Instellingsbesluit Raad van Toezicht NVI

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 12-11-2004 t/m heden

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 oktober 2004, nr. DPenO 2521244, houdende de instelling van de Raad van Toezicht Nederlands Vaccinatie Instituut

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1 De minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS);

  • 2 Het NVI: het Nederlands Vaccin Instituut;

  • 3 De Raad: de Raad van Toezicht, genoemd in artikel 2;

  • 4 De Directie: de Directie van het NVI;

  • 5 SVOP: Strategisch Vaccin Onderzoek Programma.

Artikel 3. Taken van de Raad van Toezicht

  • 1 De Raad heeft tot taak toezicht te houden op de beleidsvorming en de beleidsuitvoering aangaande de wetenschappelijke kwaliteit van het SVOP en de technische infrastructuur van het NVI.

  • 2 De Raad staat de Directie met raad terzijde, adviseert, stimuleert en ondersteunt de Directie inzake relatiebeheer en politiek-bestuurlijke netwerkvorming. Bij de vervulling van zijn taak richt de Raad zich naar het belang van het NVI.

Artikel 4. Samenstelling van de Raad van Toezicht

  • 1 De Raad bestaat uit tenminste 3 leden en ten hoogste 5 leden waaronder een voorzitter. De leden van de Raad kunnen slechts natuurlijke personen zijn.

  • 2 De voorzitter en de leden van de Raad worden benoemd en ontslagen door de minister.

  • 3 De benoeming van de leden van de Raad vindt plaats door de minister op voordracht van de Raad, de Directie van het NVI gehoord hebbende.

  • 4 De werving en selectie vindt plaats aan de hand van een door de Raad, de Directie van het NVI gehoord hebbende, vast te stellen profielschets.

  • 5 De leden dienen aantoonbare deskundigheid te bezitten op één of meer beleidsterreinen die voor de werkzaamheden van de Raad van belang zijn.

  • 6 Leden van de Raad kunnen niet zijn:

    • a. minderjarigen;

    • b. ambtenaren werkzaam bij het NVI.

Artikel 5. Benoeming van de voorzitter

  • 1 De voorzitter wordt benoemd voor ten hoogste vier jaar en kan zich door middel van een sollicitatie aan de minister kandidaat stellen voor een tweede termijn van ten hoogste vier jaar. In afwijking van de vorige volzin eindigt de eerste termijn op 31 december 2007.

  • 2 Indien de voorzitter tussentijds ontslag wenst te nemen doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan de minister.

  • 3 De minister kan de voorzitter op voorstel van de Directie tussentijds ontslag verlenen. Een daartoe strekkend voorstel van de Directie is met redenen omkleed en dient de steun te genieten van tenminste de helft van het totaal aantal zittende leden van de Raad.

  • 4 Degene die ter vervulling van een tussentijdse ontstane vacature tot voorzitter van de Raad is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij of zij is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 5 De Raad kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter en doet hiervan mededeling aan de minister.

Artikel 6. Benoeming leden

  • 1 De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste 4 jaar. In afwijking van de vorige volzin eindigt de eerste termijn op 31 december 2007.

  • 2 Aftredende leden hebben de mogelijkheid zich door middel van een sollicitatie aan de minister kandidaat te stellen voor een tweede termijn van ten hoogste 4 jaar.

  • 3 Leden van de Raad die tussentijds ontslag wensen te nemen doen hiervan schriftelijk mededeling aan de minister.

  • 4 De minister kan een lid op voorstel van de Directie tussentijds ontslag verlenen. Een daartoe strekkend voorstel van de Directie is met redenen omkleed en dient de steun te genieten van tenminste de helft van het totaal aantal zittende leden van de Raad.

  • 5 Degene die ter vervulling van een tussentijdse ontstane vacature tot lid van de Raad is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij of zij is benoemd zou hebben moeten aftreden.

Artikel 7. Beëindiging lidmaatschap

Het lidmaatschap van de Raad eindigt:

  • a. op eigen schriftelijk verzoek;

  • b. wegens het eindigen van de termijn van 4 jaren als bedoeld in artikel 5 en 6;

  • c. wegens overlijden;

  • d. indien het lid door de minister, op grond van artikel 5, vierde lid en 6 vierde lid, wordt ontslagen.

Artikel 8. Reglement

  • 1 De Raad regelt zijn werkwijze en de orde van zijn vergaderingen in een reglement met inachtneming van het bepaalde in deze regeling.

  • 2 Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister. Het reglement wordt vastgesteld door de Raad.

  • 3 In het reglement worden in ieder geval de volgende onderdelen geregeld:

    • a. de vergaderingen en besluitvorming van de Raad;

    • b. de wijzigingen in statuten en reglementen;

    • c. geheimhouding.

Artikel 9. Adviestaak

  • 1 De Raad stelt met betrekking tot het in artikel 3, eerste lid bepaalde, een advies op naar aanleiding van het door de Directie opgestelde conceptprogramma SVOP en infrastructurele investeringen voor het komende kalenderjaar.

  • 2 Uiterlijk 30 november van elk jaar stelt de Directie het definitieve programma voor het volgende kalenderjaar vast en stuurt het SVOP als onderdeel van de begroting NVI, samen met het advies van de Raad, ter kennisname aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt het jaarplan met begroting voor het jaar 2004 direct na zijn instelling door de Raad opgesteld en ter kennisname voorgelegd aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 4 Jaarlijks wordt uiterlijk per 1 april door de Directie schriftelijk verantwoording afgelegd aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 10. Ambtelijke ondersteuning

  • 1 Ter ondersteuning bij zijn in artikel 3 bedoelde taak wordt de Raad bijgestaan door een bureau.

  • 2 Het personeel van dit bureau wordt door het NVI beschikbaar gesteld. Dit personeel is in dienst van het NVI.

  • 3 Het NVI wijst na overleg met de Raad een van de in het tweede lid bedoelde personeelsleden aan als secretaris.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2003.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven