Regeling rechtspositie burgemeesters

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-2016 t/m 31-12-2018

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende een aantal rechtspositionele aangelegenheden ten aanzien van burgemeesters (Regeling rechtspositie burgemeesters)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 30, 31, 32 en 34 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Voor zover er sprake is van een vergoeding voor de aanschaf of het gebruik van de eigen computerapparatuur, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, ontvangt de burgemeester ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde van deze apparatuur en software voor de periode van maximaal drie jaar.

  • 2 De aanleg- en abonnementskosten van de internetverbinding ten behoeve van het gebruik van de computer komen ten laste van de gemeente.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders stelt het model van een bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, betreft het bedrag van:

    • a. de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van bagage en inboedel;

    • b. andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag, tot een maximum van € 5.818,46.

  • 2 Kosten in verband met de aan- of verkoop van een woning en verbouwingskosten worden niet aangemerkt als kosten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het recht op een verhuiskostenvergoeding vervalt indien de burgemeester niet binnen drie jaar is verhuisd.

  • 4 Indien de waarnemend burgemeester in verband met zijn benoeming naar de gemeente verhuist waar hij is benoemd, heeft hij recht op een verhuiskostenvergoeding.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien zijn verhuizing leidt tot dubbele woonlasten ontvangt de burgemeester in aanvulling op de verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 3, een tegemoetkoming in de kosten van dubbele woonlasten gedurende ten hoogste drie jaar na zijn benoeming, op voorwaarde dat hij in de gemeente is ingeschreven in de basisregistratie personen.

  • 2 De tegemoetkoming bestaat uit het bedrag van de gemaakte kosten van huisvesting en bedraagt ten hoogste 18% van de bezoldiging.

  • 3 Onder de daadwerkelijk gemaakte kosten van de huisvesting, bedoeld in het tweede lid, worden verstaan:

    • a. het bedrag van de huur van de woning in de gemeente waar de burgemeester is benoemd, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water;

    • b. de rente van schulden ter verwerving van de woning in de gemeente waar de burgemeester is benoemd, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water; óf

    • c. de korting op de bezoldiging vanwege de bewoning van een door de gemeente ter beschikking gestelde woonvoorziening, waaronder begrepen een ambtswoning, vermeerderd met de kosten voor elektriciteit, gas en water.

  • 4 De tegemoetkoming gaat in op de eerste dag van de maand na de benoeming waarop de dubbele woonlasten ontstaan en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de woning waar de burgemeester tot zijn benoeming woonde, is verkocht, of na afloop van de in het eerste lid bedoelde maximale duur. De datum van verkoop wordt bepaald op de dag dat de akte betreffende de overdracht van de woning bij de notaris is gepasseerd.

  • 5 De tegemoetkoming wordt slechts verleend indien:

    • a. de burgemeester binnen drie jaar na zijn benoeming een woning huurt of koopt in de gemeente waar hij is benoemd, dan wel een door de gemeente ter beschikking gestelde woonvoorziening betrekt, waaronder begrepen een ambtswoning; én

    • b. de woning waar de burgemeester ten tijde van zijn benoeming woonde, voor een ieder kenbaar te koop staat en er, nadat eventuele huurinkomsten uit die woning in mindering zijn gebracht op de rente over de schulden ter verwerving van die woning, een bedrag resteert dat voor zijn rekening komt.

  • 6 De verschuldigde loon- en inkomstenbelasting over de tegemoetkoming worden door de gemeente aan de burgemeester vergoed.

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op de benoemde waarnemend burgemeester.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De vergoeding voor reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, bedraagt voor de periode dat aan de burgemeester ontheffing van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben is verleend:

    • a. per maand het bedrag van de gemaakte pensionkosten doch ten hoogste 18% van de bezoldiging;

    • b. voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf:

      • 1°. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

      • 2°. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 2 Indien geen aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van pensionkosten, bedraagt de vergoeding voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 3 Onder gemaakte pensionkosten worden verstaan de kosten die de burgemeester maakt voor tijdelijke huisvesting in de gemeente waarin hij is benoemd. In deze kosten zijn begrepen de kosten van elektriciteit, gas en water, maar niet de kosten die in rekening worden gebracht voor overige diensten of zaken.

  • 4 Onder de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer worden verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

  • 5 De verschuldigde loon- en inkomstenbelasting over de vergoeding voor pensionkosten worden door de gemeente aan de burgemeester vergoed.

  • 6 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de benoemde waarnemend burgemeester.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien een burgemeester of een waarnemend burgemeester recht heeft op een vergoeding van pensionkosten kan hij de reiskosten voor één bezoek per week aan de woning waar hij ten tijde van zijn benoeming woonde, ten laste brengen van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 2 Indien een burgemeester een tegemoetkoming voor dubbele woonlasten ontvangt voor de woning waar hij ten tijde van zijn benoeming woonde, kan hij de reiskosten voor één bezoek per week aan die woning ten laste brengen van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt:

    • a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 2 De vergoeding van kosten voor woon- werkverkeer wordt uitsluitend toegekend indien de burgemeester is ingeschreven in de basisregistratie personen in de gemeente waarin hij is benoemd, of in het geval hem ontheffing van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben, is verleend voor ten hoogste de duur van die periode.

  • 3 De waarnemend burgemeester heeft recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer.

  • 4 De waarnemend burgemeester die op 31 januari 2016 in functie is, behoudt de vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer op basis van artikel 5, zoals dat luidde op 31 januari 2016.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien de burgemeester voor de uitoefening van zijn functie voor vervoer binnen de gemeente regelmatig zakelijk gebruik maakt van een eigen personenauto, heeft hij daarvoor aanspraak op een vaste vergoeding of een vergoeding op basis van het jaarlijks per eigen personenauto afgelegde aantal kilometers.

  • 2 De vaste vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand:

    • a. € 31,08 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;

    • b. € 44,40 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;

    • c. € 66,60 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;

    • d. € 79,92 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.

  • 3 De vergoeding op basis van het jaarlijks per eigen personenauto afgelegde aantal kilometers, bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan het aantal kilometers vermenigvuldigd met € 0,28. Het aantal kilometers dat maximaal kan worden gedeclareerd bedraagt per jaar:

    • a. 2100 in gemeenten met een oppervlak tot 50 vierkante kilometer;

    • b. 3000 in gemeenten met een oppervlak van 50 tot 100 vierkante kilometer;

    • c. 4500 in gemeenten met een oppervlak van 100 tot 150 vierkante kilometer;

    • d. 5400 in gemeenten met een oppervlak van 150 vierkante kilometer en meer.

  • 4 Indien de burgemeester voor de uitoefening van de functie binnen de gemeente geen aanspraak maakt op de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, ontvangt hij de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 4, vijfde lid.

  • 5 Een burgemeester die de beschikking heeft over een dienstauto en daarnaast regelmatig gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt een vergoeding die is gebaseerd op de helft van de in het tweede lid genoemde bedragen, respectievelijk op de helft van het in het derde lid genoemde aantal kilometers.

  • 6 Voor een dienstreis met een bestemming buiten de gemeente, geldt bij gebruik van een eigen personenauto een vergoeding van € 0,28 per kilometer of een vergoeding van de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De vergoeding voor reiskosten, bedoeld in artikel 34 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, bedraagt:

  • a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 4, vijfde lid;

  • b. € 0,09 per afgelegde kilometer voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, indien het gebruik van het openbaar vervoer doelmatig was;

  • c. € 0,37 per afgelegde kilometer voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, indien het gebruik van het openbaar vervoer niet doelmatig was.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Het declareren van de kosten geschiedt onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004, met dien verstande dat:

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeesters.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven