Stb. 2016, 498, datum inwerkingtreding 01-02-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 04-07-2016.
1 Indien een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon
die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, verleent het college loonkostensubsidie
aan de werkgever:
-
a. met inachtneming van het vierde lid, nadat het college eerst de loonwaarde van die
persoon heeft vastgesteld en de dienstbetrekking tot stand komt, dan wel
-
b. met inachtneming van het vijfde lid, nadat het college in overleg met de werkgever
heeft vastgesteld dat de vaststelling van de loonwaarde van die persoon achterwege
kan blijven en de dienstbetrekking tot stand komt.
2 Indien een werkgever reeds een dienstbetrekking is aangegaan met een persoon die met
voltijdse arbeid niet in staat blijkt tot het verdienen van het wettelijk minimumloon
doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die in de periode van zes
maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking deelnam aan:
-
a. het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs,
-
b. het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra,
of
-
c. de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs,
stelt het college op diens aanvraag in aanvulling op artikel 7 de loonwaarde van die persoon vast en verleent het college de loonkostensubsidie,
met in achtneming van het vierde lid, aan de werkgever.
3 Het eerste en tweede lid is niet van toepassing indien de arbeid wordt verricht in
een dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 2 en 7 van de Wet sociale werkvoorziening.
4 De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het
tweede lid, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak
op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van
de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag, maar is ten hoogste 70 procent van
het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag
op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd
met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. De
loonkostensubsidie wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur
korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag.
5 De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedraagt
gedurende een periode van maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking 50
procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag
op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd
met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. Over
het tijdvak na die periode stelt het college de loonwaarde vast en verleent het college
loonkostensubsidie met inachtneming van het vierde lid. De loonkostensubsidie wordt
naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan
de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
6 Het college bepaalt na aanvang van de dienstbetrekking bij toepassing van het vierde
lid ambtshalve in overleg met de persoon en met de werkgever wanneer de loonwaarde
opnieuw wordt vastgesteld en past, indien de hoogte van de loonwaarde is gewijzigd,
de hoogte van de loonkostensubsidie aan.
7 Het college stelt na aanvang van de dienstbetrekking de hoogte van de loonkostensubsidie
ambtshalve opnieuw vast met ingang van 1 januari van het kalenderjaar in overeenstemming
met de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon in het voorafgaande jaar en de aanspraak
op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
en de vergoeding voor werkgeverslasten, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
8 Het eerste en tweede lid zijn niet langer op een persoon van toepassing, vanaf het
moment dat is vastgesteld dat die persoon niet tot de doelgroep loonkostensubsidie
behoort.
9 Indien het college loonkostensubsidie als bedoeld in dit artikel verleent, verleent
het ten aanzien van dezelfde dienstbetrekking geen andere subsidie voor de loonkosten.
10 Indien een persoon in een dienstbetrekking waarbij loonkostensubsidie als bedoeld
in dit artikel wordt verleend zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente,
wordt gedurende die dienstbetrekking onder college in dit artikel verstaan het college
dat op grond van het eerste of tweede lid de loonkostensubsidie verleende.
11
[Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]
12 Het college verstrekt geen loonkostensubsidie met betrekking tot perioden waarin recht
bestaat op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet.