Omzetbelasting, vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken binnen het kader van [...] voor een korte periode verblijf houden; appartementen

[Regeling vervallen per 25-07-2009.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 07-08-2003 t/m 24-07-2009

Omzetbelasting, vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden; appartementen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Aan mij is een vraag voorgelegd over de heffing van omzetbelasting met betrekking tot de verhuur van onroerende zaken binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. De vraag en het antwoord zijn hierna opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 25-07-2009]

Een ondernemer verhuurt appartementen. De huurders wenden deze appartementen aan voor tijdelijke huisvesting van (buitenlandse) werknemers. De minimale huurtermijn is 1 maand en 25 dagen met een stilzwijgende verlenging. De energielasten e.d. komen voor rekening van de huurder. Voor het schoonmaken dienen de bewoners zelf zorg te dragen.

Is de verhuur van deze appartementen aan te merken als de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden?

Antwoord

[Regeling vervallen per 25-07-2009]

Nee, de verhuur van de appartementen vindt niet plaats binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. De verhuur is vrijgesteld van heffing van omzetbelasting.

De verhuur van woningen is in beginsel van heffing van omzetbelasting vrijgesteld (artikel 11, eerste lid, letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968, hierna: de Wet). Op deze algemene regel geldt, onder meer, een uitzondering voor de verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (artikel 11, eerste lid, letter b, ten tweede, van de Wet).

Deze uitzondering op de vrijstelling is gebaseerd op artikel 13B, aanhef en onderdeel b, ten eerste, van de Zesde Richtlijn. Dit artikel bepaalt dat van de vrijstelling ter zake van de verpachting en verhuur van onroerende goederen is uitgezonderd het verstrekken van accommodatie, als omschreven in de wetgeving der Lidstaten, in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, met inbegrip van de verhuuraccommodatie in vakantiekampen of op kampeerterreinen. Hoewel het Hof van Justitie in zijn arrest van 12 februari 1998, zaak C-346/95 (Blasi) heeft aangegeven dat de uitdrukking ‘sectoren met een soortgelijke functie’, vooral met het oog op het voorkomen van mogelijke concurrentieverstoring, ruim moet worden uitgelegd, is naar mijn opvatting de uitzondering op de vrijstelling niet van toepassing op de tijdelijke verhuur van appartementen, waarbij ieder element van het gebruikelijk in deze sectoren bijkomende dienstbetoon ontbreekt.

Naar boven