Tijdelijke subsidieregeling Nationaal Programma GO

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 09-06-2004 t/m 31-12-2006

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 2003, nr. HDJZ/ABR/2003-410, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende verstrekking van subsidie in het kader van het nationaal programma gebruikersondersteuning (Tijdelijke subsidieregeling Nationaal Programma GO)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. NIVR: Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart;

  • c. NWO-ALW: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, het gebied Aard- en Levenswetenschappen;

  • d. fundamenteel onderzoek: onderzoek dat gericht is op de uitbreiding van de algemene wetenschappelijke en technische kennis zonder industriële of commerciële doelstellingen;

  • e. industrieel onderzoek: geprogrammeerd of kritisch onderzoek dat gericht is op:

    • het opdoen van nieuwe kennis met het doel deze kennis te gebruiken bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten,

    • het aanmerkelijk verbeteren van bestaande producten, processen of diensten, of

    • het aanmerkelijk verbeteren van bestaande gegevensinfrastructuur;

  • f. gegevensinfrastructuur: uitrusting die door middel van aardobservatie verkregen satellietgegevens en -dataproducten toegankelijk maakt, alsmede de verspreiding en de verwerking ervan vergemakkelijkt;

  • g. universiteit: een onder a of b van de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

  • h. onderzoeksinstelling: een openbare instelling zonder winstoogmerk die zelf kwalitatief hoogstaand onderzoek uitvoert op het terrein van aardobservatie;

  • i. bedrijf: een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 (PbEG L 010) betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, die producten en diensten ontwikkelt uit aardobservatiegegevens.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister kan jaarlijks op aanvraag van een universiteit, een onderzoeksinstelling of een bedrijf een subsidie verstrekken voor de uitvoering van een onderzoeksproject dat gericht is op de ondersteuning van de gebruikers van gegevens verkregen uit Europese en niet-Europese satellietprogramma’s voor aardobservatie in het belang van wetenschappelijk, toegepast of beleidsondersteunend onderzoek, dan wel in het belang van institutioneel gebruik of gebruik door bedrijven. De volgende categorieën onderzoek komen voor subsidie in aanmerking:

  • a. fundamenteel onderzoek, of

  • b. industrieel onderzoek.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het subsidieplafond voor het jaar 2003 bedraagt voor fundamenteel onderzoek € 1.382.354 en voor industrieel onderzoek € 765.376.

  • 2 Het subsidieplafond voor het jaar 2004 bedraagt voor fundamenteel onderzoek € 477.981 en voor industrieel onderzoek € 788.821, waarbij binnen het subsidieplafond voor industrieel onderzoek:

  • 3 Het subsidieplafond voor het jaar 2005 bedraagt voor fundamenteel onderzoek € 716.973 en voor industrieel onderzoek € 1.052.770, waarbij binnen het subsidieplafond voor industrieel onderzoek:

  • 4 Het subsidieplafond voor het jaar 2006 bedraagt voor fundamenteel onderzoek € 626.217 en voor industrieel onderzoek € 626.217.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De aanvragen worden beoordeeld naar de mate waarin de voorgestelde onderzoeksprojecten voldoen aan de volgende criteria:

    • a. ten aanzien van fundamenteel onderzoek:

      • 1°. de wetenschappelijke probleem- en doelstelling van het onderzoeksproject is in begrijpelijke en heldere termen geformuleerd;

      • 2°. de wetenschappelijke benadering en onderzoeksmethode van het onderzoeksproject is duidelijk kenbaar;

      • 3°. het onderzoeksproject heeft potentie tot verdieping, verbreding of toepassing van kennis;

      • 4°. de begeleider van het onderzoeksproject is internationaal wetenschappelijk erkend;

      • 5°. de haalbaarheid van het onderzoeksproject met inbegrip van de financiële aspecten is aangetoond;

      • 6°. de vraagstelling en methode van het onderzoeksproject zijn origineel en innovatief;

      • 7°. de noodzaak voor het geschikt maken van satellietgegevens voor verdere toepassing in vernieuwend wetenschappelijk onderzoek is aangetoond.

    • b. ten aanzien van industrieel onderzoek gericht op het opdoen van nieuwe kennis:

      • 1°. de beschrijving en het te bereiken resultaat van het onderzoeksproject zijn in begrijpelijke en heldere termen geformuleerd;

      • 2°. de aanvrager is de potentiële gebruiker van de aan te tonen toepassing van het eindproduct;

      • 3°. de gebruikerswensen ten aanzien van het eindproduct worden in het projectplan vastgesteld;

      • 4°. de mogelijkheden en kansen voor toekomstig eindgebruik van het eindproduct zijn geïdentificeerd;

      • 5°. het onderzoeksproject bouwt voort op de resultaten van fundamenteel onderzoek;

      • 6°. de technische haalbaarheid van het onderzoeksproject is aangetoond;

      • 7°. er wordt een kosten-baten analyse uitgevoerd;

      • 8°. de bredere toepasbaarheid van de resultaten van het onderzoeksproject wordt in het projectplan aangetoond.

    • c. ten aanzien van industrieel onderzoek gericht op het aanmerkelijk verbeteren van bestaande producten, processen en diensten:

      • 1°. de beschrijving en het te bereiken resultaat van het onderzoeksproject zijn in begrijpelijke en heldere termen geformuleerd;

      • 2°. de aanvrager is de gebruiker van het verbeterde product of de verbeterde dienst;

      • 3°. de verbetering van het product, het proces of de dienst is gebaseerd op vastgestelde gebruikerseisen;

      • 4°. het eindgebruik van het eindproduct is geïdentificeerd;

      • 5°. de mogelijkheden en kansen voor toekomstig eindgebruik van het eindproduct zijn geïdentificeerd;

      • 6°. er is aansluiting gezocht bij de resultaten van fundamenteel onderzoek;

      • 7°. er wordt een kosten-baten analyse uitgevoerd.

    • d. ten aanzien van industrieel onderzoek gericht op het aanmerkelijk verbeteren van bestaande gegevensinfrastructuur:

      • 1°. de beschrijving en het te bereiken resultaat van het onderzoeksproject zijn in begrijpelijke en heldere termen geformuleerd;

      • 2°. de inhoudelijke kwaliteit en de voorgestelde technische aanpak zijn in begrijpelijke en heldere termen geformuleerd;

      • 3°. de verhouding tussen de geraamde kosten en het te verwachten resultaat is aangegeven;

      • 4°. de bijdrage aan de ontsluiting van informatie over en toegang tot beschikbare aardobservatiegegevens en geo-informatieproducten zijn aangegeven;

      • 5°. de bijdrage aan de belangen van de aanbieders en de afnemers van informatie, gegevens en geo-informatieproducten is aangegeven;

      • 6°. de aansluiting bij Europese en niet-Europese initiatieven op het gebied van de aardobservatie gegevensinfrastructuur is aangegeven;

      • 7°. de raming van de voorziene exploitatiekosten van de gegevensinfrastructuur is aangegeven;

      • 8°. de bijdrage van de gegevensinfrastructuur aan toekomstig duurzaam gebruik van toepassingen van aardobservatie is aangegeven.

  • 3 Aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op fundamenteel onderzoek naar klimaatmonitoring en die voldoen aan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde criteria, worden bij de rangschikking van de aanvragen zodanig in de rangorde geplaatst, dat binnen het subsidieplafond voor fundamenteel onderzoek een minimumbedrag aan dergelijke aanvragen is besteed. Voor 2003 is het minimumbedrag gesteld op € 161.386, voor 2004 op € 133.108, voor 2005 op € 199.663 en voor 2006 op € 199.663.

  • 4 Aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op industrieel onderzoek naar klimaatmonitoring en die voldoen aan de in het tweede lid, onderdelen b of c, genoemde criteria, worden bij de rangschikking van de aanvragen zodanig in de rangorde geplaatst, dat binnen het subsidieplafond voor industrieel onderzoek een minimumbedrag aan dergelijke aanvragen is besteed. Voor 2003 is het minimumbedrag gesteld op € 161.386, voor 2004 op € 133.108, voor 2005 op € 299.494 en voor 2006 op € 199.663.

  • 5 Aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op industrieel onderzoek ten aanzien waarvan in de uitvoering samengewerkt wordt met bedrijven en die voldoen aan de in het tweede lid, onderdelen b of c, genoemde criteria, worden bij de rangschikking van de aanvragen zodanig in de rangorde geplaatst, dat binnen het subsidieplafond voor industrieel onderzoek een minimumbedrag aan dergelijke aanvragen is besteed. Voor 2003 is het minimumbedrag gesteld op € 484.032, voor 2004 op € 242.016 en voor 2005 op € 453.870.

  • 6 Indien het subsidiebedrag dat verleend kan worden aan de subsidieaanvrager wiens aanvraag als eerste in de rangorde is geplaatst, lager is dan het subsidieplafond, genoemd in artikel 3, eerste of tweede lid, of het subsidieplafond bedoeld in artikel 3, derde lid, verleent de minister dat subsidiebedrag. Indien aan de aanvrager van de volgende aanvraag een subsidiebedrag verleend kan worden dat lager is dan het bedrag dat na beslissing op de eerste aanvraag resteert, verleent de minister ook aan die aanvrager dat subsidiebedrag, en zo vervolgens.

  • 7 Indien in de rangorde een aanvraag aan de orde is, waarop een hoger bedrag kan worden verleend dan het bedrag dat van het subsidieplafond resteert, wordt het subsidiebedrag bepaald gelijk aan dat bedrag.

  • 8 De minister wijst de resterende aanvragen af.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt gericht aan de minister en ingediend bij het NIVR, Postbus 35, 2600 AA Delft.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een projectplan;

    • b. een begroting van inkomsten en uitgaven waarin, voorzover hiervan sprake is, zijn opgenomen een overzicht van bij derden aangevraagde bijdragen en een overzicht van de bijdragen van aanvrager.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend in de periode van 1 mei tot 1 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag voor subsidie betrekking heeft.

  • 5 In afwijking van het vierde lid wordt de aanvraag voor het jaar 2004 ingediend met ingang van de dag waarop deze regeling in werking treedt tot en met 15 januari 2004.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan het project toe te rekenen, na indiening van de aanvraag en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

  • a. personeelskosten;

  • b. kosten van apparatuur en uitrusting die uitsluitend en permanent voor onderzoek worden gebruikt voorzover deze apparatuur en uitrusting niet op commerciële basis worden afgestaan;

  • c. kosten van advies en soortgelijke diensten die uitsluitend voor het onderzoek worden gebruikt met inbegrip van aangekocht onderzoek en aangekochte technische kennis;

  • d. extra algemene kosten voorzover die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien;

  • e. overige exploitatiekosten voorzover die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister geeft de beschikking tot subsidieverlening binnen vijf maanden na de einddatum van de in artikel 5, vierde of vijfde lid, genoemde periode.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De subsidie voor een project bedraagt voor:

    • a. fundamenteel onderzoek, ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten;

    • b. industrieel onderzoek, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien ter zake van de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door een bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is of wordt verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan de ingevolge het eerste lid geldende percentages.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister kan bij de subsidieverlening bepalen dat aan de subsidie-ontvanger een voorschot wordt betaald.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2 De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a. een schriftelijke verantwoording omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van het project;

    • b. een financieel eindverslag.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De minister neemt binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 10, een beslissing over de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op de resultaten van een gesubsidieerd project rusten geen exclusieve intellectuele eigendomsrechten.

  • 2 Met het oog op het actief verspreiden van kennis op het gebied van aardobservatie stellen de uitvoeringsorganisaties, genoemd in artikel 13, de publicaties van alle onderzoeksresultaten aan een ieder ter beschikking. De kennisverspreiding vindt onverwijld na de afronding van het project plaats.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling wordt uitgevoerd door:

  • a. het NIVR voorzover het betreft de behandeling van subsidieaanvragen voor industrieel onderzoek, en

  • b. NWO-ALW voorzover het betreft de behandeling van subsidieaanvragen voor fundamenteel onderzoek.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De uitvoeringsorganisaties, genoemd in artikel 13, onder a en b, overleggen gezamenlijk jaarlijks voor 1 maart een rapportage aan de minister over de uitvoering van deze regeling.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt de rapportage in het jaar 2003 binnen vier weken na inwerkingtreding van deze regeling aan de minister overgelegd.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister alle medewerking aan een door de minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitvoeren van het project een toegevoegde waarde heeft geleverd aan de doelstellingen van deze regeling.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Projectvoorstellen die in het kader van het Nationaal Programma Gebruikersondersteuning 2001–2005 in het jaar 2002 zijn ingediend worden vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van deze regeling aangemerkt als aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.

  • 2 In afwijking van artikel 7 geeft de minister ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aanvragen de beschikking tot subsidieverlening binnen 8 weken na de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2007, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor deze datum zijn verleend.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Nationaal Programma GO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het NIVR.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat

M.H. Schultz van Haegen

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Ligt ter inzage bij het NIVR.]

Naar boven