Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 20-12-2014 t/m heden

Wet van 24 februari 2005, houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen door middel van aanpassing van de fiscale behandeling van VUT- en prepensioenregelingen in samenhang met het bevorderen van de combinatie van arbeid en andere activiteiten door middel van een levensloopregeling;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VII

[Red: Wijzigt de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds.]

Artikel X

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet inkomstenbelasting 2001, enz. (Belastingplan 2003 Deel I).]

Artikel XIII

  • A [Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

  • B [Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

  • D In afwijking in zoverre van artikel 19g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel op 1 januari 2006 luidt, kunnen voor werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt, in het kalenderjaar meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12 procent van het loon van het jaar, voorzover de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken een periode van extra verlof van 2,1 jaar niet te boven gaan.

  • E In afwijking in zoverre van artikel 19g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel op 1 januari 2006 luidt, kunnen voor werknemers die in een kalenderjaar pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 19b, vijfde lid, afkopen, in dat kalenderjaar meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 12 procent van het loon van het jaar, voorzover zulks het gevolg is van de aanwending van de afkoop van de pensioenaanspraken voor het opbouwen van een voorziening ingevolge een levensloopregeling met dien verstande dat de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar opgebouwde aanspraken een periode van extra verlof van 2,1 jaar niet te boven gaan.

Artikel XIV

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de levensloopregeling, bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, en de ouderschapsverlofkorting, bedoeld in artikel 8.14b van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel XV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling.

Artikel XVI

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 24 februari 2005

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën ,

J. G. Wijn

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ,

A. J. de Geus

Uitgegeven de tiende maart 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven