3. De indicatoren
[Regeling vervallen per 03-02-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]
1. Aanwezigheid van direct in een beroep toepasbare vaardigheden en kennis
[Regeling vervallen per 03-02-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]
Indien blijkt dat een cliënt geen direct in een beroep toepasbare vaardigheden en/of
kennis heeft, is dat op zichzelf onvoldoende reden om de betrokkene ZMP te achten.
Indien dit in een regulier gefinancierd (50–50) traject dan wel in een traject dat
naar verwachting duurder zal zijn dan de gemiddelde trajectprijs (€ 5.000,–) niet
verholpen kan worden, is er sprake van een zeer moeilijk plaatsbare cliënt. Afwezigheid
van direct in een beroep toepasbare vaardigheden en/of kennis kan een gevolg zijn
van het feit dat:
-
– iemand langdurig buiten het arbeidsproces heeft gestaan;
-
– dat het vorige beroep inmiddels op de relevante arbeidsmarkt is uitgestorven (bijvoorbeeld
uitkeringsgerechtigden die voorheen in de grafische industrie werkzaam waren waar
oude technieken inmiddels geheel zijn vervangen, of in de textielindustrie die inmiddels
grotendeels is verplaatst naar het buitenland;
-
– dat iemand vanwege medische belemmeringen zijn oude vaardigheden niet meer kan inzetten.
Deze indicator, de afwezigheid van direct in een beroep toepasbare vaardigheden en
kennis, zal voor slechts een kleine groep cliënten opgaan, omdat de meeste cliënten
wel over enige vaardigheden beschikken of met een regulier traject voldoende vaardigheden
bijgebracht kunnen worden.
Direct in een beroep toepasbare vaardigheden en kennis zijn als volgt geoperationaliseerd:
-
– taalvaardigheid;
-
– administratieve vaardigheid;
-
– computervaardigheid;
-
– handvaardigheid;
-
– verzorgende, servicegerichte vaardigheid;
-
– sociale vaardigheden (= vermogen tot samenwerking).
Een voorbeeld hiervan is een langdurige werkloze productiemedewerker die niet of nauwelijks
beschikt over administratieve, computer- of handvaardigheden, die wel in staat is
tot samenwerking maar verder geen ervaring met verzorgende, servicegerichte werkzaamheden
heeft.
Het zeer moeilijk plaatsbaar zijn draait dus om de noodzaak van het oplossen van één
of van een combinatie van deficiënties op deze vaardigheden, waarbij deze oplossingen
binnen een regulier gefinancierd traject niet mogelijk zijn. De extra investering
in het oplossen van de deficiëntie(s) maakt betrokkene wel plaatsbaar.
In de praktijk zal het vaak gaan om cliënten die door een combinatie aan factoren
(vaak leeftijd, opleidingsniveau en werkervaring), zeer veel moeite zullen hebben
met het zich eigen maken van bepaalde vaardigheden. Dat wil zeggen dat de cliënt zich
de nieuwe vaardigheden niet eigen kan maken binnen het kader van een regulier gefinancierd
traject.
2. Aanwezigheid van belemmeringen in de persoonlijke situatie
[Regeling vervallen per 03-02-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]
Het gaat hier om belemmeringen die ontstaan door de aanwezigheid van problemen in
de persoonlijke situatie van de cliënt én/of door de beleving van de cliënt van deze
problemen.
Een cliënt is ZMP als gevolg van:
-
– verschillende beperkingen en/of de beleving daarvan, én;
-
– het feit dat naar het oordeel van de arbeidsdeskundige/reïntegratiecoach de desbetreffende
beperking niet in een regulier (50–50) gefinancierd traject zodanig kan worden weggenomen
dat betrokkene geplaatst kan worden in een baan.
Essentie moet zijn dat het gaat om een complexe problematiek, die in principe wel
oplosbaar is met behulp van reïntegratie-instrumentarium of flankerende (vaak door
de gemeente geboden) maatregelen, maar dat de inzet van dergelijk instrumentarium
onwaarschijnlijk is (gezien de kosten en de financiële risico’s voor het RIB) binnen
reguliere trajecten.
Het gaat hier niet om crisissituaties die zich voor kunnen doen bij bijvoorbeeld acute
huisvestingsproblematiek, waarbij de cliënt in feite niet plaatsbaar is op de arbeidsmarkt.
Er zijn ook andere, acute, omstandigheden waarom een cliënt op een bepaald moment
niet plaatsbaar is. In het gesprek moet nagegaan worden of er sprake is van dergelijke
acute crisissituaties, waarbij inzet van andersoortige interventies (door andere instanties)
aan de orde is of dat het gaat om situaties, die door bijvoorbeeld voorschakelmodules
of flankerende maatregelen oplosbaar zijn.
De belemmeringen in de persoonlijke situatie zijn als volgt geoperationaliseerd:
-
a. Medische beperkingen (fysiek en/of psychisch) en de beleving daarvan door de cliënt:
-
– Aanwezigheid van objectief vaststelbare medische beperkingen die werken moeilijk maken
(bijvoorbeeld verstandelijke of auditief/visuele beperkingen).
-
– Aanwezigheid van medische beperkingen die in de beleving van de cliënt werken moeilijk
maken. Het gaat hierbij vooral om cliënten die zich door de jaren heen zo vereenzelvigd
hebben met hun (op enig moment wel aanwezige) belemmeringen/beperkingen, dat zij het
in de huidige situatie heel moeilijk vinden om zich te focussen op de dingen die ze
nog wél kunnen, of juist om cliënten die recent arbeidsongeschikt zijn geworden en
nog in een rouwproces zitten vanwege het verlies van mogelijkheden/beroep en daarom
geen oog hebben voor wat zij nog wel kunnen.
-
– Aanwezigheid van een negatieve prognose voor de ontwikkeling van de medische aandoening,
waarmee in het traject rekening dient te worden gehouden.
-
– Aanwezigheid van een verslavingsproblematiek die zo ernstig is dat deze niet in een
regulier gefinancierd traject in voldoende mate kan worden verholpen.
-
b. Rolidentificatie in uitkeringssituatie
Binnen de uitkeringssituatie heeft cliënt zijn eigen zinvolle bezigheden/daginvulling
opgebouwd:
De cliënt ervaart een zeer grote belemmering in het loslaten van deze rol in een stabiele
uitkeringssituatie en een overstap te maken naar een onzekere werksituatie.
-
c. Schuldenproblematiek
Het gaat hier om de cliënten die te maken hebben met een schuldenproblematiek die
zo ernstig is dat deze niet in een regulier gefinancierd traject in voldoende mate
kan worden verholpen.
-
d. Problemen in de sociale situatie en de beleving daarvan door de cliënt.
-
– Sociaal isolement ten gevolge van bijvoorbeeld een verslavingsproblematiek.
-
– Sociale druk vanuit de omgeving van de cliënt om niet te gaan werken. De omgeving
kan betrekking hebben op de familie- en vriendenkring, maar ook op de directe buurt
waarin iemand woont.
-
e. Problemen die zich voordoen in relatie cliënt en werk.
-
– Problemen met sociale vaardigheden in werksituaties (gezagsverhoudingen, zelfstandig
werken).
-
– Realiteitsprobleem in verwachtingenpatroon van eigen functioneren op het werk (te
hoge of juist te lage ambities en verwachtingen).
-
f. (Beleving van) psychologische belemmeringen door de cliënt, bijvoorbeeld een niet-realistisch
zelfbeeld gelegen in een persoonlijke problematiek.
3. Vraagzijde van de arbeidsmarkt
[Regeling vervallen per 03-02-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]
Hier wordt gekeken naar persoons- en achtergrondkenmerken die ertoe leiden dat de
cliënt een moeilijke positie op de arbeidsmarkt heeft vanwege vooroordelen van werkgevers
over bepaalde groepen, dan wel ten aanzien van bepaalde ‘probleemsituaties’ of belemmeringen.
Het mag echter geen automatisme zijn om cliënten uit bepaalde groepen om deze reden
als ZMP te indiceren. Het zijn uitzonderingen waarbij individueel beoordeeld moet
worden of een cliënt ZMP is. Hierbij moet gekeken worden naar, enerzijds de mate waarin
de cliënt voor plaatsing afhankelijk is van één sector of beroep, anderzijds naar
de cultuur van een sector of beroepsgroep en de krapte op het arbeidsmarktsegment
waarop de cliënt is aangewezen.
Gevolg voor het traject kan bijvoorbeeld zijn dat hier een zeer intensieve bemiddelingsfase
moet worden ingezet die niet binnen een regulier gefinancierd traject kan plaatsvinden.
-
a. Oudere werknemers. Er wordt geen standaardleeftijdsgrens gehanteerd: ook hier volgt
weer een individuele beoordeling. Een oudere werknemer met veelzijdige werkervaring
of een uitgebreid netwerk met een korte uitkeringsduur hoeft niet ZMP te zijn. De
leeftijdsgrens zal per sector/beroep verschillen.
-
b. Werknemers met een psychiatrische/psychische problematiek.
-
c. Werknemers met een bepaalde culturele achtergrond.
-
d. Zichtbaar fysiek gehandicapte werknemers, afhankelijk van de sector en/of het beroep.
-
e. Ex-gedetineerden.