Overdrachtsbelasting, creditering bij omzetting

[Regeling vervallen per 05-06-2018.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2001 t/m 04-06-2018

Overdrachtsbelasting, creditering bij omzetting

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Vrijstelling wegens omzetting onderneming in NV of BV

[Regeling vervallen per 05-06-2018]

Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, sub 2e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer stelt, in samenhang met artikel 5 Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (hierna het Besluit), de omzetting van een niet in de vorm van een naamloze of besloten vennootschap gedreven onderneming in een naamloze of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen toekenning van aandelen vrij van overdrachtsbelasting.

2. Crediteringsmaximum

[Regeling vervallen per 05-06-2018]

Onder de toekenning van aandelen wordt ingevolge artikel. 5, tweede lid van het Besluit begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort, met dien verstande dat ingeval de omzetting plaatsvindt met toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001, dit bedrag kan worden gesteld op het bedrag waarvoor de ondernemer op grond van de aan deze toepassing verbonden voorwaarden wordt gecrediteerd.

Mij is gebleken dat bij ruisende omzettingen waarbij de ondernemer door middel van aandelenbezit eigenaar van de onderneming blijft, onverkorte toepassing van het crediteringsmaximum van 10 percent onder omstandigheden tot gevolg heeft dat geen gebruik kan worden gemaakt van de faciliteit die artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, sub. 2e Wet IB 2001 biedt, of dat het gebruik van laatstgenoemde faciliteit in de weg staat aan toepassing van de onderhavige vrijstelling van overdrachtsbelasting.

In de toelichting op artikel 5 van het Besluit is bepaald dat ter berekening van het crediteringsmaximum van 10 percent onder een bedrag in geld ook op geld waardeerbare vermogenswaarden dienen te worden verstaan. Tevens is opgemerkt dat de ten laste van de fiscale oudedagsreserve bedongen lijfrente buiten aanmerking blijft bij het berekenen van het crediteringsmaximum. Creditering kan derhalve geschieden voor 10 percent van de waarde van hetgeen op aandelen is gestort en voor een ingevolge artikel 3.128 IB 2001 in lijfrente omgezette oudedagsreserve.

3. Goedkeuring

[Regeling vervallen per 05-06-2018]

Ik keur goed dat de NV of BV in de plaats van het crediteringsmaximum van 10 percent voor de verkrijging van een onderneming of gedeelte van een onderneming als tegenprestatie een lijfrente verschuldigd is. Een en ander indien en voor zover bij haar wederpartij de premies voor lijfrenten overeenkomstig de artikelen 3.127, 3.128 en 3.129 Wet IB 2001 in aanmerking zijn genomen en de NV of BV ingevolge artikel 3.126, lid 1, onderdeel a, sub 2e Wet IB 2001 als toegelaten aanbieder van de lijfrenten optreedt. Het is derhalve in beginsel mogelijk om, met behoud van de vrijstelling van overdrachtsbelasting, te crediteren voor een lijfrente ten laste van de oudedagsreserve en voor een lijfrente wegens de realisatie van overdrachtswinst. Dat laatste uiteraard binnen de maxima van de in artikel 3.129 Wet IB 2001 genoemde bedragen Het spreekt vanzelf dat aan de overige voorwaarden van artikel 5 van het Besluit moet zijn voldaan.

Naar boven