Verkrijging blote eigendom van landerijen in gedeelten en toepassing vrijstelling overdrachtsbelasting

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 26-01-2005 t/m 31-12-2006

Verkrijging blote eigendom van landerijen in gedeelten en toepassing vrijstelling overdrachtsbelasting

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Naar aanleiding van vragen uit de praktijk over de heffing van overdrachtsbelasting bij de verkrijging van de (blote) eigendom van landerijen door erfpachters, deel ik het volgende mee.

Grondeigenaren (vaak institutionele beleggers, gemeenten en Domeinen) stellen erfpachters in staat de blote eigendom van door hen krachtens een recht van erfpacht gebruikte landerijen aan te kopen.

Mij is gebleken dat sommige erfpachters aan de grondeigenaar verzoeken de landerijen niet – zoals gebruikelijk – in eens te leveren, maar over te gaan tot twee achtereenvolgende leveringen van gelijke delen binnen een kort tijdsbestek. Dat verzoek is ook aan de Directeur Domeinen gedaan.

Het verzoek wordt gedaan vanuit de veronderstelling dat door die gesplitste levering de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel q van de Wet op belastingen van rechtsverkeer op beide verkrijgingen van toepassing is, waardoor de verkrijgende erfpachter in het geheel geen overdrachtsbelasting verschuldigd zal zijn. Deze veronderstelling acht ik onjuist.

Op grond van voornoemde bepaling is van overdrachtsbelasting vrijgesteld een verkrijging van landerijen (of van een recht van erfpacht of beklemming daarop) tot een oppervlakte niet groter dan de oppervlakte van de naburige landerijen welke de verkrijger reeds gedurende ten minste vijf jaren in eigendom, erfpacht of beklemming heeft, mits de verkrijging in het belang is van een verbetering van de landbouwstructuur. Verkrijgingen binnen een tijdsverloop van vijf jaren door dezelfde verkrijger worden als één verkrijging beschouwd.

Indien de erfpachter geen andere landerijen langer dan vijf jaren in zijn bezit heeft, volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 30 januari 1980, nr. 19640, PW 18782, BNB 1980/78 dat de vrijstelling niet van toepassing is, omdat geen naburige landerijen aanwezig zijn. Indien de erfpachter de landerijen aankoopt en zich deze volgtijdig in delen laat leveren, dan moeten deze leveringen als samenhangende verkrijgingen worden samengeteld waardoor voor de heffing van overdrachtsbelasting hetzelfde resultaat wordt bereikt als bij een verkrijging in eens. Aldus ook het Hof Arnhem in zijn uitspraak van 6 februari 1987, nr. 1178/1986, PW 19537. De vrijstelling is dan noch op de eerste, noch op de tweede levering van toepassing. Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 juli 1985, nr. 23224, PW 19341, BNB 1985/263*, V-N 1985, blz. 1946, en uit paragraaf 37, onderdeel 8 van de Toelichting overdrachtsbelasting (besluit van 21 april 1972, nr. B72/5399, bijlage A bij het besluit van 16 december 1971, nr. B71/23037) volgt niet dat elke levering als een afzonderlijke verkrijging zou moeten worden beoordeeld ingeval de verkrijgingen samenhang vertonen.

Naar mijn oordeel is in dergelijke gevallen sprake van een samenstel van rechtshandelingen dat niet strookt met het doel en de strekking van de vrijstelling en is ingegeven door de wens de heffing van overdrachtsbelasting te ontgaan. Dit standpunt heb ik aan de Directeur Domeinen meegedeeld. Mede gelet hierop heeft Domeinen de vaste beleidslijn dat niet wordt meegewerkt aan een dergelijke in delen gesplitste levering.

Niet uitgesloten is dat een verzoek als vorenbedoeld van een kopende erfpachter door een andere verkoper dan Domeinen wel wordt gehonoreerd. In dat geval geldt het vorenstaande evenzeer en is de vrijstelling evenmin van toepassing.

Naar boven