Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën B en E bij B

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 31-12-2013 t/m heden

Regeling houdende vaststelling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën B en E bij B (Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën B en E bij B)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2000/56/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 september 2000 tot wijziging van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) en artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel 1

De aanvrager van het praktijkexamen dient blijk te geven in staat te zijn na te gaan of er met het examenvoertuig veilig gereden kan worden. De hierna genoemde punten komen aan de orde:

  • a. het verstellen van de zitplaats van de bestuurder voor een juiste zithouding;

  • b. het afstellen van de spiegels, de hoofdsteun en de veiligheidsgordel;

  • c. nagaan of de portieren gesloten zijn.

Artikel 2

Naast de punten genoemd in artikel 1 moet de aanvrager in staat zijn een selectie van de hierna genoemde handelingen uit te voeren:

  • a. controle van de banden en bandenspanning;

  • b. controle van de verlichting, reflectoren en richtingaanwijzers;

  • c. controle van de stuurinrichting;

  • d. controle van de positie en functie van de diverse bedieningsorganen, schakelaars, controlelampjes en meters;

  • e. controle van de remmen;

  • f. controle van het oliepeil;

  • g. controle van de claxon;

  • h. controle van de koelvloeistof, remvloeistof, ruitensproeiervloeistof en accu.

Artikel 3

Tijdens het praktijkexamen dient de aanvrager blijk te geven in staat te zijn om in verkeerssituaties op veilige wijze:

  • a. de kant van de weg of de parkeerruimte te verlaten;

  • b. op het juiste weggedeelte en met aanpassing van de snelheid aan de weg- en verkeersomstandigheden aan het verkeer deel te nemen;

  • c. te rijden op rechte weggedeelten;

  • d. bochten te rijden;

  • e. afstand te houden ten opzichte van andere voertuigen;

  • f. van rijstrook te veranderen en andere zijdelingse verplaatsingen uit te voeren;

  • g. andere weggebruikers in te halen, alsook obstakels voorbij te rijden;

  • h. juist te handelen ten opzichte van tegenliggers, ook bij wegversmallingen;

  • i. door overige weggebruikers tegemoet gekomen en ingehaald worden;

  • j. een overweg te naderen en veilig over te steken;

  • k. te rijden nabij en op bijzondere weggedeelten, zoals erven, in- en uitritten, voetgangersoversteekplaatsen, tram- en bushaltes;

  • l. een kruispunt te naderen en over te steken;

  • m. rechts of links af te slaan op kruispunten;

  • n. via de invoegstrook de doorgaande rijbaan op te rijden (invoegen) en via de uitvoegstrook de doorgaande rijbaan te verlaten (uitvoegen);

  • o. een rotonde te berijden;

  • p. een aantal bijzondere verrichtingen (vaardigheden) uit te voeren met het voertuig;

  • q. te rijden in tunnels.

Artikel 4

De aanvrager dient tijdens het praktijkexamen blijk te geven inzicht te hebben ten aanzien van de in artikel 3 genoemde handelingen en manoeuvres door middel van:

  • a. het letten op tekens en overige aanduidingen op de weg;

  • b. het tijdig en op juiste wijze geven van signalen aan de overige weggebruikers en tijdig en op juiste wijze te reageren op signalen van de overige weggebruikers;

  • c. het adequaat reageren in gevaarlijke situaties of op onjuist gedrag van derden;

  • d. het tijdig en op juiste wijze reageren op tekens en aanwijzingen van bevoegde personen;

  • e. het permanent rekening te houden met (mogelijke) andere weggebruikers, in het bijzonder kwetsbare weggebruikers als voetgangers, fietsers e.d;

  • f. rekening te houden met weg- en weersomstandigheden;

  • g. het op de juiste wijze verlenen van voorrang aan bestuurders en het voor laten gaan van weggebruikers die daar recht op hebben;

  • h. het innemen van de juiste plaats op de weg voor het uitvoeren van voorgenomen handelingen zoals inhalen, afslaan en stoppen, en het daarvoor geschikte dan wel bestemde weggedeelte te kiezen;

  • i. het houden van voldoende volgafstand ten opzichte van de overige bestuurders en weggebruikers;

  • j. te rijden met een veilige, aan de verkeersomstandigheden aangepaste snelheid en daarbij de geldende maximumsnelheid niet te overschrijden.

Artikel 5

De aanvrager dient bij het uitvoeren van de in de artikelen 3 en 4 genoemde examenonderdelen blijk te geven:

  • a. het ontkoppelings- en schakelmechanisme van het voertuig op juiste wijze te bedienen;

  • b. zuinig en energie-efficiënt te rijden, waarbij wordt gelet op het aantal omwentelingen per minuut en het schakelen, remmen en versnellen;

  • c. zowel de gastoevoer als de remmen van het voertuig op juiste en economische wijze te bedienen;

  • d. de verlichtings-, waarschuwings- en andere hulpapparatuur tijdig en op de juiste wijze te bedienen;

  • e. het voertuig behoorlijk te beheersen;

  • f. onder alle omstandigheden rekening houden met de aard en omvang van het voertuig en de beperkingen van het gezichtsveld;

  • g. tijdig en op doelmatige wijze de snelheid van het voertuig te vertragen, te remmen en te stoppen.

Artikel 6

De in artikel 3, onder p, bedoelde bijzondere verrichtingen bestaan voor de categorie B uit:

  • a. het op juiste en veilige wijze in- of uitstappen;

  • b. het in een rechte lijn achteruit rijden;

  • c. het achteruitrijden van aangegeven bochten (bocht achteruit);

  • d. het parkeren van het voertuig in een haaks of schuin parkeervak;

  • e. het op juiste wijze parkeren van het voertuig op een evenwijdig ten opzichte aan de weg gelegen parkeerruimte (file parkeren);

  • f. het op juiste wijze keren van het voertuig door middel van steken op een niet te brede weg (straatje keren);

  • g. het met het voertuig maken van een halve draai in een vloeiende beweging binnen een beperkte ruimte (keren);

  • h. het voertuig op juiste wijze op een helling tot stilstand brengen en weer optrekken (hellingproef);

  • i. het na afloop van de rit uitvoeren van de noodzakelijke controlehandelingen om het voertuig veilig achter te kunnen laten.

Artikel 7

De in artikel 3, onder p, bedoelde bijzondere verrichtingen bestaan voor de categorie E bij B uit:

  • a. het op juiste en veilige wijze in- of uitstappen;

  • b. het in een rechte lijn achteruitrijden tot een aangegeven punt;

  • c. het via een bocht achteruitrijden tot een aangegeven punt;

  • d. het op juiste wijze keren van de voertuigcombinatie met gebruikmaking van een zijstraat;

  • e. het op juiste wijze keren van de voertuigcombinatie door middel van een halve draai binnen een beperkte ruimte;

  • f. de voertuigcombinatie op juiste wijze op een helling tot stilstand brengen en weer optrekken (hellingproef);

  • g. het op juiste wijze beproeven van de remmen;

  • h. het na afloop van de rit uitvoeren van de noodzakelijke controlehandelingen om het voertuig veilig achter te kunnen laten;

  • i. het aan- en afkoppelen van de aanhanger.

Artikel 8

Na afloop van het praktijkexamen draagt het CBR er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën B en E bij B.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat

K.M.H. Peijs

Naar boven