Successiewet 1956; waardering aanwas bij een gezamenlijk recht van gebruik en bewoning

[Regeling vervallen per 29-08-2006.]
Geraadpleegd op 28-04-2024.
Geldend van 19-03-2003 t/m 28-08-2006

Successiewet 1956; waardering aanwas bij een gezamenlijk recht van gebruik en bewoning

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij is een vraag voorgelegd over de heffing van successierecht bij de aanwas van een gezamenlijk recht van gebruik en bewoning. De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 29-08-2006]

Volgens een arrest van de Hoge Raad 27 december 1867 (PW5249) vindt bij een opvolgend recht van gebruik en bewoning geen aanwas plaats bij de langstlevende.

Geldt het genoemde arrest nog?

Antwoord

[Regeling vervallen per 29-08-2006]

Nee, het arrest van de Hoge Raad 27 december 1867 is niet meer van toepassing.

Bij een gezamenlijk en bij opvolging gevestigd recht van vruchtgebruik volgt de langstlevende de eerststervende op in zijn aandeel in het vruchtgebruik.

De opvolging/aanwas is een verkrijging, waarvan de waarde wordt bepaald door de daarvoor in de successiewetgeving gegeven regels.

Gezien de (fiscale) gelijkstelling van het recht van gebruik en bewoning met het recht van vruchtgebruik lijkt het vorenstaande in eerste aanleg ook te gelden voor de aanwas in een gezamenlijk en bij opvolging gevestigd zakelijk recht van gebruik en bewoning.

Uit artikel 226 Burgerlijk Wetboek Boek 3 volgt dat op een recht van gebruik en bewoning de regels van vruchtgebruik overeenkomstige toepassing vinden.

Deze bepaling werkt ook door naar artikel 203, tweede lid, Boek 2, Burgerlijk Wetboek, waarin is bepaald, dat vruchtgebruik langer kan worden gevestigd dan het leven van de vruchtgebruiker. Vruchtgebruik ten behoeve van twee of meer personen wast bij het einde van het recht van een hunner bij dat van de anderen aan, bij ieder in evenredigheid van zijn aandeel, en eindigt eerst door het tenietgaan van het recht van de laatst overgeblevene, tenzij anders bepaald.

Hiermee heeft de wetgever aangegeven dat een gezamenlijk vruchtgebruik bovendien een vruchtgebruik bij opvolging kan zijn, dat ook geldt voor het recht van gebruik en bewoning.

Een andere behandeling van het recht van gebruik en bewoning ten opzichte van het vruchtgebruik is juridisch niet mogelijk. Hiermee is naar mijn mening het genoemde arrest achterhaald.

De Successiewet 1956 geeft geen aanknopingspunten voor een onderscheid tussen de waardering van een vruchtgebruik en een recht van gebruik en bewoning, hoewel het recht van gebruik en bewoning minder rechten geeft aan de rechthebbende dan het vruchtgebruik.

Door de aanwas breidt het zakelijk recht (van de overblijvende) zich uit. De overblijvende krijgt er iets bij, namelijk het (deel)recht van gebruik en bewoning van de eerststervende.

De waarde van de aanwas van het recht van gebruik en bewoning wordt op gelijke wijze vastgesteld als bij aanwassend vruchtgebruik.

Naar boven