Examenreglement voor luchtvarenden 2004

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling tot vaststelling van een nieuw examenreglement met betrekking tot bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart (Examenreglement voor luchtvarenden 2004)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14, vierde lid, en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 2 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • ATPL: bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (Airline Transport Pilot Licence);

    • BIR: bevoegdverklaring basis-instrumentvliegen (Basic Instrument Rating);

    • BPL: bewijs van bevoegdheid voor ballonvaarder (Balloon Pilot Licence);

    • CBR: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen;

    • CPL: bewijs van bevoegdheid voor commercieel vlieger (Commercial Pilot Licence);

    • deel BFCL: bijlage III bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2018, L 71);

    • deel FCL: bijlage I bij verordening (EU) nr. 1178/2011 betreffende de eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten voor bestuurders van luchtvaartuigen en de voorwaarden voor de geldigheid en het gebruik ervan;

    • deel SFCL: bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2018, L 326);

    • EIR: bevoegdverklaring ‘en route’-instrumentvliegen;

    • FSTD: vluchtnabootser (Flight Simulator Training Device);

    • IR: bevoegdverklaring instrumentvliegen (Instrument Rating);

    • LAPL: bewijs van bevoegdheid voor de recreatieve luchtvaart (light aircraft pilot license);

    • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    • PPL: bewijs van bevoegdheid voor privé vlieger (Private Pilot Licence);

    • praktijkexamen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring;

    • proeve van bekwaamheid: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de bedrevenheideisen, bedoeld in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001, ten behoeve van de verlenging of de hernieuwde afgifte van een bevoegdverklaring;

    • RFE: examinator recreatief vlieger (Recreational Flight Examiner);

    • SPL: bewijs van bevoegdheid voor zweefvlieger (Sailplane Pilot Licence);

    • stichting: Stichting Theorie Examens Ballonvaren en Zweefvliegen (STEBZ), te Woerden;

    • theorie-examen: het onderzoek naar de mate waarin een kandidaat voldoet aan de kenniseisen, bedoeld in deel FCL, deel SFCL of deel BFCL ten behoeve van afgifte van een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring.

  • 3 In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

    • a. A: de categorie vliegtuigen (Aeroplanes);

    • b. H: de categorie helikopters (Helicopters);

    • c. GC: de categorie gyrokopters (Gyrocopters);

    • d. B: de categorie ballonnen;

    • e. S: de categorie zweefvliegtuigen.

§ 2. Theorie-examen

Artikel 1a

  • 1 Het theorie-examen voor de in artikel 3, tweede lid, bedoelde bewijzen van bevoegdheid wordt afgenomen door het CBR.

  • 2 Het theorie-examen voor de bewijzen van bevoegdheid BPL en SPL wordt afgenomen door de stichting.

Artikel 2

Van de theorie-examens wordt informatie over de examenplanning en de examenlocaties bekendgemaakt door:

Artikel 3

  • 1 De kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een theorie-examen bij het CBR op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 Het CBR verstrekt de kandidaat voor het theorie-examen een toelatingsbewijs, dat:

    • a. voor ATPL, CPL, IR, EIR, BIR, PPL, LAPL(A) en LAPL(H) geldig is conform bijlage I (deel FCL) van verordening (EU) nr. 1178/2011;

    • b. geldig is voor een schriftelijk examen als bedoeld in Bijlage III, onderdeel B Conversie bewijzen van bevoegdheid, van verordening (EU) nr. 1178/2011;

    • c. geldig is voor een schriftelijk militair overbruggingsexamen ATPL(A) Transport, ATPL(A) Jet of ATPL(H)/IR Helicopter.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde toelatingsbewijs vermeldt het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs, te weten 18 maanden, gerekend vanaf de laatste dag van de kalendermaand waarin de kandidaat voor het eerst aan een examenzitting heeft deelgenomen.

Artikel 3a

  • 1 De kandidaat die beschikt over een voordracht van een daartoe bevoegde opleidingsinstelling voor het doen van theorie-examen voor de brevetten BPL en SPL meldt zich aan voor het afleggen van het betreffende examen bij de stichting op de door de stichting vastgestelde wijze.

  • 2 De toegelaten kandidaat ontvangt van de stichting een toelatingsbewijs, dat geldig is conform deel BFCL of deel SFCL, en het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs vermeldt.

Artikel 3b

  • 1 De kandidaat die beschikt over een voordracht van een daartoe bevoegde opleidingsinstelling voor het doen van het theorie-examen voor het RPL(GC), meldt zich voor het afleggen van het deel van het theorie-examen, bedoeld in artikel 1a, derde lid, aan bij de houder van het examinatorcertificaat RFE(GC). De voordracht is twaalf maanden geldig.

  • 2 De toegelaten kandidaat ontvangt van de houder van het examinatorcertificaat RFE(GC) een toelatingsbewijs, dat het persoonsgebonden registratienummer en de geldigheidsduur van het toelatingsbewijs vermeldt.

Artikel 4

  • 1 De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het examen indien hij:

    • a. het verschuldigde examengeld heeft betaald;

    • b. voor aanvang van het examen op de examenlocatie een wettig en geldig legitimatiebewijs toont, en

    • c. in het bezit is van een geldig toelatingsbewijs als bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, 3a, tweede lid, dan wel 3b, tweede lid.

  • 2 Aanvullende eisen voor toelating tot het theorie-examen worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR, de stichting, of de houder van het examinatorcertificaat RFE(GC).

Artikel 5

Voor het afleggen van een theorie-examen is de kandidaat examengeld verschuldigd.

Artikel 8

  • 1 De theorie-examens worden schriftelijk afgenomen.

  • 2 De taal waarin de theorie-examens worden afgenomen is:

    • a. voor ATPL, CPL, BIR, EIR en IR: Engels;

    • b. voor PPL en LAPL: Nederlands;

    • c. voor BPL, SPL en voor het examen bedoeld in artikel 1a, derde lid, voor het RPL(GC): Engels of Nederlands.

  • 3 Ten behoeve van de schriftelijke theorie-examens stellen het CBR onderscheidenlijk de stichting een huishoudelijk reglement vast waarin in ieder geval zijn omschreven het toezicht, de ordemaatregelen en consequenties van het plegen van onregelmatigheden.

  • 4 In afwijking van het derde lid worden de gyrokoptertheorie-examens georganiseerd volgens de in de bijlage bij deze regeling gestelde regels.

Artikel 9

De minister kan de uitslag van het theorie-examen ongeldig verklaren en een kandidaat tijdelijk uitsluiten van het theorie-examen indien de kandidaat tijdens het afleggen van het theorie-examen onregelmatigheden pleegt.

Artikel 10

  • 1 De beoordeling in hoeverre de kandidaat aan de kenniseisen voldoet, wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal per vak toe te kennen aantal punten.

  • 2 Het eindresultaat van de beoordeling per examen luidt:

    • a. indien alle vakken zijn behaald binnen het toegestane aantal pogingen en examenzittingen: geslaagd;

    • b. in de overige gevallen: afgewezen.

  • 3 Voor de beoordeling van het theorie-examen, bedoeld in artikel 1a, derde lid, geldt dat een kandidaat slaagt voor een examenonderdeel wanneer hij een score van tenminste 75% behaalt van het aantal punten dat voor dat examenonderdeel kan worden behaald.

Artikel 11

Na het afleggen van een of meer vakken dan wel de afronding van het theorie-examen voor de in artikel 3, tweede lid, bedoelde bewijzen van bevoegdheid, voorziet het CBR de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 11a

  • 1 Ter beoordeling van de resultaten van het theorie-examen BPL en SPL doet de stichting de in artikel 10, eerste lid, bedoelde percentages, alsmede de bevestiging dat de scores binnen de daarvoor gestelde termijn zijn behaald, onder vermelding van de examendatum aan de minister toekomen.

  • 2 Na het afleggen van een of meer vakken dan wel de afronding van het theorie-examen voor de in het eerste lid bedoelde bewijzen van bevoegdheid, voorziet de stichting de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 11b

Na de afronding van het specifieke GC-deel van het theorie-examen RPL(GC), bedoeld in artikel 1a, derde lid, voorziet de houder van het examinatorcertificaat RFE(GC) de kandidaat van een resultaatbrief.

Artikel 12

  • 1 De kandidaat die het niet eens is met de uitslag van het schriftelijk theorie-examen kan een verzoek om herziening indienen bij het CBR, de stichting dan wel de houder van het examinatorcertificaat RFE(GC).

  • 2 Voorwaarden en eisen omtrent het indienen van een verzoek om herziening worden vastgesteld en bekendgemaakt door het CBR, de stichting dan wel de minister.

  • 3 Op verzoek kan de kandidaat, bedoeld in het eerste lid, inzage krijgen in het theorie-examen.

  • 4 Tegen het resultaat van de herziening kan de kandidaat bezwaar aantekenen bij de minister.

  • 5 De minister neemt binnen zes weken na ontvangst van het verzoekschrift een beslissing op het bezwaar.

§ 3. Praktijkexamen

Artikel 13

Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid worden afgenomen op een luchtvaartuig dan wel een daartoe gekwalificeerde FSTD.

Artikel 14

De minister stelt de examenformulieren ter beschikking aan de examinator van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid.

Artikel 15

  • 1 In bijzondere gevallen kan de minister een examinator toedelen.

  • 2 Bij de keuze voor of toedeling van een examinator is FCL.1005 van deel FCL van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De datum, het tijdstip en de locatie waarop het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid wordt afgelegd, worden vastgesteld door de examinator.

Artikel 16

Een kandidaat is voor het afleggen van een praktijkexamen of proeve van bekwaamheid een vergoeding verschuldigd aan de examinator.

Artikel 17

De kandidaat wordt slechts toegelaten tot het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid indien hij voor aanvang aan de examinator, bedoeld in artikel 15, een wettig en geldig legitimatiebewijs overlegt en het examengeld heeft betaald

Artikel 18

  • 1 De kandidaat dan wel de opleidingsinstelling draagt zorg voor de beschikbaarheid van een luchtvaartuig of FSTD, voor zover van toepassing, voor het afleggen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid.

  • 2 Praktijkexamens en proeven van bekwaamheid voor een ATPL, of een multi-pilot type bevoegdverklaring worden uitgevoerd in een FSTD als bedoeld in artikel 13, tenzij er geen FSTD beschikbaar is die het voor een examenonderdeel vereiste niveau van kwalificatie heeft, dan wel er voor het desbetreffende type luchtvaartuig geen gekwalificeerde FSTD voorhanden is.

  • 3 De examenonderdelen die niet geëxamineerd kunnen worden in een FSTD, worden afgenomen in een luchtvaartuig van het desbetreffende type of de desbetreffende klasse.

Artikel 20

Voor de praktijkexamens of proeven van bekwaamheid voor RPL geldt dat:

  • a. alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald;

  • b. voor RPL(A) respectievelijk RPL(H) de eisen en toleranties bedoeld in FCL.125 LAPL-Vaardigheidstest van deel FCL van overeenkomstige toepassing zijn;

  • c. voor RPL(GC) de eisen en toleranties bedoeld in FCL.125 LAPL-Vaardigheidstest van deel FCL voor LAPL(H) van overeenkomstige toepassing zijn;

  • d. voor RPL(A), RPL(H) respectievelijk RPL(GC):

    • 1°. de kandidaat instructie heeft gevolgd op dezelfde klasse vliegtuig, hetzelfde type helikopter respectievelijk dezelfde klasse gyrokopter als waarop het examen wordt afgelegd, wat betreft RPL(A), RPL(H) en RPL(GC) in overeenstemming met de eisen gesteld aan opleidingsluchtvaartuigen in bijlage 2 bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001,

    • 2°. extra vlieginstructie kan worden geëist nadat de kandidaat is afgewezen en wordt geëist indien de kandidaat niet in twee pogingen alle secties heeft behaald,

    • 3°. de kandidaat een onbeperkt aantal examenpogingen mag doen,

    • 4°. het praktijkexamen geheel, respectievelijk gedeeltelijk wat betreft de niet voltooide secties, opnieuw kan worden afgelegd indien het examen wordt afgebroken door de examinator,

    • 5°. iedere manoeuvre of procedure van het examen door de kandidaat mag worden herhaald,

    • 6°. de examinator het examen kan afbreken indien de vaardigheid, waarvan de kandidaat blijk geeft, een volledig nieuw examen vereist, en

    • 7°. de examinator niet betrokken is bij de bediening van het luchtvaartuig tenzij diens tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of teneinde vertraging van overig verkeer te voorkomen.

Artikel 22

De uitslag van een praktijkexamen voor RPL wordt door de examinator namens de minister vastgesteld en vastgelegd op het examenformulier aan de hand van de gegevens die door de examinator op het vaardigheidstestschema zijn aangetekend.

Artikel 23

  • 1 Met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van een proeve van bekwaamheid is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid positief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier en tekent hij namens de minister de verlenging dan wel de hernieuwde afgifte aan op het document waarop bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen zijn weergegeven.

  • 3 Indien de examinator een proeve van bekwaamheid negatief beoordeelt, tekent hij dit aan op het examenformulier.

§ 4. Nationaal Expert Team

Artikel 26

  • 1 Om de minister desgevraagd van advies te dienen en bij te staan wat betreft het standaardiseren en bewaken van de kwaliteit van de praktijkexamens kan de minister een Nationaal Expert Team-Praktijk instellen.

  • 2 Het Nationaal Expert Team-Praktijk kan subcommissies, met de benaming standaardisatiecommissies instellen.

Artikel 27

  • 1 Een Nationaal Expert Team-Praktijk bestaat uit een door de minister vast te stellen aantal leden, die door de minister worden benoemd voor een periode van ten hoogste 3 jaar. De leden kunnen telkens voor ten hoogste 3 jaar worden herbenoemd.

  • 3 De minister verleent tussentijds ontslag aan een lid van het Nationale Expert Team-Praktijk:

    • a. op eigen verzoek, of

    • b. wegens ongeschiktheid voor de functie.

  • 4 Elk Nationaal Expert Team-Praktijk stelt een reglement vast ter nadere regeling van haar werkzaamheden. Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister.

Artikel 28

  • 1 Een lid van een Nationaal Expert Team-Praktijk kan voor op verzoek van de minister uit te voeren taken een vergoeding declareren bij de minister.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

    • a. een honorarium per dag ter hoogte van het honorarium genoemd in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004, en

    • b. de ten behoeve van het uitvoeren van de taken gemaakte reis- en verblijfkosten in het binnenland volgens hetgeen daarover overeengekomen is in de laatste afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn worden vergoed.

  • 3 Functionarissen in dienst van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, ontvangen geen vergoeding als bedoeld in het eerste lid, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 september 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 oktober 2004.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Examenreglement voor luchtvarenden 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

Bijlage behorende bij artikel 8, vierde lid, van het Examenreglement voor luchtvarenden 2004

Organisatie van de theorie-examens ten behoeve van het RPL(GC)

1. Algemeen

  • 1.1 Het theoretisch examen voor het RPL(GC) beslaat de volgende negen onderwerpen:

    • 1. Luchtvaartwetgeving en de luchtverkeersleidingsprocedures (ATC);

    • 2. Menselijke prestaties;

    • 3. Meteorologie;

    • 4. Communicatie;

    • 5. Navigatie.

    • 6. Operationele procedures;

    • 7. Vluchtprestaties en -planning;

    • 8. Beginselen van het vliegen;

    • 9. Algemene kennis van het luchtvaartuig.

  • 1.2 Het examen over de onderwerpen 1 tot en met 7 wordt door het CBR afgenomen volgens de eisen van PPL(A) volgens verordening (EU) nr. 1178/2011. Op deze onderdelen van het theoretisch examen zijn zowel dit algemene gedeelte als de aanmeldingsprocedure en het examenreglement van het CBR van toepassing.

  • 1.3 Het examen over de gyrokopterspecifieke onderwerpen 8 en 9 wordt door een RFE(GC) afgenomen volgens de eisen van bijlage 8 bij de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2004. Op deze onderdelen van het theoretisch examen is deze bijlage van toepassing.

  • 1.4 Als de kandidaat er niet in slaagt om ten minste één theorie-examen af te leggen binnen 12 maanden nadat hij is voorgedragen door de daartoe bevoegde opleidingsinstelling, wordt de omvang en reikwijdte aan verdere opleiding bepaald door de bevoegde opleidingsinstelling op basis van de behoeften van de kandidaat.

  • 1.5 Een kandidaat wordt geacht het theorie-examen voor het RPL(GC) met succes te hebben afgelegd als hij voor alle vereiste theorie-examens, zowel bij het CBR als bij de RFE(GC) is geslaagd binnen een periode van 18 maanden, gerekend vanaf het eind van de kalendermaand waarin de kandidaat voor het eerst deelnam aan een examen.

  • 1.6 Een succesvol afgerond theorie-examen voor het RPL(GC) blijft geldig gedurende een periode van 36 maanden voor de afgifte van het bewijs van bevoegdheid RPL(GC). Deze periode wordt geteld vanaf de dag waarop de kandidaat slaagt voor het theorie-examen in overeenstemming met 1.5.

  • 1.7 Als een kandidaat voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid RPL(GC) na vier pogingen niet geslaagd is voor een van de theorie-examens, of niet voor alle examens is geslaagd binnen de in 1.5 vermelde periode van 18 maanden, moet hij alle theorie-examens opnieuw afleggen.

  • 1.8 Alvorens opnieuw aan de theorie-examens deel te nemen, moet de kandidaat verdere opleiding volgen bij een daartoe bevoegde opleidingsinstelling. De omvang en reikwijdte van de vereiste opleiding worden bepaald door de opleidingsinstelling op basis van de behoeften van de kandidaat.

2. Gyrokopterspecifiek deel van het theorie-examen

  • 2.1 De theorie-examens over de onderwerpen 8 en 9 onder 1.1 worden digitaal of schriftelijk afgelegd.

  • 2.2 De examenonderwerpen 8 en 9 onder 1.1 kunnen apart of gelijktijdig worden geëxamineerd. Bij een voldoende resultaat voor één van deze onderwerpen of beide onderwerpen wordt aan de kandidaat een resultaatbrief uitgereikt.

  • 2.3 De examenopgaven worden gesteld over een zo groot mogelijk gedeelte van de in de exameneisen vervatte leerstof, opdat een zo goed mogelijk beeld wordt verkregen van de kennis van de kandidaat. De examinator is verantwoordelijk voor de samenstelling van het examen. Het examen bestaat uit 10 meerkeuzevragen per onderwerp en duurt 20 minuten per onderwerp. Wanneer de onderwerpen gelijktijdig worden geëxamineerd krijgt de kandidaat 40 minuten voor het geheel. Het examen wordt op verzoek van de kandidaat in het Nederlands of Engels afgenomen.

  • 2.4 Voor ieder af te nemen theorie-examen draagt de examinator zorg voor het beschikbaar zijn van de benodigde examenruimte en de examenmaterialen. Voor de aanvang van een examen is hij verantwoordelijk voor de controle op het geschikt zijn van de examenruimte.

  • 2.5 Bij het examen is de examinator aanwezig voor het houden van toezicht.

  • 2.6 Uiterlijk 10 minuten voor aanvang van het examen vervoegt de kandidaat zich bij de toezichthoudende examinator.

  • 2.7 Bij het examen moeten kandidaten zich kunnen legitimeren met een geldig wettelijk identiteitsbewijs. De personalia van de kandidaat worden verwerkt op het examenuitslagformulier.

  • 2.8 De examenopgaven worden door de examinator bij de start van het examen ter beschikking gesteld aan de kandidaten.

  • 2.9 De kandidaten beantwoorden de opgaven slechts op daarvoor aan hen beschikbaar gestelde middelen. Eventueel uitgereikt papier wordt na afloop van het examen ingenomen. De kandidaten mogen op hun tafel slechts de zaken hebben, die door de toezichthoudende examinator noodzakelijk worden geacht. Uitlenen van hierboven bedoelde noodzakelijke zaken zonder toestemming van de examinator is niet toegestaan.

  • 2.10 Gedurende het examen mogen kandidaten het lokaal niet verlaten, niet met elkaar spreken en niet elkaars werk inzien. Als dat toch gebeurt, leidt dit tot het direct inleveren van het examenwerk en is de kandidaat gezakt met een 0% score. Kandidaten van wie bewezen is dat ze hebben gespiekt, is deelname aan elk ander examen verboden gedurende twaalf maanden vanaf de datum van het examen waarvoor ze hebben gespiekt.

  • 2.11 Zo spoedig mogelijk na de beëindiging van het schriftelijk examen wordt het werk door de examinator nagekeken en beoordeeld. De uitslag volgt binnen 48 uur na het afleggen van het examen. Een kandidaat slaagt voor een theorie-examenonderdeel wanner hij ten minste een score van tenminste 75% behaalt van het aantal punten die voor dat examenonderdeel kunnen worden behaald. Alle vragen zijn voor het vaststellen van de score van gelijke waarde tenzij anders bij de vraag aangegeven.

  • 2.12 De kandidaat ontvangt een schriftelijke resultaatbrief met de uitslag betreffende de onderwerpen 8 en 9. Bij voldoende score en bij het behalen van de overige PPL-theorie bij het CBR, kan op basis van deze resultaatbrief en de resultaatbrief van het CBR bij de examinator een certificaat theorie GC worden aangevraagd. Dit certificaat theorie GC heeft dezelfde geldigheidsduur als de statement of theoretical PPL-theorie, namelijk 36 maanden.

  • 2.13 Na afloop van het examen is de examinator verantwoordelijk voor archiveren van:

    • 1. het beoordeelde examenwerk,

    • 2. het volledige stel vragen, en

    • 3. het ingevulde examenuitslagformulier met daarop de uitslag van het examen per kandidaat en de aanduiding of een certificaat is uitgeschreven en uitgereikt.

    Al deze bescheiden worden door de examinator minimaal 5 jaren bewaard.

  • 2.14 Na afloop van het examen mogen de opgaven van het theorie-examen door kandidaten niet worden behouden.

  • 2.15 Indien een kandidaat het niet eens is met de uitslag van het examen over de onderwerpen 8 of 9 onder 1.1, kan hij de volgende stappen doorlopen.

    • 1. Hij verzoekt binnen drie weken na de datum van bekendmaking van het resultaat schriftelijk aan de examinator om een herziening van de uitslag. Binnen zes weken worden de foute antwoorden tussen kandidaat en examinator besproken. Bij deze bespreking kan de opleidingsinstantie die hem heeft voorgedragen op verzoek van de kandidaat aanwezig zijn. Indien dit gesprek niet leidt tot (voldoende) aanpassen van de score, kan de kandidaat over gaan tot punt 2.

    • 2. Hij dient een formeel bezwaar in bij de minister. Een senior examinator zal dan in overleg met de examinator het examen opnieuw beoordelen en de minister adviseren bij de beslissing op het bezwaar.

Naar boven