Instellingsbesluit Nationale Frequentiecommissie

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 24-08-2003 t/m heden

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 15 augustus 2003, nr. WJZ/03/02932, houdende instelling van de Nationale Frequentiecommissie (Instellingsbesluit Nationale Frequentiecommissie)

De Minister van Economische Zaken,

Overwegende,

  • – dat in het Nationaal Frequentieplan 2002 (Stcrt. 2002, 115) de taak en samenstelling van de Nationale Frequentiecommissie nader is ingekaderd tot een adviesorgaan op het gebied van frequentiebeheer waarin met vitale overheidstaken en de publieke omroep belaste overheidsorganisaties en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zitting hebben;

  • – dat gelet op de taak van de Nationale Frequentiecommissie de samenstelling van de commissie aangepast dient te worden;

Besluit:

Artikel 2

  • 1 De commissie heeft als taak het plegen van overleg en het geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het beleid ten aanzien van het beheer van het radiofrequentiespectrum in het bijzonder betreffende:

  • a. de grondslagen voor het beheer van het radiofrequentiespectrum of delen daarvan;

  • b. het feitelijk gebruik van het radiofrequentiespectrum;

  • c. de voorwaarden waaronder frequentiebanden voor specifiek radiogebruik gebruikt kunnen worden;

  • d. het voorkomen en de bestrijding van radiostoringen;

  • e. de opzet en uitvoering van het beheer van het radiofrequentiespectrum;

  • f. de uit te dragen standpunten in internationaal overleg over frequentiebeheersaangelegenheden.

  • 2 De commissie houdt in zijn standpuntbepaling inzake het beheer van het radiofrequentiespectrum rekening met het beleid ten aanzien van het gebruik van het radiofrequentiespectrum in buitengewone omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk 14 van de Telecommunicatiewet. De taak van de commissie heeft evenwel geen betrekking op dit beleid.

  • 3 De commissie houdt verder in haar werkzaamheden rekening met de uitkomsten van overig frequentiemanagement gerelateerd overleg, voor zover dit in andere overlegfora aan de orde komt en van relevantie is voor de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 3

  • 1 De commissie bestaat uit de volgende door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen leden:

  • a. twee leden afkomstig van het Agentschap Telecom, ressorterend onder het Ministerie van Economische Zaken, die optreden als voorzitter respectievelijk vice-voorzitter;

  • b. een lid, op voordracht van de Minister van Defensie;

  • c. twee leden, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarvan een lid afkomstig vanuit de directie Brandweer en Rampenbestrijding van het Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid en een lid afkomstig uit de onder het Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid ressorterende ITO-organisatie, welke tevens mede optreedt namens de dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie;

  • d. een lid, op voordracht van de voorzitter en algemeen directeur van de met de luchtverkeersdienstverlening belaste organisatie Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL);

  • e. twee leden, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarvan een lid afkomstig vanuit de met omroep belaste directie en een lid aangewezen door de met wetenschapsbeleid belaste directie.

  • 2 De leden dragen zorg voor hun plaatsvervanging in de commissie.

Artikel 4

  • 1 Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door het Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom. De Directeur-Hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom treft hiertoe de nodige voorzieningen.

  • 2 Het secretariaat staat onder leiding van een secretaris. De secretaris kan niet tegelijkertijd lid zijn van de commissie.

Artikel 5

  • 1 De voorzitter van de commissie draagt zorg voor de rapportage van de uitkomsten van het overleg bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan de Minister van Economische Zaken.

  • 2 Indien ten aanzien van de uitkomst van het overleg over een bepaald onderwerp door een of meer leden een minderheidsstandpunt wordt ingenomen, wordt dit standpunt op verzoek van het desbetreffende lid of de desbetreffende leden in de rapportage vermeld.

Artikel 6

  • 1 De leden van de commissie kunnen zich laten bijstaan door adviseurs.

  • 2 De commissie kan subcommissies of werkgroepen instellen waarin ook anderen dan commissieleden kunnen deelnemen. In een subcommissie of een werkgroep dienen ten minste twee leden of plaatsvervangende leden van de commissie zitting te nemen.

  • 3 De commissie, subcommissie en werkgroepen kunnen deskundigen uitnodigen om mondeling of schriftelijk inlichtingen te verstrekken.

Artikel 7

De commissie stelt een reglement van orde vast ter nadere regeling van de werkwijze van de commissie, haar subcommissies en haar werkgroepen.

Artikel 8

De secretaris en de leden worden alvorens zij door de Minister van Economische Zaken worden aangewezen, onderworpen aan een veiligheidsonderzoek als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 9

  • 1 De commissie wordt ingesteld voor een periode van vier jaar.

  • 2 Uiterlijk binnen een periode van drie en een half jaar brengt de commissie een rapport uit aan de Minister van Economische Zaken, waarin de taakstelling van de commissie aan een onderzoek wordt onderworpen en waarin voorstellen kunnen worden gedaan voor daarin gewenste veranderingen.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 augustus 2003

De

Minister

van Economische Zaken

L.J. Brinkhorst

Naar boven