bedoelde onderdeel informatica en medische statistiek omvat kennis met betrekking tot computers en operating systemen, mogelijkheden van netwerken, database management alsmede medische statistiek.

  • 8 Het in artikel 8, derde lid, onder h, bedoelde onderdeel medische ethiek omvat inzicht in medische ethische problematiek van klinisch wetenschappelijk onderzoek met proefpersonen, diagnostiek en behandeling van wilsonbekwame patiënten, orgaantransplantatie en euthanasie, alsmede kennis van relevante wetgeving.

  • 9 Het in artikel 8, derde lid, onder i, bedoelde onderdeel management in een ziekenhuisomgeving omvat oriëntatie op project-management, beheer van onderhoud, adviseren bij aanschaf en onderhoud van apparatuur, regelgeving met betrekking tot aansprakelijkheid, kwaliteitsborging, leiding geven, organisatorisch aanspreekbaar zijn, coördineren van taken, budgetverantwoordelijkheid alsmede kennis van ziekenhuisorganisatie.

  • 10 Het in artikel 8, derde lid, onder j, bedoelde onderdeel organisatie en wetgeving gezondheidszorg omvat kennis met betrekking tot de organisatie van de gezondheidszorg in Nederland, budgettering en budgetparameters in de gezondheidszorg alsmede kennis van voor de uitoefening van het beroep van klinisch fysicus relevante wetgeving.

Artikel 10

Aan het einde van de opleiding beschikt de klinisch fysicus, naast de voor zijn werkterrein vereiste specifieke kundigheden, over kennis en vaardigheden inzake:

  • a. de principes toegepast in medische systemen en apparaten, het interpreteren van de door de medisch specialist aan de apparatuur gestelde functionele eisen alsmede het vertalen daarvan in fysische en technische specificaties;

  • b. aanschaf, acceptatie, gereedmaken voor klinisch gebruik, onderhoud en kwaliteitsbewaking van de medische apparatuur alsmede het uitvoeren of doen uitvoeren van daartoe noodzakelijke metingen;

  • c. eisen ten aanzien van veiligheid en functioneren van medische apparatuur, het uitvoeren van de daarmee samenhangende metingen alsmede het interpreteren en beoordelen van het meetresultaat;

  • d. het begeleiden van, assisteren bij of uitvoeren van diagnostische of therapeutische dienstverlening alsmede het geven van fysisch wetenschappelijke en technische richtlijnen aan artsen, verpleegkundigen, andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg dan wel technici;

  • e. de klinische vraagstelling, het uitvoeren van metingen aan de patiënt en het interpreteren van de meetsignalen en

  • f. het omgaan met patiënten.

Artikel 11

  • 1 Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvullende pakket omvat voor het werkterrein algemene klinische fysica:

    • a. alle klinisch fysische aspecten van bestaande en in ontwikkeling zijnde fysische methodieken en medische technologie ten behoeve van diagnostiek en behandeling in het ziekenhuis op de in artikel 8, derde lid, onder a, b en c, genoemde kennisgebieden;

    • b. klinische praktijkervaring in ten minste drie van de volgende medische disciplines:

      • 1°. anesthesiologie;

      • 2°. chirurgie;

      • 3°. interne geneeskunde;

      • 4°. intensieve zorg;

      • 5°. functie-onderzoek;

      • 6°. radiologie;

      • 7°. nucleaire geneeskunde.

  • 2 Aan het eind van zijn opleiding beschikt de algemeen klinisch fysicus naast de in artikel 10 genoemde algemene kundigheden over kennis en vaardigheden inzake:

    • a. het opzetten en uitvoeren of doen uitvoeren van een systeem voor de controle en verbetering van de beeldkwaliteit van medische beeldvormende apparatuur;

    • b. het opstellen en bewaken van stralingshygiënische voorschriften, het uitvoeren van berekeningen en metingen van stralingsbelasting aan patiënt, apparatuur en werkplek en de specificatie van noodzakelijke apparatuurtechnische, bouwkundige en andere voorzieningen alsmede het bevorderen van de stralingsveiligheid door het geven van adviezen inzake de voorzieningen en werkwijzen en

    • c. stralingshygiënische deskundigheid niveau 3 als bedoeld in de Richtlijnen.

Artikel 12

  • 1 Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvullende pakket omvat voor het werkterrein audiologie naast kennis van het normale en pathologische gehoor- en evenwichtsorgaan alle klinisch fysische aspecten van bestaande en in ontwikkeling zijnde technieken op het gebied van de diagnostiek en de revalidatie van gehoorstoornissen en daaraan gerelateerde ontwikkelingsstoornissen.

  • 2 Aan het eind van zijn opleiding beschikt de klinisch fysicus audiologie naast de in artikel 10 genoemde algemene kundigheden over kennis en vaardigheden inzake:

    • a. voor het beoefenen van de klinische audiologie relevante deelgebieden van de fysica zoals akoestiek, elektronica en signaaltheorie, waarbij de kennis ten aanzien van deze deelgebieden op doctoraal niveau ligt;

    • b. psychofysisch en electrofysiologisch gehooronderzoek;

    • c. het zelfstandig uitvoeren, begeleiden en overdragen van alle relevante functieonderzoek, begeleidings- en gesprekstechnieken;

    • d. het functioneren in en coördineren van het multidisciplinaire team en

    • e. het brede terrein van de klinische audiologie.

Artikel 13

  • 1 Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvullende pakket omvat voor het werkterrein nucleaire geneeskunde alle klinisch fysische aspecten van bestaande en in ontwikkeling zijnde nucleaire geneeskundige technieken en methoden alsmede kennis van de overige beeldvormende diagnostische methoden.

  • 2 Aan het eind van zijn opleiding beschikt de klinisch fysicus nucleaire geneeskunde naast de in artikel 10 genoemde algemene kundigheden over kennis en vaardigheden inzake:

    • a. het opzetten en uitvoeren of doen uitvoeren van een systeem voor de controle en verbetering van de beeldkwaliteit;

    • b. het uitvoeren van dosimetrische berekeningen ten behoeve van therapeutische toepassingen bij de individuele patiënt;

    • c. het opstellen en bewaken van stralingshygiënische voorschriften, het uitvoeren van berekeningen en metingen van stralingsbelasting aan patiënt, apparatuur en werkplek, de specificatie van noodzakelijke apparatuurtechnische, bouwkundige en andere voorzieningen alsmede het bevorderen van de stralingsveiligheid door het geven van adviezen inzake de voorzieningen en werkwijzen en

    • d. stralingshygiënische deskundigheid niveau 3 als bedoeld in de Richtlijnen.

Artikel 14

  • 1 Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvullende pakket omvat voor het werkterrein radiologie alle klinisch fysische aspecten van bestaande en in ontwikkeling zijnde beeldvormende diagnostische technieken en methoden, zoals toegepast in de diverse medische disciplines met name chirurgie, neurochirurgie, traumatologie, orthopedie, neurologie en oncologie.

  • 2 Aan het eind van zijn opleiding beschikt de klinisch fysicus radiologie naast de in artikel 10 genoemde algemene kundigheden over kennis en vaardigheden inzake:

    • a. het opzetten en uitvoeren of doen uitvoeren van een systeem voor de controle en verbetering van de beeldkwaliteit;

    • b. het opstellen en bewaken van stralingshygiënische voorschriften, het uitvoeren van berekeningen en metingen van stralingsbelasting aan patiënt, apparatuur en werkplek en de specificatie van noodzakelijke apparatuurtechnische, bouwkundige en andere voorzieningen alsmede het bevorderen van de stralingsveiligheid door het geven van adviezen inzake de voorzieningen en werkwijzen en

    • c. stralingshygiënische deskundigheid niveau 3 als bedoeld in de Richtlijnen.

Artikel 15

  • 1 Het in artikel 7, eerste lid, bedoelde aanvullende pakket omvat voor het werkterrein radiotherapie alle klinisch fysische aspecten van bestaande en in ontwikkeling zijnde technieken op het gebied van patiëntenbestraling, bestralingsapparatuur en -hulpmiddelen, dosimetrie alsmede het berekenen van dosis en dosisverdelingen en het optimaliseren daarvan.

  • 2 Aan het eind van zijn opleiding beschikt de klinisch fysicus radiotherapie naast de in artikel 10 genoemde algemene kundigheden over kennis en vaardigheden inzake:

    • a. het uitvoeren van dosimetrie aan bestralingstoestellen en radioactieve bronnen ter acceptatie en gereedmaken voor klinisch gebruik in een computersysteem en in rekenvoorschriften;

    • b. fysische en radiobiologische modellen voor berekening en optimalisatie van dosis en dosisverdelingen;

    • c. het maken van behandelingsplannen voor patiënten met behulp van computersystemen en het controleren van dosisberekeningen;

    • d. het uitvoeren van in-vivo dosimetrie aan patiënten tijdens bestraling ter controle van de te geven dosis;

    • e. verificatiesystemen gebruikt ten behoeve van patiëntenbestraling;

    • f. het opstellen en bewaken van stralingshygiënische voorschriften, het uitvoeren van berekeningen en metingen van stralingsbelasting aan patiënt, apparatuur en werkplek en de specificatie van noodzakelijke apparatuurtechnische, bouwkundige en andere voorzieningen alsmede het bevorderen van de stralingsveiligheid door het geven van adviezen inzake de voorzieningen en werkwijzen en

    • g. stralingshygiënische deskundigheid niveau 3 als bedoeld in de Richtlijnen.

Artikel 16

Tot het afsluitende examen voor klinisch fysicus wordt toegelaten degene die:

  • a. het theoretische gedeelte heeft doorlopen;

  • b. het klinische praktijkgedeelte heeft doorlopen en

  • c. wetenschappelijk onderzoek heeft verricht.

§ 5. Gebied van deskundigheid

Artikel 17

Tot het gebied van deskundigheid van de klinisch fysicus wordt gerekend:

  • a. het adviseren over en het begeleiden van het gebruik van medisch fysische methoden, technieken en modellen alsmede medische apparatuur en fysische agentia bij diagnostiek of behandeling van patiënten;

  • b. het uitvoeren van de dosimetrie en het bewaken van de juiste en veilige toepassing van fysische agentia bij diagnostiek of behandeling van patiënten;

  • c. het begeleiden en bewaken van de ontwikkeling, introductie, kwaliteit en veiligheid van de bij diagnostiek of behandeling gebruikte medische apparatuur en hulpmiddelen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 april 2005

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de eenendertigste mei 2005

De Minister van Justitie

J. P. H. Donner

Naar boven