Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 3 december 2004, houdende regels over de verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweg-infrastructuur (Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 december 2003, nr. HDJZ/S&W/2003-1875, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur (PbEG L 75), en op de artikelen 57, onderdeel c, 59, derde lid, 61 en 62, achtste lid, van de Spoorwegwet, en wat betreft artikel 15 van dit besluit, op artikel 27 van de Spoorwegwet 1875;

De Raad van State gehoord (advies van 19 februari 2004, nr. W09.03.0542/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-2898, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ad hoc aanvragen: capaciteitsaanvragen in de vorm van afzonderlijke paden;

  • besloten personenvervoer: personenvervoer per trein, niet zijnde openbaar vervoer;

  • coördinatie: procedure die door de beheerder en de gerechtigden wordt gevolgd om een oplossing te vinden in geval van concurrerende capaciteitsaanvragen;

  • dagperiode: het deel van het etmaal gelegen tussen 06:00 en 24:00 uur;

  • dienstregeling: de gegevens over alle geplande bewegingen van treinen en spoorvoertuigen;

  • gerechtigde: gerechtigde bedoeld in artikel 57 van de wet;

  • grote stations: de stations die op kaart 1 behorende bij dit besluit zijn aangeduid als grote stations;

  • hogesnelheidsnet: de speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen, die zijn uitgerust voor snelheden van gewoonlijk ten minste 250 km per uur;

  • internationaal hogesnelheidspersonenvervoer: openbaar vervoer tussen een binnenlands en een buitenlands station waarbij in Nederland geheel of gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van het hogesnelheidsnet;

  • internationaal openbaar vervoer: openbaar vervoer tussen een binnenlands en een buitenlands station, niet zijnde internationaal hogesnelheidspersonenvervoer;

  • internationaal overeengekomen paden: paden die door de beheerder in overleg met buitenlandse beheerders overeenkomstig artikel 40, eerste en vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU zijn bestemd voor internationale treintrajecten;

  • nationaal hogesnelheidspersonenvervoer: openbaar vervoer waarbij in Nederland geheel of gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van het hogesnelheidsnet, niet zijnde internationaal hogesnelheidspersonenvervoer;

  • nationaal openbaar vervoer: openbaar vervoer tussen stations in Nederland, niet zijnde nationaal hogesnelheidspersonenvervoer, stadsgewestelijk vervoer of streekgewestelijk openbaar vervoer;

  • de normale dienstregeling: de dienstregeling die op het niveau van terugkerende paden in een dienstregelingsperiode wordt uitgewerkt;

  • openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per trein volgens een dienstregeling;

  • overige stations: alle stations aan de hoofdspoorweg die in gebruik zijn en die op kaart 1 behorende bij dit besluit niet zijn aangeduid als grote stations;

  • pad: de capaciteit die een trein tussen twee plaatsen, en tussen twee vastgestelde tijdstippen mag gebruiken;

  • spits: de twee tijdvakken van elk ten hoogste 2,5 uur op maandag tot en met vrijdag waarop aan het personenvervoer een hogere bedieningsfrequentie wordt geboden dan in de onmiddellijk daaraan voorafgaande en daarop volgende tijdvakken;

  • stadsgewestelijk openbaar vervoer: openbaar vervoer op één van de op kaart 1 behorende bij dit besluit aangeduide baanvakken met stadsgewestelijke stations;

  • standaard goederenvervoer: vervoer van goederen per trein dat gebruik kan maken van een standaardpad en waarvan de snelheid, lengte en acceleratiekarakteristieken bekend zijn gemaakt in de netverklaring, bedoeld in artikel 58 van de wet;

  • streekgewestelijk openbaar vervoer: openbaar vervoer op één van de op kaart 1 behorende bij dit besluit aangeduide baanvakken met streekgewestelijke stations waarvoor geldt dat de betrokken trein stopt op het merendeel van de stations op dat baanvak;

  • wet: Spoorwegwet.

§ 1a. Uitvoering van een beheerplan

Artikel 1a

De onderdelen van het beheerplan, bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet, waarover de beheerder bij de totstandkoming van een nieuw beheerplan advies vraagt aan de gerechtigden, bedoeld in artikel 17b, eerste lid, van de wet betreffen, voor zover de beheerder ten aanzien van die onderwerpen maatregelen heeft getroffen:

  • a. de maatregelen die de beheerder gedurende de eerstvolgende periode waarvoor het beheerplan geldt, zal nemen ingevolge veiligheids- en milieuregelgeving en het daarop gebaseerde overheidsbeleid, voor zover deze ruimte bieden voor nadere uitwerking door de beheerder;

  • b. de wijze waarop de beheerder gedurende de eerstvolgende periode waarvoor het beheerplan geldt invulling geeft aan de op grond van de concessie te leveren prestaties en de daaraan verbonden prestatie-indicatoren;

  • c. de waarden die de beheerder voor de uitwerking van de prestatie-indicatoren, bedoeld in onderdeel b, zal hanteren;

  • d. het meetsysteem dat de beheerder zal hanteren ter bepaling van de gerealiseerde niveaus, bedoeld in onderdeel c.

§ 2. Algemene voorwaarden bij de toegangsovereenkomst

Artikel 3

Algemene voorwaarden bij de toegangsovereenkomst als bedoeld in artikel 59, derde lid, van de wet zijn:

  • a. dat bij die overeenkomst verdeelde capaciteit vervalt in geval van nood en indien dit absoluut noodzakelijk is ten gevolge van een storing die de infrastructuur tijdelijk onbruikbaar maakt;

  • b. dat bij die overeenkomst verdeelde capaciteit wordt ingeleverd indien gedurende een periode van ten minste een maand voor minder dan een in de netverklaring te noemen drempelwaarde is gebruikt, tenzij dit te wijten is aan niet economische redenen buiten de wil van de gerechtigde;

  • c. dat gerechtigde zich onthoudt van handelen dat overschrijding van de op grond van de Omgevingswet vastgestelde geluidproductieplafonds als omgevingswaarden of overtreding van de van belang zijnde voorschriften die zijn verbonden aan omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet of van het verbod, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen tot gevolg heeft;

  • d. dat de beheerder aanwijzingen geeft aan de gerechtigde, die de gerechtigde dient op te volgen, bij dreigende overschrijding van de in onderdeel d bedoelde grenswaarden of dreigende overtreding van de in dat onderdeel bedoelde voorschriften;

  • e. dat de gerechtigde aan de beheerder informatie verstrekt die de beheerder nodig heeft voor het opstellen van een ontwerpstrategische geluidsbelastingkaart als bedoeld in artikel 7 van richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG 2002, L 189) met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege de hoofdspoorwegen.

§ 3. Bepalingen ten aanzien van de capaciteitsverdelingsprocedure

Artikel 4

  • 1 De beheerder zorgt voor een eerlijke, niet-discriminerende en transparante verdeling van de capaciteit.

  • 2 De beheerder en gerechtigden nemen bij de capaciteitsverdelingsprocedure voor de normale dienstregeling de procedure van de artikelen 44, 45 en 46 en het tijdschema van bijlage VII van richtlijn 2012/34/EU in acht.

  • 4 De beheerder eerbiedigt de commerciële vertrouwelijkheid van de aan hem door gerechtigden verstrekte gegevens.

Artikel 4a

  • 2 Voor geschillen over de verdeling van capaciteit tussen de beheerder en één of meer gerechtigden tijdens de coördinatie voor de normale dienstregeling, voorziet de geschillenregeling in een procedure waarvan verplichte advisering door een onafhankelijke derde deel uitmaakt. Van een advies door de onafhankelijke derde kan de beheerder bij de verdeling van capaciteit gemotiveerd afwijken.

  • 3 De onafhankelijke derde, bedoeld in het tweede lid, wordt door de beheerder aangewezen met instemming van de betrokken gerechtigden.

Artikel 4b

De beheerder is bevoegd capaciteitsaanvragen en toegewezen capaciteit, voor zover het capaciteit betreft tussen twee plaatsen die in verschillende landen liggen, af te wijzen, onderscheidenlijk in te trekken, voor zover de bij dat pad betrokken buitenlandse beheerder, definitief niet de aansluitende capaciteit beschikbaar stelt.

Artikel 4c

Tijdens de coördinatie kan de beheerder ten aanzien van concurrerende capaciteitsaanvragen, met het oog op het doelmatig gebruik van de capaciteit, binnen redelijke grenzen capaciteit voorstellen, die afwijkt van de aangevraagde capaciteit.

Artikel 5

  • 1 De beheerder verstrekt gerechtigden desgevraagd informatie over de binnen de dienstregeling nog voor ad hoc aanvragen beschikbare capaciteit.

  • 2 De beheerder geeft binnen vijf werkdagen na ontvangst van een ad hoc aanvraag aan betrokken gerechtigde aan of dit pad voor verdeling beschikbaar is.

Artikel 6

  • 1 Bij de capaciteitsverdelingsprocedure voor de normale dienstregeling wordt de benodigde capaciteit voor de beheerder verdeeld voor:

    • a. ten tijde van de sluitingsdatum van de capaciteitsaanvragen voor de normale dienstregeling redelijkerwijs voorzienbare en planbare werkzaamheden ten behoeve van de hoofdspoorweginfrastructuur aan of nabij de hoofdspoorwegen, en

    • b. het opstellen van materieel dat wordt gebruikt voor deze werkzaamheden.

  • 2 Onder de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt in ieder geval verstaan:

    • a. onderhoud ten behoeve van de hoofdspoorweginfrastructuur aan of nabij de hoofdspoorwegen;

    • b. uitbreiding, vervanging of wijziging van de hoofdspoorweginfrastructuur aan of nabij de hoofdspoorwegen;

    • c. oefeningen ten behoeve van de openbare veiligheid;

    • d. inspecties;

    • e. meetritten.

  • 3 De beheerder handelt tijdens de capaciteitsverdelingsprocedure voor de normale dienstregeling transparant ten aanzien van de benodigde capaciteit, bedoeld in het eerste lid. Hieronder wordt verstaan dat de beheerder zijn aanvraag voorziet van een onderbouwing van nut en noodzaak van de benodigde capaciteit, in geval van een geschil over de benodigde capaciteit of indien er geen overeenstemming kan worden bereikt tijdens de coördinatie ten aanzien van concurrerende capaciteitsaanvragen die betrekking hebben op de benodigde capaciteit. De beheerder stelt de gerechtigden zo spoedig mogelijk in kennis van de niet-beschikbaarheid van de capaciteit vanwege bedoeld onderhoud en werkzaamheden.

  • 4 De beheerder handelt transparant ten aanzien van zijn benodigde capaciteit voor niet redelijkerwijs voorzienbaar of niet planbaar onderhoud en werkzaamheden ten behoeve van de hoofdspoorweginfrastructuur aan of nabij de hoofdspoorwegen. Hieronder wordt verstaan dat de beheerder zijn aanvraag voorziet van een onderbouwing van nut en noodzaak van de benodigde capaciteit, in geval van een geschil over de benodigde capaciteit.

§ 4. Regels ten aanzien van overbelast verklaarde infrastructuur

Artikel 7

  • 1 Indien de beheerder constateert dat er geen overeenstemming kan worden bereikt tijdens de coördinatie ten aanzien van concurrerende capaciteitsaanvragen die betrekking hebben op vervoer, kunnen beheerder en een betrokken gerechtigde door toepassing van een heffing als bedoeld in artikel 62, zesde lid, onderdeel a, van de wet tot overeenstemming komen.

  • 2 Indien de heffing, bedoeld in artikel 62, zesde lid, onderdeel a, van de wet, niet is toegepast of geen bevredigend resultaat heeft opgeleverd:

    • a. verklaart de beheerder de betrokken infrastructuur overbelast;

    • b. verricht de beheerder binnen 26 weken na de overbelastverklaring een capaciteitsanalyse als bedoeld in artikel 50 van richtlijn 2012/34/EU;

    • c. stelt de beheerder na overleg met betrokken gerechtigden binnen 26 weken na de capaciteitsanalyse een capaciteitsvergrotingsplan op als bedoeld in artikel 51 van richtlijn 2012/34/EU;

    • d. informeert de beheerder binnen 4 weken na opstelling van het capaciteitsvergrotingsplan betrokken gerechtigden en Onze Minister over het capaciteitsvergrotingsplan, en

    • e. informeert de beheerder ten minste jaarlijks alle gerechtigden en Onze Minister over de wijze van uitvoering van het capaciteitsvergrotingsplan.

  • 3 Het resultaat van de heffing is in ieder geval niet bevredigend indien ten gevolge hiervan de minimale niveaus, bedoeld in artikel 8, niet worden gehaald.

  • 4 Indien de heffing, bedoeld in artikel 62, zesde lid, onderdeel a, van de wet, is doorberekend:

    • a. verricht de beheerder binnen 26 weken na de toepassing van de heffing een capaciteitsanalyse als bedoeld in artikel 50 van richtlijn 2012/34/EU;

    • b. stelt de beheerder na overleg met betrokken gerechtigden binnen 26 weken na de capaciteitsanalyse een capaciteitsvergrotingsplan als bedoeld in artikel 51 van richtlijn 2012/34/EU op;

    • c. informeert de beheerder binnen 4 weken na opstelling van het capaciteitsvergrotingsplan betrokken gerechtigden en Onze Minister over het capaciteitsvergrotingsplan, en

    • d. informeert de beheerder tenminste jaarlijks alle gerechtigden en Onze Minister over de wijze van uitvoering van het capaciteitsvergrotingsplan.

  • 5 Het tweede lid, onderdelen b en c, en het vierde lid, onderdelen a en b, gelden niet indien reeds uitvoering wordt gegeven aan een capaciteitsvergrotingsplan als bedoeld in artikel 51 van richtlijn 2012/34/EU.

Artikel 7a

  • 1 Indien de beheerder na de coördinatie voor de normale dienstregeling constateert dat het niet mogelijk is om verwachte capaciteitsaanvragen van gerechtigden voor de navolgende jaren adequaat te verdelen, verklaart de beheerder de betrokken infrastructuur voor de navolgende jaren overbelast, tot maximaal de duur van vijf jaar, en volgt deze de procedure, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b tot en met e.

  • 2 De beheerder betrekt bij de overbelastverklaring, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval informatie over verwachte capaciteitsaanvragen voor de navolgende jaren uit:

Artikel 8

  • 1 Indien concurrerende capaciteitsaanvragen betrekking hebben op vervoer en de infrastructuur overeenkomstig artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard, is het minimale niveau:

    • a. voor stadsgewestelijk, nationaal en streekgewestelijk openbaar vervoer, met de op basis van artikel 10 geldende prioriteitsvolgorde van deelmarkten van dat vervoer, een bedieningsfrequentie per richting, voor de op kaart 2 behorende bij dit besluit aangeduide baanvakken:

      • 1°. tussen de grote stations: van 2 paden per uur gedurende de dagperiode;

      • 2°. tussen overige stations: van 2 paden per uur op werkdagen van 06.00 uur tot 20.00 uur, van 1 pad per uur op werkdagen van 20.00 uur tot 24.00 uur en van 1 pad per uur in het weekend gedurende de dagperiode.

    • b. voor nationaal hogesnelheidspersonenvervoer, met de op basis van artikel 10 geldende prioriteitsvolgorde van deelmarkten van dat vervoer, een bedieningsfrequentie van 2 paden per richting per uur, met een minimum van 32 paden per richting per dag, op elk van de volgende verbindingen:

      • 1°. Amsterdam Centraal – Schiphol – Rotterdam Centraal;

      • 2°. Amsterdam Centraal – Schiphol – Rotterdam Centraal – Breda;

      • 3°. Den Haag Centraal – Rotterdam Centraal – Breda – Eindhoven.

    • c. voor internationaal openbaar vervoer, met de op basis van artikel 10 geldende prioriteitsvolgorde van deelmarkten van dat vervoer, een bedieningsfrequentie:

      • 1°. tot en met dienstregelingsjaar 2016, op het baanvak Amsterdam Centraal – Schiphol – Den Haag Hollands Spoor – Rotterdam Centraal – Dordrecht – Roosendaal – Belgische grens van 16 paden per richting per dag;

      • 2°. op het baanvak Amsterdam Centraal – Utrecht Centraal – Arnhem – Zevenaar grens van 8 paden per richting per dag;

      • 3°. Op het baanvak Amsterdam Centraal – Deventer – Oldenzaal grens van 8 paden per richting per dag.

    • d. voor internationaal hogesnelheidspersonenvervoer, met de op basis van artikel 10 geldende prioriteitsvolgorde van deelmarkten van dat vervoer, een bedieningsfrequentie op het baanvak Amsterdam Centraal – Schiphol – Rotterdam Centraal – Belgische grens:

      • 1°. met ingang van dienstregelingsjaar 2016 van 14 paden per richting per werkdag gemiddeld over het dienstregelingsjaar;

      • 2°. met ingang van dienstregelingsjaar 2017 van 16 paden per richting per werkdag gemiddeld over het dienstregelingsjaar;

      • 3°. met ingang van dienstregelingsjaar 2018 van 18 paden per richting per werkdag gemiddeld over het dienstregelingsjaar.

    • e. voor internationaal hogesnelheidspersonenvervoer, met de op basis van artikel 10 geldende prioriteitsvolgorde van deelmarkten van dat vervoer, met ingang van dienstregelingsjaar 2017, een bedieningsfrequentie op het baanvak Amsterdam Centraal – Schiphol – Den Haag Hollands Spoor – Rotterdam Centraal – Breda – Belgische grens van 16 paden per richting per dag.

    • f. voor standaard goederenvervoer een bedieningsfrequentie in iedere richting

      Van/naar

      Via

      Naar/Van

      Paden/uur buiten de spits

      Paden/uur in de spits

      Amersfoort

      Deventer

      Oldenzaal grens

      1

      1

      Amersfoort

      Zwolle

      Groningen

      1

      0,5

      Beverwijk/Amsterdam Westhaven

      Breukelen

      Geldermalsen

      2

      1

      Haarlem

      Den Haag

      Kijfhoek

      1

      0,5

      Utrecht

       

      Zevenaar

      0

      0

      Kijfhoek

       

      Roosendaal grens

      2

      1

      Kijfhoek

      Breukelen

      Amersfoort

      1

      1

      Kijfhoek

      Boxtel

      Eindhoven

      1

      1

      Geldermalsen

       

      Boxtel

      1

      0,5

      Boxtel

       

      Eindhoven

      1

      0.5

      Sloe

      Roosendaal

      Tilburg

      1

      1

      Tilburg

       

      Geldermalsen

      1

      0,5

      Zevenaar

       

      Zevenaar grens

      4

      4

      Eindhoven

      Maastricht

      Eijsden grens

      2

      1

      Eindhoven

       

      Venlo

      1

      0

      Overige baanvakken

         

      1

      0

    • g. in afwijking van onderdeel f, voor goederenvervoer gedurende perioden dat er vanwege de aanleg van een derde spoor tussen Zevenaar en Oberhausen verminderde capaciteit beschikbaar is op het baanvak Kijfhoek – Zevenaar – Duitse grens, een bedieningsfrequentie in iedere richting

      Van/naar

      Via

      Naar/van

      Paden/uur buiten de spits

      Paden/uur in de spits

      Kijfhoek

      Boxtel

      Eindhoven

      4

      4

      Eindhoven

       

      Venlo

      4

      4

      Deventer

       

      Oldenzaal grens

      2

      2

  • 2 De beheerder streeft met betrekking tot de paden voor het nationaal en internationaal hogesnelheidspersonenvervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, d en e, naar een redelijke verdeling over het uur.

  • 3 De beheerder komt een zodanige verdeling van de capaciteit overeen dat het minimale niveau voor nationaal en internationaal hogesnelheidspersonenvervoer alsmede voor internationaal openbaar vervoer, bedoeld in het eerste lid, kan worden gerealiseerd met de reistijden zoals opgenomen in de krachtens artikel 20, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, verleende concessie.

  • 4 De minimale niveaus, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, zijn niet van toepassing op de in bijlage 2 behorende bij dit besluit aangeduide baanvakken voor goederenbestemmingsverkeer, indien het standaard goederenvervoer niet een aan die baanvakken gelegen herkomst- of eindbestemming heeft.

  • 5 Spoorvoertuigen voor de toepassing van het derde lid, onderdelen b tot en met e zijn voertuigen waarmee een snelheid van ten minste 220 kilometer per uur kan worden bereikt en die ten minste voldoen aan de eisen zoals opgenomen in de desbetreffende, krachtens artikel 20, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 verleende concessie.

Artikel 9

  • 1 Indien de benodigde capaciteit voor de beheerder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, concurreert met de capaciteitsaanvragen van één of meerdere gerechtigden en tussen de beheerder en de betrokken gerechtigden tijdens de coördinatie geen overeenstemming wordt bereikt, volgt de beheerder de procedure, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 2 Er wordt prioriteit toegekend aan de door de beheerder benodigde capaciteit, indien:

    • a. de beheerder tot het gebruiken van deze capaciteit genoodzaakt is vanwege bij of krachtens wettelijke bepalingen gestelde eisen, of

    • b. de bedrijfseconomische gevolgen bij niet toekennen van prioriteit voor de beheerder nadelig zijn ten opzichte van de bedrijfseconomische gevolgen van de betrokken gerechtigde bij deze prioriteitsvolgorde.

  • 3 Er wordt prioriteit toegekend aan capaciteitsaanvragen met betrekking tot personenvervoer in de spits indien deze concurreren met de benodigde capaciteit voor de beheerder, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 10

  • 2 Gerechtigden geven bij de aanvraag van capaciteit aan of er sprake is van vervoer waarvoor een concessie op grond van de Wet personenvervoer 2000 is verleend.

  • 3 Indien de aangevraagde capaciteit betrekking heeft op infrastructuur die op grond van artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard, maakt de concessiehouder die delen van de concessie waaruit blijkt dat de aangevraagde capaciteit voortvloeit uit die concessie, uiterlijk vijf werkdagen nadat de infrastructuur overbelast is verklaard, openbaar en overlegt die aan de infrastructuurbeheerder.

  • 4 Onverminderd het eerste lid is de beheerder bevoegd aanvullende, in de netverklaring bekendgemaakte prioriteitscriteria te hanteren.

Artikel 10a

Indien de infrastructuur overeenkomstig artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard en de concurrerende capaciteitsaanvragen zich binnen eenzelfde deelmarkt als bedoeld in artikel 10, eerste lid, voordoen, komt prioriteit toe aan het vervoer binnen een en dezelfde deelmarkt dat het minste geluid produceert.

Artikel 11

Indien de infrastructuur overeenkomstig artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard en de concurrerende capaciteitsaanvragen zich binnen eenzelfde deelmarkt van het openbaar vervoer, het hogesnelheidspersonenvervoer of het overig personenvervoer, voordoen, komt na toepassing van artikel 8 tot en met 10a prioriteit toe aan het zoveel mogelijk minimaliseren van de reistijd van de betrokken reizigers in Nederland, gewogen naar reizigersaantallen.

Artikel 12

  • 1 Indien de infrastructuur overeenkomstig artikel 7, tweede lid, overbelast is verklaard, en de concurrerende capaciteitsaanvragen zich binnen het standaard goederenvervoer, voordoen, komt na toepassing van artikel 8 tot en met 10a prioriteit toe aan het vervoer dat voldoet aan de navolgende criteria. Bij toepassing van deze criteria geldt dat een later genoemd criterium slechts toepassing vindt, indien een eerder genoemd criterium of eerder genoemde criteria geen oplossing bieden:

    • a. het internationale goederenvervoer met uitzondering van het internationale goederenvervoer dat gebruik maakt van het baanvak van/naar Dordrecht via Venlo naar/van Duitse grens;

    • b. het binnenlands goederenvervoer voor wat betreft het baanvak van/naar Dordrecht naar/van Eindhoven dat begint of eindigt in Roermond, Sittard of Maastricht;

    • c. het zoveel mogelijk minimaliseren van de vervoerstijd van de betrokken goederen in Nederland;

    • d. het vervoer dat begint of eindigt in mainport Rotterdam-Rijnmond of havenindustriële complexen van Amsterdam-IJmond en Vlissingen-Sloe;

    • e. het vervoer van een spoorwegonderneming die voor de eerste keer toetreedt tot de markt van het goederenvervoer per spoor, waarbij dit belang voor die nieuwe spoorwegonderneming geldt tot een maximum van 15% van de minimale niveaus voor het goederenvervoer;

    • f. het vervoer dat vier of meer malen per week verricht wordt.

  • 2 Gedurende de perioden dat er vanwege de aanleg van een derde spoor tussen Zevenaar en Oberhausen verminderde capaciteit beschikbaar is op het baanvak Kijfhoef – Zevenaar – Duitse grens:

    • a. is in het eerste lid, onderdeel a, de zinsnede «met uitzondering van het internationale goederenvervoer dat gebruik maakt van het baanvak van/naar Dordrecht via Venlo naar/van Duitse grens» niet van toepassing, en

    • b. geldt de prioriteit, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel d, ook voor het vervoer dat begint of eindigt in mainport Antwerpen.

§ 5. Voorbehouden van capaciteit

Artikel 13

  • 1 De in artikel 8, eerste lid, onderdelen f en g, genoemde minimale niveaus van het standaard goederenvervoer zijn voorbehouden ten behoeve van dit gebruik tot op het moment van capaciteitsverdeling voor de normale dienstregeling.

  • 2 Ten minste 10% van de in het eerste lid voor standaard goederenvervoer voorbehouden minimale niveaus is voorbehouden ten behoeve van ad hoc aanvragen met betrekking tot standaard goederenvervoer en besloten personenvervoer.

  • 3 De beheerder raamt jaarlijks het deel van de minimale niveaus voor standaard goederenvervoer dat ten behoeve van ad hoc aanvragen dient te worden voorbehouden. Indien de behoefte van gerechtigden hoger ligt dan het in het derde lid genoemde percentage, is dat percentage voorbehouden ten behoeve van dit gebruik.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

Dit besluit berust mede op de artikelen 59, vierde lid, en 62, zesde lid, onderdeel a, en zevende lid, van de Spoorwegwet.

Artikel 16

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de eenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Bijlage

Kaart 1: behorende bij artikel 1 van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur

Bijlage 251292.png

Kaart 2: behorende bij artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorwegstructuur

Bijlage 255293.png

Overzicht van baanvakken en zijtakken: behorende bij artikel 8, vierde lid, van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.

Baanvakken:

  • 1. Nijmegen – Blerick;

  • 2. Zutphen – Hengelo;

  • 3. Leeuwarden – Groningen

  • 4. Dordrecht – Geldermalsen – Elst;

  • 5. Zwolle – Mariënberg;

Zijtakken:

  • a. Gouda – Alphen aan den Rijn;

  • b. Woerden – Leiden;

  • c. Den Dolder – Baarn;

  • d. Heerhugowaard – Hoorn;

  • e. Barneveld Aansluiting – Ede-Wageningen;

  • f. Apeldoorn – Zutphen;

  • g. Wierden – Zwolle;

Naar boven