Besluit hoofdspoorweginfrastructuur

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Besluit van 3 december 2004, houdende bepalingen met betrekking tot de spoorweginfrastructuur (Besluit spoorweginfrastructuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 december 2003, nr. HDJZ/S&W/2003-1876, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 6, 8 tot en met 12, 23, en 87 van de Spoorwegwet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 maart 2004, nr. W09.03.0543/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004-2894, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • gebruik van een hoofdspoorweg: met een spoorvoertuig rijden over of stilstaan op een hoofdspoorweg;

  • wet: Spoorwegwet.

§ 2. Eigenschappen en keuring van de hoofdspoorweginfrastructuur

Artikel 2

  • 1 Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld waaraan hoofdspoorweginfrastructuur moet voldoen.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister kan ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in artikel 2.

  • 2 De beheerder legt bij zijn aanvraag voor een ontheffing de bescheiden over en verstrekt de inlichtingen die Onze Minister noodzakelijk acht.

  • 3 Onze Minister vermeldt in de beschikking tot ontheffingverlening in ieder geval:

    • a. de eisen waarvan ontheffing is verleend;

    • b. de beperkingen waaronder de ontheffing is verleend en de voorschriften die aan de ontheffing zijn verbonden;

    • c. de datum van afgifte;

    • d. de geldigheidsduur.

§ 8. Spoorwegbruggen

Artikel 25

  • 1 Onze Minister bepaalt:

    • a. voor welke beweegbare bruggen door hem vaste openingstijden worden vastgesteld;

    • b. welke beweegbare bruggen op verzoek van de schipper worden geopend volgens een door hem goed te keuren regeling van de beheerder;

    • c. welke beweegbare bruggen als regel geopend zijn, en alleen gesloten zijn als er een trein moet passeren;

    • d. bij welke beweegbare bruggen door hem voor te schrijven communicatiemiddelen ten behoeve van de scheepvaart aanwezig moeten zijn;

    • e. ten aanzien van welke bruggen de beheerder door hem goed te keuren voorwaarden voor de doorvaart vaststelt, voor zover dit in verband met de uit de afmetingen van schepen voortvloeiende gevaren en beperkingen en met het oog daarop te nemen maatregelen nodig is.

  • 2 Onze Minister hoort, alvorens hij zijn bevoegdheden ingevolge het eerste lid uitoefent, de beheerder, de vaarwegbeheerder en vertegenwoordigers uit de scheepvaart.

  • 3 Onze Minister kan bepalen hoe lang voordat een trein een brug, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, moet passeren, met het sluiten van de brug kan of moet worden aangevangen.

  • 4 Indien in een vaarweg ter plaatse van een beweegbare brug de scheepvaart is gestremd, kan in afwijking van hetgeen in of krachtens de vorige leden is bepaald, de brug gesloten blijven.

Artikel 26

§ 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27

Artikel 31

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 december 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de eenentwintigste december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven