Heffingsverordening 2003

[Regeling vervallen per 16-10-2019.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 18-09-2004.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 13-12-2003 t/m 15-10-2019

Verordening van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, houdende regels ter zake van de aan de onder het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar 2003 (Heffingsverordening 2003)

HET BESTUUR VAN HET HOOFDBEDRIJFSCHAP AFBOUW EN ONDERHOUD,

Gelet op de artikelen 93 en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en artikel 10 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud,

Besluit:

VERORDENING

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. hoofdbedrijfschap: Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud;

  • b. onderneming: onderneming waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld;

  • c. ondernemer: degene die een onderneming drijft waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld;

  • d. omzet: omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat twee jaar vooraf gaat aan het tijdvak waarover wordt geheven.

§ 2. Heffingen

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 wordt aan degenen die een onderneming drijven als basisheffing opgelegd een voor al deze ondernemingen gelijk bedrag van € 225.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

  • 1 Onverminderd de in artikel 2 genoemde basisheffing wordt over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 aan degene die een onderneming drijft een heffing opgelegd op grondslag van de omzet. Het tarief bedraagt:

    • -

      voor het gedeelte van de omzet tot en met € 50.000: nihil;

    • -

      voor het gedeelte van de omzet van € 50.001 tot en met € 750.000: 2,6 promille van de omzet.

    • -

      voor het gedeelte van de omzet van € 750.001 tot en met € 7.500.000: 1,7 promille van de omzet.

    Geen heffing is verschuldigd over het gedeelte van de omzet liggend boven € 7.500.000.

  • 2 De heffingsbedragen worden afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

  • 1 Ten aanzien van een onderneming, die twee jaar voor het tijdvak waarover wordt geheven nog geen vol kalenderjaar is gevestigd, geldt als omzet, bedoeld in artikel 1 sub d., de omzet bereikt in een door de secretaris aan te wijzen tijdvak van twaalf maanden, dan wel de omzet, welke volgens ambtshalve schatting van de secretaris in een tijdvak van twaalf maanden zal worden bereikt.

  • 2 Ten aanzien van een onderneming, gevestigd na de aanvang van het tijdvak waarover wordt geheven, geldt als omzet bedoeld in artikel 1 sub d., de omzet, welke volgens ambtshalve schatting van de secretaris zal worden bereikt in het tijdvak, lopende van de vestiging tot en met de laatste datum van het heffingsjaar.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

  • 1 Indien voor de ondernemer tevens het Hoofdbedrijfschap Ambachten is ingesteld en door dit hoofdbedrijfschap heffing wordt opgelegd, wordt de door de ondernemer verschuldigde basis heffing verminderd met € 53,42.

  • 2 Indien voor de ondernemer tevens het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel is ingesteld en door dit hoofdbedrijfschap heffing wordt opgelegd, wordt de door de ondernemer verschuldigde basis heffing verminderd met € 47,87.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

De ondernemer is verplicht om desgevraagd het bestuur van het hoofdbedrijfschap eenmaal per jaar een opgave te verstrekken van de omzet van de onderneming en het aantal werkzame personen. Indien ondanks een herhaald verzoek van het bestuur deze gegevens niet worden verstrekt, wordt een ambtshalve schatting gemaakt van de loonsom of de omzet en wordt de heffing opgelegd volgens het in deze verordening bepaalde, echter met inachtneming van de geschatte omzet of loonsom.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

  • 1

Degene die een onderneming drijft, waarvoor het hoofdbedrijfschap is ingesteld, is verplicht toe te staan, dat vanwege het hoofdbedrijfschap, voor zover nodig voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van deze verordening of voor het verkrijgen van gegevens, welke in strijd met deze verordening niet zijn verstrekt, inzage wordt genomen van de boeken en bescheiden van de onderneming. Hij is gehouden aan de inzage de nodige medewerking te verlenen.

  • 2

De inzage vindt slechts plaats door personen, die daartoe een schriftelijke opdracht van het bestuur van het bedrijfschap kunnen overleggen. De opdracht vermeldt het doel waarvoor de inzage plaatsvindt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

De krachtens deze verordening ter beschikking van het hoofdbedrijfschap komende gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van deze verordening. Tot deze gegevens hebben alleen toegang het bestuur en de door hem aangewezen personen, alsmede, ten behoeve van de controle op de inkomsten en uitgaven van het hoofdbedrijfschap, leden van het personeel van een door het bestuur of het dagelijks bestuur aangewezen accountantskantoor, dat lid is van een organisatie, die haar leden aan tuchtrecht onderwerpt. Het bestuur en de door haar aangewezen personen zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens tegenover een ieder met uitzondering van de leden van het personeel van vorenbedoeld accountantskantoor.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Het bestuur van het hoofdbedrijfschap is bevoegd om op een daartoe strekkend verzoek geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de betaling van een krachtens deze Verordening opgelegde heffing, indien haar dit als gevolg van bijzondere omstandigheden redelijk dan wel billijk voorkomt.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

  • 1 Aan de ondernemer die lid is van de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (K.V. FOSAG) en over het jaar 2002 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de krachtens deze verordening verschuldigde heffing een aftrek toegestaan van 50% van het bedrag dat de betrokkene als contributies heeft betaald met een minimum van € 300 en een maximum van € 780, doch niet meer dan de helft van het krachtens deze verordening verschuldigde. Het bedrag van de aftrek wordt afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd. De aftrek wordt slechts toegestaan als de contributie ter zake waarvan aftrek wordt verleend, in 2002 is voldaan.

  • 2 Aan de ondernemer die lid is van de Werkgeversvereniging Vastgoedonderhoudsbedrijven (WVB) en over het jaar 2002 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de krachtens deze verordening verschuldigde heffing een aftrek toegestaan van 50% van het bedrag dat de betrokkene als contributies heeft betaald met een minimum van € 300 en een maximum van € 780, doch niet meer dan de helft van het krachtens deze verordening verschuldigde. Het bedrag van de aftrek wordt afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd. De aftrek wordt slechts toegestaan als de contributie ter zake waarvan aftrek wordt verleend, in 2002 is voldaan.

  • 3 Aan de ondernemer die lid is van de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) en over het jaar 2002 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de krachtens deze verordening verschuldigde heffing een aftrek toegestaan van 50% van het bedrag dat de betrokkene als contributies heeft betaald met een minimum van € 300 en een maximum van € 780, doch niet meer dan de helft van het krachtens deze verordening verschuldigde. Het bedrag van de aftrek wordt afgerond tot hele euro's, waarbij bedragen van minder dan vijftig eurocent worden verwaarloosd. De aftrek wordt slechts toegestaan als de contributie ter zake waarvan aftrek wordt verleend, in 2002 is voldaan.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:

    • krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheden kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfschap een taak heeft te vervullen,

    • voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties van de Sociaal-Economische Raad,

    • tot de werkingssfeer van het bedrijfschap behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,

    • met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en

    • haar activiteiten, ai dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.

  • 5 Aan de leden van een in het vorige lid bedoelde organisatie wordt aftrek slechts toegestaan op grond van een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van die organisatie aan het bestuur van het bedrijfschap.

  • 6 Ingeval van lidmaatschap bij meerdere organisaties wordt per onderneming slechts éénmaal contributieaftrek toegestaan.

  • 7 Als bewijs van betaling van de contributie wordt een door de betrokken organisaties te verstrekken contributielijst, gewaarmerkt door een registeraccountant, aangehouden.

§ 3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot 1 januari 2003.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 16-10-2019]

Deze verordening wordt aangehaald als Heffingsverordening 2003.

Rijswijk, 2 september 2003

J.J.F. van de Kant

voorzitter

D.E. Aldershoff

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 4 december 2003.

Naar boven