Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004

[Regeling vervallen per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-09-2004 t/m 20-03-2005

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 23 augustus 2004, nr. WJZ 4053550, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Economische Zaken 2004 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. de hoofden van dienst:

    • 1°. de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen,

    • 2°. de directeur-generaal van Economische Politiek,

    • 3°. de directeur-generaal van Energie,

    • 4°. de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie,

    • 5°. de directeur-generaal van Telecommunicatie en Post,

    • 6°. de directeur van de Auditdienst,

    • 7°. de directeur Communicatie,

    • 8°. de directeur Financieel-Economische Zaken,

    • 9°. de projectdirecteur Informatiemanagement en Automatisering,

    • 10°. de directeur Interne Zaken,

    • 11°. de directeur Personeel en Organisatie,

    • 12°. de directeur Wetgeving en Juridische Zaken,

    • 13°. de directeur van het Bureau voor de Industriële Eigendom,

    • 14°. de directeur van het Centraal Planbureau,

    • 15°. de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie;

    • 16°. de algemeen directeur van de EVD,

    • 17°. de inspecteur-generaal der mijnen,

    • 18°. de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,

    • 19°. de algemeen directeur van SenterNovem en

    • 20°. de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom;

  • c. P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

  • d. BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

  • e. ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Het in dit besluit ten aanzien van de minister bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op:

    • a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet.

  • 2 Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

    • a. beslissingen die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

    • b. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

    • c. beslissingen waaruit belangrijke financiële consequenties voor het rijk voortvloeien, behoudens voor zover een beslissing een rechtstreeks gevolg is van de bestaande aard en omvang van de regeringsbemoeienis op economisch gebied;

    • d. het vaststellen van ministeriële regelingen en beleidsregels;

    • e. delegatie van bevoegdheden;

    • f. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal is genomen;

    • g. aangelegenheden met betrekking tot de secretaris-generaal.

  • 3 Voorts heeft mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:

    • a. de Koningin en het Kabinet der Koningin;

    • b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;

    • c. een minister of een staatssecretaris;

    • d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;

    • e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft door het Bureau Economische Zaken gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, met uitzondering van het Adviescollege toetsing administratieve lasten;

    • h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Bij of krachtens dit besluit verleend mandaat, volmacht en machtiging heeft geen betrekking op:

  • a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen en

  • b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde belanghebbende is.

§ 2. Mandaat, volmacht en machtiging

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

  • b. het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de secretaris-generaal door de minister of een hoofd van dienst moeten worden vastgesteld;

  • c. het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;

  • d. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

    • 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of

    • 2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

  • e. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet vallend onder artikel 3, tweede lid, onder a, of behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

  • f. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet vallend onder artikel 3, tweede lid, onder a, of behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • b. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

    • c. aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een hoofd van dienst.

  • 2 Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, behoren in ieder geval:

    • a. het vaststellen van de organisatie en formatie van de diensten, voorzover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

    • b. het vaststellen van de apparaatskosten van de diensten;

    • c. het vaststellen van interne circulaires;

    • d. de P&O-aangelegenheden van het bureau secretaris-generaal;

    • e. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden;

    • f. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de hoofden van dienst;

    • g. besluiten ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 15 of hoger van bijlage B of bijlage A van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, inhoudende:

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Aan de hoofden van dienst wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, waaronder begrepen de P&O-aangelegenheden van zijn dienst, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal, of aan een ander hoofd van dienst.

  • 2 Aan de hoofden van dienst wordt voorts, ieder voor zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening, die zijn ingesteld in een algemeen verbindend voorschrift.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Betrekkingen wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van leden van de Adviescommissie exportkredietverzekering opkomende markten en van het Adviescollege Programma Samenwerking Oost-Europa.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de directeur-generaal van Energie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

  • a. de Mijnbouwwet, het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling, met uitzondering van het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen waarvoor in artikel 14 mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de inspecteur-generaal der mijnen;

  • b. benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de Mijnraad;

  • c. benoeming, schorsing en ontslag van de Technische commissie bodembeweging;

  • d. benoeming en ontslag van de leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland;

  • e. benoeming en ontslag van de bestuursleden van de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de directeur-generaal van Ondernemen en Innovatie wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming en het ontslag van de leden van de Gemeenschappelijke Raadgevende Commissie.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van verzoeken van de Nationale ombudsman en bezwaar- en beroepsschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, met uitzondering van:

    • a. bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden;

    • b. bezwaar- en beroepschriften die zijn gericht tegen beslissingen tot vaststelling van de uitnodiging tot betaling ter zake van anti-dumpingheffingen of compenserende heffingen en tot het geven van de beschikking ter zake van anti-dumpingheffingen en tot het geven van de beschikking ter zake van anti-dumpingheffingen of compenserende heffingen als bedoeld in de artikelen 22a, tweede lid en 22c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • c. bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen, genoemd in artikel 16;

    • d. bezwaar- en beroepschriften die gericht zijn tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door de algemeen directeur SenterNovem of door hem aangewezen ambtenaren;

    • e. bezwaar- en beroepschriften die gericht zijn tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom of door hem aangewezen ambtenaren;

    • f. bezwaar- en beroepschriften die gericht zijn tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door de algemeen directeur van de EVD of door hem aangewezen ambtenaren.

  • 2 Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken wordt voorts volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen die het werkterrein van de hoofden van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 13˚ tot en met 20˚ betreffen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de algemeen directeur van SenterNovem, de directeur-hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom en de algemeen directeur van de EVD wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door hem of door hem aangewezen ambtenaren.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de inspecteur-generaal der mijnen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. de P&O-aangelegenheden van de Dienst uitvoering en toezicht energie;

  • b. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in artikel 16;

  • c. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften die zijn gericht tegen een besluit op grond van de in artikel 16 genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet dat vóór of op 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, en is genomen en ondertekend namens de minister door één van de hoofden van dienst, bedoeld in artikel 1;

  • d. de voorbereiding van een beslissing op bezwaar en de behandeling van een beroepschrift, dat is gericht tegen een besluit op grond van de in artikel 16 genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet dat vóór 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie en dat is genomen en ondertekend door de minister.

§ 3. Instructies

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

  • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

§ 4. Ondermandaat

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De secretaris-generaal kan voor de aangelegenheden, bedoeld in artikel 5, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de plaatsvervangend secretaris-generaal en aan het hoofd van het bureau secretaris-generaal.

  • 2 De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming en ontslag van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen en colleges.

  • 3 De plaatsvervangend secretaris-generaal kan voor de aangelegenheden genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan het hoofd van het bureau secretaris-generaal.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De hoofden van dienst kunnen, ieder voor zijn werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, en voor zover van toepassing voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 16, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatie-onderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen of aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.

  • 2 Voor P&O-aangelegenheden geldt, in afwijking van het eerste lid, dat:

    • a. slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend aan de plaatsvervanger van het hoofd van dienst;

    • b. aan hoofden van ondergeschikte organisatie-onderdelen en andere functionarissen slechts ondermandaat, volmacht en machtiging kan worden verleend voor zover het betreft:

      • 1°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van personeel overeenkomstig de door de hoofden van dienst daartoe vastgestelde opleidingsplannen;

      • 2°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van personeel;

      • 3°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die de hoofden van dienst zijn aangegaan voor het aantrekken van servicekrachten;

      • 4°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;

      • 5°. het accorderen van reisdeclaraties.

  • 3 De plaatsvervangend secretaris-generaal kan aan hoofden van dienst schriftelijk toestemming geven voor het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging die afwijkt van het tweede lid.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken.

  • 2 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 19 en 20 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Personeel en Organisatie, de directeur van de Auditdienst en de Algemene Rekenkamer.

§ 5. Vervanging

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 De uit dit besluit voor de secretaris-generaal en de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

  • 2 De secretaris-generaal kan in verband met gelijktijdige afwezigheid van zowel hemzelf als zijn plaatsvervanger mandaat, volmacht en machtiging verlenen aan een directeur-generaal.

§ 6. Ondertekening bij afwezigheid minister

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 1 Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door hem wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.

  • 2 In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:

    De Minister van Economische Zaken,

    namens deze,

    overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

    (handtekening)

    (naam)

    secretaris-generaal

§ 7. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, het hoofd van het bureau secretaris-generaal, de hoofden van dienst en hun plaatsvervangers en de Algemene Rekenkamer.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2004.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 augustus 2004

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven