Heffing van omzetbelasting ten aanzien van gratis of tegen gereduceerd tarief verstrekt [...] door personenvervoerbedrijven aan hun personeel c.s.

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 22-12-2003 t/m 08-02-2009

Heffing van omzetbelasting ten aanzien van gratis of tegen gereduceerd tarief verstrekt vervoer door personenvervoerbedrijven aan hun personeel c.s.

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Met betrekking tot de heffing van omzetbelasting ten aanzien van het gratis of tegen gereduceerd tarief vervoeren van personeel en hun gezinsleden door personenvervoerbedrijven, zijn in de praktijk vragen gerezen. Terzake merk ik het volgende op.

Ingeval een exploitant van een personenvervoerbedrijf (zoals trein- of busmaatschappijen) personeel gratis of tegen een gereduceerd tarief vervoersbewijzen verstrekt, dient ingevolge artikel 16 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in samenhang met het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA) de in artikel 15, eerste lid, van de Wet bedoelde aftrek te worden uitgesloten voor zover sprake is van het verstrekken van privé-vervoer. Dit betekent dat moet worden vastgesteld welk gedeelte van de aan de ondernemer in rekening gebrachte omzetbelasting dient te worden toegerekend aan het gratis of tegen gereduceerd tarief verstrekte privé-vervoer.

Gelet op de zich hierbij voordoende praktische problemen heb ik aanleiding gevonden goed te keuren dat in deze gevallen de uitsluiting van aftrek op grond van het BUA wordt bepaald op het bedrag aan omzetbelasting dat de ondernemer verschuldigd zou zijn, ingeval de desbetreffende vervoerbewijzen door het personeel zouden zijn aangeschaft tegen een vergoeding die terzake normaal aan derden in rekening zou worden gebracht. In dit verband merk ik op dat ingeval de ondernemer ter zake van de verstrekking van vervoersbewijzen een vergoeding in rekening heeft gebracht, de aftrek op grond van artikel 2 van het BUA niet is uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van die prestatie verschuldigde belasting. Tevens wijs ik erop dat in een situatie waarin het verstrekken van vervoersbewijzen geschiedt tegen bijvoorbeeld inlevering van loon of vakantiedagen, voor de heffing van omzetbelasting evenzeer sprake is van een vergoeding ter zake van de verstrekking van die vervoersbewijzen.

Aan toepassing van de in dit besluit neergelegde faciliteit verbind ik de voorwaarde dat onder personeel in vorenbedoelde zin worden begrepen werknemers van personenvervoerbedrijven, gepensioneerde werknemers van die bedrijven alsmede hun gezinsleden.

Naar boven