9.2.2.2.1. CO2 afkomstig van ingezette materialen
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
De hoeveelheid CO2 afkomstig van carbonaten en van koolstof in andere ingezette materialen wordt berekend
op basis van:
-
a. de in het proces omgezette hoeveelheid anorganische en organische koolstof in de grondstoffen
met behulp van rekenmethode A, of
-
b. de hoeveelheid aardalkalioxiden in de vervaardigde keramische producten met behulp
van rekenmethode B.
Beide werkwijzen worden als gelijkwaardig beschouwd voor keramische producten op basis
van gezuiverde of synthetische klei. Rekenmethode A moet worden toegepast voor keramische
producten op basis van onbewerkte klei, alsook bij gebruik van klei of toegevoegd
materiaal met een aanzienlijk organisch gehalte.
Rekenmethode A: Koolstofinputs
De berekening is gebaseerd op de koolstofinput (organisch en anorganisch) via elk
van de relevante grondstoffen, zoals verschillende types klei, kleimengsels of toegevoegde
materialen. Kwarts/kwartsglas, veldspaat, kaolien en mineraaltalk zijn gewoonlijk
geen noemenswaardige koolstofbronnen.
De activiteitsgegevens, de emissiefactor en de conversiefactor hebben betrekking op
dezelfde toestand van het materiaal, bij voorkeur de droge toestand.
Voor de berekening wordt de volgende formule toegepast:
CO2-emissies [t CO2] =
Σ {activiteitsgegevens x emissiefactor x conversiefactor}
a) Activiteitsgegevens
Deze voorschriften gelden afzonderlijk voor elk van de relevante koolstofhoudende
grondstoffen met uitzondering van brandstoffen, zoals klei of toegevoegd materiaal,
waarbij dubbeltelling of omissie van in het proces teruggevoerd materiaal of bypassmateriaal
wordt vermeden.
Niveau 1:
De hoeveelheid van elke relevante grondstof of toegevoegd materiaal [t] die is verbruikt
tijdens het kalenderjaar (met uitzondering van verliezen), wordt bepaald met een maximale
onzekerheid van minder dan 7,5%.
Niveau 2:
De hoeveelheid van elke relevante grondstof of toegevoegd materiaal [t] die is verbruikt
tijdens het kalenderjaar (met uitzondering van verliezen), wordt bepaald met een maximale
onzekerheid van minder dan 5,0%.
Niveau 3:
De hoeveelheid van elke relevante grondstof of toegevoegd materiaal [t] die is verbruikt
tijdens het kalenderjaar (met uitzondering van verliezen), wordt bepaald met een maximale
onzekerheid van minder dan 2,5%.
b) Emissiefactor
Een gewogen gemiddelde emissiefactor die organische en organische koolstof omvat (‘totale
koolstof’) mag toegepast worden voor elke bronstroom (d.w.z. een relevant grondstoffenmengsel
of toegevoegd materiaal). Er kunnen ook twee verschillende emissiefactoren worden
toegepast voor ‘totale anorganische koolstof’ en ‘totale organische koolstof’ voor
elke bronstroom. In voorkomend geval worden stoichiometrische verhoudingen toegepast
voor de omrekening van de samenstellingsgegevens voor afzonderlijke carbonaten zoals
weergegeven in tabel 1. De bepaling van de biomassafractie van toegevoegde materialen
die niet als zuivere biomassa worden aangemerkt, geschiedt volgens het bepaalde in
bijlage V, hoofdstuk V.4 van de regeling.
Tabel 1: Stoichiometrische verhoudingen
Carbonaat
|
Stoichiometrische verhouding
|
|
CaCO3
|
0,440 [t CO2/t CaCO3]
|
|
MgCO3
|
0,522 [t CO2/t MgCO3]
|
|
BaCO3
|
0,223 [t CO2/t BaCO3]
|
|
Algemeen:
XY(CO3) Z
|
Emissiefactor =
[MCO2] / {Y * [Mx] + Z * [MCO32-]}
|
X = alkali- of aardalkalimetaal
Mx = molecuulmassa van X [in g/mol]
MCO2 = molecuulmassa van CO2 = 44 [g/mol]
|
|
|
MCO3= = molecuulmassa van CO32- = 60 [g/mol]
|
|
|
Y = stoichiometrische coëfficiënt van X
|
|
|
= 1 (voor aardalkalimetalen)
|
|
|
= 2 (voor alkalimetalen)
|
|
|
Z = stoichiometrische coëfficiënt van CO32- = 1
|
Niveau 1:
Bij de berekening van de emissiefactor wordt een conservatieve waarde van 0,2 ton
CaCO3 (wat overeenstemt met 0,088 ton CO2) per ton droge klei toegepast i.p.v. analyseresultaten.
Niveau 2:
Voor elke bronstroom wordt een emissiefactor afgeleid, die minstens eenmaal per jaar
wordt geactualiseerd. Dit geschiedt overeenkomstig de beste industriële praktijk,
rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en het productenassortiment van
de installatie.
Niveau 3:
De bepaling van de samenstelling van de relevante grondstoffen gebeurt overeenkomstig
bijlage V van de regeling.
Conversiefactor
Niveau 1:
De hoeveelheid carbonaten en andere koolstof die de oven verlaat in de producten,
wordt met het oog op een conservatieve benadering gelijkgesteld aan nul, d.w.z. dat
wordt uitgegaan van volledig branden en volledige oxidatie (conversiefactor = 1).
Niveau 2:
Carbonaten en koolstof die de oven verlaten, worden weergegeven d.m.v. conversiefactoren
met een waarde tussen 0 en 1, waarbij waarde 1 staat voor een volledige conversie
van carbonaten of andere koolstof. De aanvullende bepaling van relevante chemische
parameters van de producten gebeurt overeenkomstig bijlage V van de regeling.
Rekenmethode B: Aardalkalioxiden
De hoeveelheid CO2 die bij het branden uit carbonaten vrijkomt, wordt berekend op basis van de hoeveelheid
vervaardigde keramische producten en het gehalte aan CaO, MgO en andere alkali- of
aardalkalioxiden in de keramische producten (activiteitsgegevensO EINDMATERIALEN). De emissiefactor wordt bijgesteld voor het gehalte aan reeds gebrand Ca, Mg en
andere alkali- of aardalkalioxiden die de oven ingaan (activiteitsgegevensO INGEZETTE MATERIALEN), bijvoorbeeld alternatieve brandstoffen en grondstoffen met een relevant gehalte
aan CaO of MgO. Voor de berekening wordt de volgende formule toegepast:
CO2-emissie [t CO2] = Σ {activiteitsgegevens x emissiefactor x conversiefactor}
a) Activiteitsgegevens
De activiteitsgegevens van de producten hebben betrekking op de brutoproductie, met
inbegrip van verworpen producten en scherven uit de ovens en ten gevolge van het vervoer.
Niveau 1:
De productmassa in het kalenderjaar wordt bepaald met een maximale onzekerheid van
minder dan 7,5%.
Niveau 2:
De productmassa in het kalenderjaar wordt bepaald met een maximale onzekerheid van
minder dan 5,0%.
Niveau 3:
De productmassa in het kalenderjaar wordt bepaald met een maximale onzekerheid van
minder dan 2,5%.
b) Emissiefactor
Een gewogen gemiddelde emissiefactor moet worden berekend op basis van het gehalte
aan relevante metaaloxiden, bv. CaO, MgO en BaO, in het product met behulp van de
stoichiometrische verhoudingen in tabel 2.
Tabel 2: Stoichiometrische verhoudingen
Oxide
|
Stoichiometrische verhouding
|
Opmerkingen
|
CaO
|
0,785 [ton CO2 per ton oxide]
|
|
MgO
|
1,092 [ton CO2 per ton oxide]
|
|
BaO
|
0,287 [ton CO2 per ton oxide]
|
|
algemeen:
XY(O)Z
|
Emissiefactor =
[MCO2] / {Y * [Mx] + Z * [MO]}
|
X = alkali- of aardalkalimetaal
Mx = molecuulmassa van X [in g/mol]
MCO2 = molecuulmassa van CO2 = 44 [g/mol]
|
|
|
MO = molecuulmassa van O = 16 [g/mol]
|
|
|
Y = stoichiometrische coëfficiënt van X
|
|
|
= 1 (voor aardalkalimetalen)
|
|
|
= 2 (voor alkalimetalen)
|
|
|
Z = stoichiometrische coëfficiënt van O = 1
|
Niveau 1:
Bij de berekening van de emissiefactor wordt een conservatieve waarde van 0,12 ton
CaO (wat overeenstemt met 0,0942 ton CO2) per ton product toegepast i.p.v. analyseresultaten.
Niveau 2:
Er wordt een emissiefactor afgeleid, die minstens eenmaal per jaar wordt geactualiseerd.
Dit geschiedt overeenkomstig de beste industriële praktijk, rekening houdend met de
plaatselijke omstandigheden en het productenassortiment van de installatie.
Niveau 3:
De bepaling van de samenstelling van de producten geschiedt overeenkomstig bijlage V van de regeling.
c) Conversiefactor
Niveau 1:
De hoeveelheid relevante oxiden in de grondstoffen wordt met het oog op een conservatieve
benadering gelijkgesteld aan nul, d.w.z. dat alle Ca-, Mg-, Ba- en andere relevante
alkalioxiden in het product geacht worden afkomstig te zijn van carbonaten in de grondstoffen.
Dit wordt weergegeven door conversiefactoren met waarde 1.
Niveau 2:
Relevante oxiden in de grondstoffen worden weergegeven d.m.v. conversiefactoren met
een waarde tussen 0 en 1, waarbij waarde 0 de situatie weergeeft waarbij de volledige
hoeveelheid van het relevante oxide die zich reeds in de grondstoffen bevond. De aanvullende
bepaling van relevante chemische parameters van grondstoffen gebeurt overeenkomstig
bijlage V van de regeling.