Stb. 2006, 387, datum inwerkingtreding 01-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23
jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die:
-
a. gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft dat niet hoger
is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel
34 heeft;
-
b. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode geen inkomsten uit of in verband met
arbeid heeft ontvangen of ten aanzien van wie het college van oordeel is dat, gelet
op de zeer geringe hoogte van de inkomsten uit of in verband met arbeid in die periode
en de zeer geringe duur van deze arbeid, in redelijkheid niet gesproken kan worden
van een feitelijke aanwezigheid van arbeidsmarktperspectief;
-
c. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode naar het oordeel van het college voldoende
heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden, en;
-
d. na een periode als bedoeld in onderdeel a, binnen een periode van twaalf maanden niet
voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking is gekomen.
2 Bij de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt
een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.
3 De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de datum waarop een periode
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is bereikt.
4 In afwijking van het eerste lid verleent het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag
aan een persoon van 23 jaar of ouder:
-
a. die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van tenminste 80 procent
dan wel recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk
6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
b. voor wie bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is afgezien van het arbeidsdeskundig
onderzoek, en;
-
c. die voldoet aan het eerste lid, onderdelen a, b, voorzover het inkomsten uit arbeid
betreft, c, en d.
5 De langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden € 454,00
[Red: per 1 januari 2006: € 473,00]
, voor een alleenstaande ouder € 408,00
[Red: per 1 januari 2006: € 425,00]
en voor een alleenstaande € 318,00
[Red: per 1 januari 2006: € 331,00]
per jaar.
6 De artikelen 8, eerste lid, onderdeel b, 13, eerste lid, onderdeel a, en derde lid,
18, tweede en derde lid, 40, 46, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 54, paragraaf
6.4 en 6.5, alsmede artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing.