Artikel 1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. minister:
de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;
-
b. subsidie:
subsidie als bedoeld in artikel 2;
-
c. instelling:
-
1°. een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, bekostigd
uit de openbare kas,
-
2°. een school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het
primair onderwijs, bekostigd uit de openbare kas,
-
3°. een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet
onderwijs, bekostigd uit de openbare kas,
-
4°. een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra,
bekostigd uit de openbare kas,
-
5°. een instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderwijs, waaraan een lerarenopleiding wordt verzorgd,
-
6°. een instelling die nascholing verzorgt,
-
7°. een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende
activiteiten;
-
d. Europees Platform:
de Stichting Europees Platform voor het Nederlandse Onderwijs, Nassauplein 8, 1815
GM, Alkmaar;
-
e. schooljaar:
het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend.
Artikel 2. Doelomschrijving
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Artikel 3. Aanvraag van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Artikel 4. Subsidieplafond
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
-
1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling zijn per kalenderjaar, onder voorbehoud
dat de begrotingswetgever gedurende de looptijd van deze regeling voldoende middelen
ter beschikking stelt, de volgende bedragen beschikbaar voor de programma's, bedoeld
in artikel 2:
-
a. 150.000,- Euro voor Buurlanden;
-
b. 1.350.000,- Euro voor PLUVO;
-
c. 1.000.000,- Euro voor PLATO+;
-
d. 400.000,- Euro voor PITON.
Artikel 5. Behandeling van de aanvraag
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Artikel 6. Weigeringsgronden subsidie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De subsidie wordt geweigerd, indien:
-
a. uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de internationalisering bijdraagt aan het realiseren
van leerdoelen van de instelling;
-
b. voor de activiteit tevens gebruik wordt gemaakt van middelen uit EU-fondsen.
Artikel 7. Niet vervullen begrotingsvoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de verleende subsidiebedragen verlaagd
tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting
ter beschikking staat, één en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan
wie subsidie is verleend én van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.
Artikel 8. Subsidieverplichtingen
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Aan de subsidieverlening zijn de in de bijlagen 1 tot en met 4 opgenomen verplichtingen
verbonden.
Artikel 9. Voorschotten
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De minister kan voorschotten verstrekken tot 80% van het verleende subsidiebedrag.
Artikel 10. Administratie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De instelling voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit op eenvoudige
en duidelijke wijze aangegane verplichtingen en verrichte betalingen omtrent de activiteiten
kunnen worden afgelezen. Het Europees Platform kan de administratie van de instelling
hierop controleren.
Artikel 11. Verantwoording subsidie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
-
2 De instelling dient binnen dertien weken na afloop van de activiteit waarvoor subsidie
is verleend, bij het Europees Platform een aanvraag in tot vaststelling van het subsidiebedrag.
Hierbij overlegt de instelling een activiteitenverslag en financieel verslag, conform
de richtlijnen van het Europees Platform, waaruit blijkt dat de activiteiten hebben
plaats gevonden overeenkomstig deze regeling en de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 12. Terugvordering (voorschot) subsidie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel
niet-bestede middelen of overschotten, worden na afloop van de activiteiten teruggevorderd.
Artikel 13. Uitvoering door het Europees Platform
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Aan het Europees Platform wordt mandaat verleend om in naam van de minister deze regeling
uit te voeren, met uitzondering van de vaststelling van de subsidieplafonds, bedoeld
in artikel 4, tweede lid.
Artikel 14. Bekendmaking
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Deze regeling zal met de toelichting en bijlagen in Uitleg OCenW-Regelingen worden
geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.
Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte
van Uitleg OCenW-Regelingen, waarin deze regeling is geplaatst en vervalt met ingang
van 1 augustus 2006.
Artikel 16. Evaluatie
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Deze regeling zal in 2005 door de minister worden geëvalueerd aan de hand van de in
de bijlagen 1 tot en met 4 opgenomen streefwaarden en evaluatiepunten.
Artikel 17. Citeertitel
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Deze regeling wordt aangehaald als: 'Subsidieregeling nationale programma's voor internationalisering
in het primair en voortgezet onderwijs'.
Bijlage 1. Buurlanden
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Programma voor internationalisering via ICT binnen het primair onderwijs
1. Doel
Het bieden van een mogelijkheid aan scholen voor primair onderwijs hun leerlingen
op een concrete en actieve manier mee te laten doen met internationaliseringsactiviteiten
met de buurlanden, met daarbij nadruk op het gebruik van Informatie en Communicatietechnologie
(ICT).
2. Omschrijving activiteiten
Dit programma is gericht op samenwerking met de Buurlanden (België, Duitsland, Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk).
Scholen kunnen zelf hun activiteiten kiezen, mits zij daarbij aan ICT een centrale
en herkenbare rol toekennen die verder strekt dan incidenteel e-mailverkeer.
Leerlingenuitwisseling, docentenmobiliteit en andere activiteiten kunnen een aanvulling
vormen op deze ICT-contacten. Bij bezoeken die in het kader van leerlingenuitwisseling
of docentenmobiliteit aan het buitenland worden gebracht wordt maximaal voor vijf
dagen subsidie verstrekt.
Om de inzet van ICT vorm te geven kan een beroep worden gedaan op het Europees Platform
voor advies en hulp.
3. Formele vereisten
De aanvraag:
-
bevat een verklaring van de partnerschool of partnerscholen in één van de buurlanden,
waaruit de participatie blijkt;
-
bevat een activiteitenplan waarin duidelijk is omschreven wat de te subsidiëren activiteiten
zijn en welke rol ICT daarin speelt;
-
bevat een beschrijving van de leerdoelen;
-
geeft een overzicht van de eigen inbreng van de school;
-
bevat een toelichting van de aanvrager omtrent de wijze waarop de activiteit en/of
de opbrengsten daarvan, zal doorwerken in de eigen onderwijspraktijk;
-
geeft een overzicht van de eigen inbreng van de school;
-
bevat een begroting van de kosten.
4. Prioriteiten
Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die aan bovengenoemde criteria voldoen,
vindt een afweging plaats op grond van de volgende prioriteiten in de onderstaande
volgorde.
5. Procedure
De aanvraag wordt ingediend vóór 1 mei voorafgaand aan het schooljaar waarin de activiteiten
zullen plaatsvinden. Bij voldoende middelen vindt een tweede ronde plaats, met 1 november
als uiterste termijn.
6. Subsidiabele kosten
De subsidie bedraagt nooit meer dan 70 procent van de totale subsidiabele kosten,
met een maximum van 5.000 Euro per school per jaar. Van dit bedrag is maximaal 2.500
Euro voor ICT en maximaal 2.500 Euro voor de uitwisseling van leerlingen en docentenmobiliteit
bestemd.
Subsidiabel voor ICT zijn alleen kosten die rechtstreeks in verband staan met het
uit te voeren project. Dit zijn de kosten van:
Subsidiabel voor de uitwisseling van leerlingen en voor docentenmobiliteit, zijn alleen
kosten die rechtstreeks in verband staan met de ICT-activiteiten van het project.
Dit zijn de kosten van:
-
een uitwisseling van Nederlandse leerlingen. Per leerling maximaal 30 Euro per dag,
met een maximum van vijf dagen. Voor leerlingen met een handicap, waarvoor extra kosten
onvermijdelijk zijn, geldt een bedrag van maximaal 60 Euro per dag;
-
een begeleidend docent. Per begeleidend docent maximaal 100 Euro per dag, met een
maximum van vijf dagen;
-
een bezoek van een docent aan een partnerschool. Per docent maximaal 100 Euro per
dag, met een maximum van vijf dagen.
Een school kan in principe niet langer dan drie jaar gebruik maken van dit programma.
Er moet worden gestreefd naar eigen financiering na deze periode.
7. Verantwoording
Het onderhavige deelprogramma zal worden geëvalueerd aan de hand van de onderstaande
streefwaarden en evaluatiepunten.
Streefwaarden
-
eind 2003: 15 deelnemende scholen
-
eind 2004: 25 deelnemende scholen
-
eind 2005: 30 deelnemende scholen
-
na 2005: 10 scholen die met eigen financiering doorgaan.
Evaluatiepunten
-
Gebruik en effectiviteit van ICT(-middelen, - instrumenten of infrastructuren) bij
onderwijskundige samenwerking met scholen in één (of meer) van de buurlanden.
-
De mate waarin ICT als hulpmiddel heeft gefungeerd bij het leerproces van leerlingen
en (een beschrijving van) de toegevoegde waarde van ICT hierbij.
-
Gebruik van of virtuele bijdrage aan het projectgedeelte op schooloverstijgende ICT-infrastructuren
(bijvoorbeeld Internationaal Plein op Kennisnet, portal European Schoolnet).
-
Verslag op website van de school of - indien niet aanwezig - op een schoolgerelateerde
site.
Bijlage 2. PLUVO
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Programma voor Leerlingenuitwisseling in het Voortgezet Onderwijs (PLUVO)
1. Doel
Het vergroten van de internationale oriëntatie van leerlingen en scholen, door het
stimuleren van leerlingenuitwisseling in het kader van het aangaan van vaste partnerschappen
tussen Nederlandse scholen en scholen in andere Europese landen.
2. Omschrijving activiteiten
Binnen het leerlingenuitwisselingsprogramma vinden de volgende activiteiten plaats:
-
a. uitwisselingen van Nederlandse leerlingen (groepen en/of individueel) in het voortgezet
onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo) met leerlingen van scholen in één
of meer andere landen;
-
b. bijeenkomsten van Nederlandse leerlingen met leerlingen van scholen uit ten minste
drie andere landen;
-
c. voorbereidende bezoeken van leerkrachten in het kader van de onder a en b genoemde
activiteiten.
De landen die kunnen worden bezocht zijn de EU-landen, kandidaat-lidstaten van de
EU, Noorwegen en IJsland.
Bij de uitwisselingen en bijeenkomsten geldt als uitgangspunt dat de Nederlandse
leerlingen tenminste vijf dagen in het andere land verblijven en leerlingen uit het
buitenland ten minste vijf dagen in Nederland verblijven. Bij een uitwisseling met
België, Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk, is een korter verblijf mogelijk.
Voor de voorbereidende bezoeken geldt dat deze in beginsel niet langer dan één week
bedragen.
In het kader van de uitwisselingen en bijeenkomsten verblijven de leerlingen over
en weer in gastgezinnen, tenzij er speciale aantoonbare redenen zijn om hiervan af
te wijken. Hiervan is sprake als het gaat om leerlingen voor wie verblijf in een gastgezin
objectief aanwijsbare en onoverkomelijke problemen oplevert.
3. Formele vereisten
De aanvraag:
-
bevat een verklaring van de partnerschool of partnerscholen;
-
bevat een beleidsdocument waarin de te subsidiëren activiteit herkenbaar aanwezig
is;
-
bevat een toelichting van de aanvrager omtrent de wijze waarop de activiteit en/of
de opbrengsten daarvan, zal doorwerken in de eigen onderwijspraktijk;
-
bevat een begroting van de kosten.
4. Prioriteiten
Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die aan bovengenoemde criteria voldoen,
vindt een afweging plaats op grond van de volgende prioriteiten, in de onderstaande
volgorde:
-
scholen die niet eerder of korter dan drie jaar gebruik hebben gemaakt van de subsidiemogelijkheden
genieten voorrang boven scholen die er al 3 jaar of langer dan 3 jaar gebruik van
maken;
-
vmbo-klassen en klassen uit het praktijkonderwijs hebben voorrang boven havo/vwo
klassen;
-
scholen die eigen leerlingen met een verschillende culturele achtergrond bij de uitwisseling
betrekken als bijdrage aan het integratieproces binnen de school, genieten voorrang
boven scholen waar dit niet speelt.
Bij individuele bezoeken van leerlingen aan het buitenland hebben aanvragen waarbij
een tegenbezoek van een leerling uit het buitenland wordt afgelegd, voorrang.
5. Procedure
De aanvraag wordt ingediend vóór 1 mei voorafgaand aan het schooljaar waarin de activiteiten
zullen plaatsvinden. Bij voldoende middelen vindt een tweede ronde plaats, met 1 november
als uiterste termijn.
6. Subsidiabele kosten
Algemeen
De subsidie bedraagt nooit meer dan maximaal 10.000 Euro per school per jaar en nooit
meer dan 70% van de totale kosten. Bij voldoende middelen kunnen de vmbo-afdeling
en de havo-vwo-afdeling van één school ieder de maximale subsidie ontvangen, indien
beide afdelingen een dusdanig omvangrijk programma hebben dat zij hiervoor in aanmerking
komen.
Groepsuitwisselingen
Subsidiabel zijn de reiskosten van Nederlandse leerlingen die in groepsverband naar
het buitenland reizen. Hierbij geldt, dat van de reiskosten maximaal 150 Euro per
leerling voor subsidie in aanmerking komt.
Voor leerlingen met een handicap, waarvoor extra kosten onvermijdelijk zijn, geldt
een bedrag maximaal 300 Euro. Bij voldoende middelen is voor de reiskosten naar Noorwegen,
Zweden, Finland en IJsland een toeslag van maximaal 100 Euro per leerling mogelijk.
Individuele uitwisselingen
Subsidiabel zijn de reis- en verblijfkosten van leerlingen, die op individuele basis
het buitenland bezoeken. Hierbij geldt voor de reiskosten een maximum van 100% en
voor de verblijfkosten een maximum van 50% per leerling. Per leerling komt voor de
eerste twee weken maximaal 500 Euro voor subsidie in aanmerking. Voor elke extra week
geldt een maximum van 100 Euro per leerling. Totaal wordt maximaal voor een verblijfsduur
van zeven weken een subsidie verstrekt met een maximum 1.000 Euro per leerling.
Begeleidende docenten bij uitwisselingen
Subsidiabel zijn de reis- en verblijfkosten van begeleidende Nederlandse docenten.
Per docent, voor een verblijf van maximaal vijf dagen, komt maximaal 500 Euro voor
subsidie in aanmerking. Voor een korter verblijf (twee tot en met vier dagen) geldt
een maximum van 350 Euro.
Voorbereidende bezoeken van docenten
Subsidiabel zijn de reis- en verblijfkosten voor voorbereidende bezoeken door Nederlandse
docenten. Per docent wordt voor een verblijf van vijf of meer dagen, maximaal 750
Euro subsidie verleend. Voor een korter verblijf (=twee tot en met vier dagen) geldt
een maximum van 500 Euro.
7. Verantwoording
Het onderhavige programma zal worden geëvalueerd aan de hand van onderstaande streefwaarden
en evaluatiepunten.
Streefwaarden
-
Internationale mobiliteit leerlingen
Gestreefd wordt naar een consolidatie van het aantal leerlingen dat de "grens overgaat",
dat wil zeggen 10.000 voor havo/vwo-scholen en 4.000 vmbo-leerlingen.
-
Aantal scholen met een buitenlandse partnerschool:
Gestreefd wordt naar een consolidatie van het aantal scholen, dat wil zeggen 225
scholen.
Gestreefd wordt naar een toename van het aantal partnerschappen met 45 nieuwe scholen
(= toename van 20%).
Evaluatiepunten
8. Partnerschool
Het vinden van een partnerschool is een verantwoordelijkheid van de school zelf. De
verschillende databanken, onder meer die van het Europees Platform, kunnen daarbij
goede diensten bewijzen. Binnen de mogelijkheden kan het Europees Platform ondersteuning
bieden bij het vinden van een partnerschool.
Actieve partnerbemiddeling via het Europees Platform vindt plaats met scholen in verschillende
Duitse deelstaten. Op basis van een overeenkomst met Noordrijn-Westfalen kan ook de
Duitse partnerschool in deze deelstaat subsidie ontvangen via het Ministerie van Onderwijs
aldaar. Bij deze tweezijdige samenwerking en tweezijdige subsidiëring gelden aanvullende
voorwaarden waarvoor zij verwezen naar het Europees Platform.
Het onderhavige programma biedt geen subsidiemogelijkheid voor de buitenlandse partner.
Ter informatie: In andere landen ontbreken de subsidiemogelijkheden niet geheel,
maar deze worden op lokaal of regionaal niveau verstrekt zonder uniforme regeling.
Bijlage 3. PLATO +
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Promotie Lerarenmobiliteit, Arbeidservaring en Training in het onderwijs+
1. Doel
Het vergroten van de Europese c.q. internationale oriëntatie en de daarmee samenhangende
deskundigheid van (toekomstige) leerkrachten en schoolleiders, door het stimuleren
van nascholing in het buitenland.
2. Omschrijving activiteiten
Het PLATO+ programma maakt mogelijk:
Voor studiebezoeken kunnen zowel groeps- als een individuele aanvragen worden ingediend.
Voor onderwijsstages geldt de regeling van de groepsaanvragen.
In het kader van de studiebezoeken of onderwijsstages kunnen de lidstaten van de Europese
Unie worden bezocht. Voorts kunnen studiebezoeken aan Marokko of Turkije worden gebracht,
indien aanvragers bij hun werkzaamheden direct te maken hebben met leerlingen uit
het te bezoeken land. Individuele aanvragers kunnen naast genoemde landen ook andere
gewenste landen bezoeken indien er sprake is van een evidente onderwijskundige betekenis.
Voor studiebezoeken geldt als uitgangspunt een verblijf in het andere land van minimaal
vijf dagen en maximaal drie weken, met een studieprogramma van tenminste vier volledige
dagen per week. Kortere studiebezoeken zijn subsidiabel aan België, Duitsland, Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk of als de duur van een conferentie een kortere duur rechtvaardigt.
Voor onderwijsstages geldt een minimum verblijf van twee weken. Er wordt maximaal
voor een verblijfsduur van zeven weken subsidie verstrekt.
Het aantal deelnemers per school voor één activiteit bedraagt in principe maximaal
vier. Voor een conferentie, seminar of andere activiteit die in een bepaalde week
op een bepaalde plaats wordt gehouden, kunnen maximaal zes Plato-beurzen worden toegekend,
tenzij sprake is van een groepsaanvraag.
Nascholingsinstituten, instellingen die behoren tot de onderwijsverzorging en schoolbesturen
met minimaal tien scholen onder zich, kunnen voor (toekomstige) leerkrachten primair
en voortgezet onderwijs of leerkrachten verbonden aan lerarenopleidingen, groepsaanvragen
indienen. In formele zin zijn de scholen van de deelnemers de aanvragers en treden
genoemde instituten als bemiddelaar op.
Van een groep is sprake als zeven of meer leerkrachten en/of schoolleiders naar dezelfde
bestemming gaan om in een bepaalde week hetzelfde programma te volgen. De aanvraag
kan in het verlengde van het nascholings- of begeleidingswerk liggen.
Bij de procedure van de groepsaanvragen gelden de onder kopjes 3 en 4 genoemde criteria
en prioriteiten.
Een groepstoekenning geeft de organiserende instantie uitsluitsel over het aantal
gereserveerde beurzen; de beurzen zelf gaan in principe naar de scholen van de deelnemers.
Indien de doelmatigheid daarvan aangetoond kan worden, kan op verzoek het beursbedrag
voor alle deelnemers samen overgemaakt worden naar de organiserende (bemiddelende)
instantie, mits deze rechtspersoon is, waarvan de boekhouding wordt gecontroleerd
door een externe accountant.
3. Formele vereisten
De aanvraag:
-
bevat een activiteitenplan en een brief of ander bewijsstuk waaruit de medewerking
van de buitenlandse partner blijkt;
-
bevat een begroting van de kosten;
-
bevat een toelichting inhoudende de wijze waarop de activiteit een bijdrage levert
aan de deskundigheidsbevordering van de deelnemer(s) en de wijze waarop hierover achteraf
verantwoording zal worden afgelegd;
-
bevat in het geval van de onder 2 sub a genoemde activiteit een toelichting van de
wijze waarop deze activiteit doorwerkt in de eigen onderwijspraktijk;
gaat bij een individueel bezoek aan een ander land dan onder 2 genoemd, vergezeld
van een verklaring of toelichting waarmee de evidente onderwijskundige betekenis wordt
aangetoond;
-
gaat bij een groepsaanvraag voor studenten van een lerarenopleiding vergezeld van
brieven van de deelnemende studenten, waarin zij hun buitenlandse stage motiveren.
4. Prioriteiten bij groepsaanvragen
Bij groepsaanvragen vindt bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die aan de
criteria voldoen, een afweging plaats op grond van de volgende prioriteiten, in de
hieronder aangegeven volgorde.
-
De mate waarin het perspectief op doorwerking naar de onderwijspraktijk (na afloop
van het studiebezoek) aannemelijk is gemaakt in de aanvraag.
-
Een evenwichtige spreiding over Nederland, naar thema, schooltype en denominatie
wordt nagestreefd.
-
Bij aanvragen inzake studiebezoeken of onderwijsstages genieten België, Duitsland,
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk voorrang.
5. Procedure
Groepsaanvragen worden ingediend vóór 1 mei, voorafgaand aan het schooljaar waarvoor
de subsidie wordt aangevraagd.
Individuele aanvragen kunnen het hele jaar door tot uiterlijk drie weken voor de aanvang
van de activiteiten worden ingediend.
Studiebezoek Marokko
Na goedkeuring van een groepsaanvraag dienen programma-onderdelen waarvoor medewerking
noodzakelijk is van de Marokkaanse overheid, via het Europees Platform te worden aangemeld
bij het Marokkaanse Ministerie van Onderwijs, voor deze medewerking is de intentie
om een samenwerking met een school in Marokko op te zetten een vereiste. Het Marokkaanse
Onderwijsministerie zal op basis van de opgegeven profielen, scholen in Marokko benaderen
die groepen willen ontvangen en daarnaast geïnteresseerd zijn in verdere samenwerking
met een Nederlandse school. Daarna verlopen de contacten rechtstreeks tussen de organisatoren
en scholen in beide landen.
6. Verdeling budget
Conform het bepaalde in artikel 4 van de regeling wordt voor dit programma gedurende
de looptijd van deze regeling jaarlijks maximaal 1.000.000 Euro beschikbaar gesteld.
Dit bedrag wordt als volgt verdeeld:
-
40% voor het primair onderwijs;
-
40% voor het voortgezet onderwijs en
-
20% voor de lerarenopleidingen.
7. Subsidiabele kosten
Studiebezoeken leerkrachten en schoolleiders
A. Algemeen
Per school (=brinnummer) geldt een maximum van 3.000 Euro per activiteit.
De subsidie per leerkracht/schoolleider bedraagt voor de eerste week van het verblijf
in het buitenland maximaal 750 Euro. Voor elke extra week geldt een maximum van 350
Euro.
Subsidiabel zijn reiskosten, noodzakelijke verblijfkosten, eventuele kosten van een
cursus of conferentie én kosten van vervanging, onder de hieronder genoemde voorwaarden.
Voorwaarden:
-
alleen de reiskosten langs de meest economische weg;
-
alleen de noodzakelijke verblijfskosten, hierbij geldt een maximum van 70 Euro per
dag;
-
kosten van een cursus of conferentie, mits deze binnen de maximumbedragen vallen
die per leerkracht/schoolleider worden gehanteerd;
-
kosten van vervanging van lesgebonden uren in het primair onderwijs en in het speciaal
voortgezet onderwijs, indien de aanstelling van een vervanger onvermijdelijk is; daarbij
geldt een maximum van 750 Euro per week;
-
kosten van vervanging van lesgebonden uren in het voortgezet onderwijs vanaf de tweede
week, bij een verblijfsduur langer dan een week; daarbij geldt een maximum van 750
Euro per week.
B. Individuele aanvragen
Voor individuele aanvragen gelden de onder A genoemde voorwaarden.
C. Groepsaanvragen
Voor groepsaanvragen gelden naast de onder A genoemde voorwaarden dat op elke tien
deelnemers (die aan de criteria voldoen) één begeleider (b.v. werkzaam bij de organiserende
instelling) een beurs kan ontvangen van maximaal 750 Euro.
Onderwijsstages studenten van lerarenopleidingen
Subsidiabel zijn de reis- en verblijfskosten. Hierbij geldt voor de reiskosten een
maximum van 100% en voor de verblijfkosten een maximum van 50% per student. Per student
kan voor de eerste twee weken maximaal 750 Euro subsidie worden toegekend. Voor elke
extra week geldt een maximum van 150 Euro per student. Totaal wordt maximaal voor
een verblijfsduur van zeven weken een subsidie verstrekt, met een maximum 1.500 Euro
per student. Bij grote aantallen aanvragen voor een subsidie bestaat de mogelijkheid,
dat deze maxima worden verlaagd, om zo veel mogelijk studenten de gelegenheid te bieden
aan een buitenlandse stage deel te nemen.
8. Verantwoording
Het onderhavige programma zal worden geëvalueerd aan de hand van onderstaande streefwaarden
en genoemd evaluatie.
Streefwaarden
-
Studiebezoeken
Gestreefd wordt naar consolidatie van het huidige aantal studiebezoeken, dat wil
zeggen 750 scholen binnen het primair onderwijs en 750 scholen binnen het voortgezet
onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo en havo/vwo).
-
Onderwijsstages
Gestreefd wordt naar consolidatie van het huidige aantal onderwijsstages. Dit aantal
bedraagt thans 100.
Evaluatiepunt
Objectief vast te stellen toegenomen deskundigheid van (toekomstige) leerkrachten
en schoolleiders.
Bijlage 4. PITON
[Regeling vervallen per 01-08-2006]
Programma voor Internationaler Talen Onderwijs in Nederland (PITON)
1. Doel
Het op een hoger niveau brengen van de vaardigheid van leerlingen in de doeltalen
Engels, Frans of Duits door het stimuleren van tweetalig onderwijs, versterkt talenonderwijs,
vervroegd talenonderwijs en de inzet van native speakers als taalassistenten.
2. Omschrijving activiteiten
Binnen dit programma worden ten behoeve van het primair en voortgezet onderwijs taalassistenten
en de volgende bijzondere vormen van aansprekend talenonderwijs gesubsidieerd.
Een taalassistent in dit kader is een buitenlander (native speaker) die voor maximaal
een jaar naar Nederland is gekomen, op uitnodiging van het Europees Platform. De taalassistent
ondersteunt de lessen, maar kan niet de plaats van een leerkracht overnemen.
Tweetalig onderwijs (tto) houdt in dat voor niet-talenvakken, zoals aardrijkskunde
of biologie, een andere taal dan het Nederlands als voertaal wordt gebruikt in het
reguliere (Nederlandstalige) onderwijs.
Versterkt talenonderwijs (vto) is het aanbieden van extra uren vreemde taalonderwijs
boven op de in het curriculum verplichte uren.
Vroeg vreemde-talenonderwijs (vvto) heeft betrekking op het primair onderwijs, waarbij
leerlingen op jongere leeftijd dan normaal een moderne vreemde taal aangeboden krijgen.
Voor het onderwijs in de Engelse taal gelden daarvoor geen beperkingen. Onderwijs
in de Franse en Duitse taal behoeft echter, conform het bepaalde artikel 9 lid 9 van
de Wet op het primair onderwijs, de goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen.
3. Formele vereisten
De aanvraag bevat een begroting van de kosten.
De tto, vto, of vvto-aanvraag gaat vergezeld van:
-
een beleidsplan waaruit blijkt dat er sprake is van (toekomstige) structurele inbedding
van tto, vto, of vvto binnen het curriculum van de school;
-
een activiteitenplan met een heldere omschrijving van de taalkundige doelstelling;
-
een overzicht van het (te verwachten) totaal aantal deelnemende leerlingen bijgevoegd;
-
een opgave van de inzet van capaciteit en middelen van de school;
-
een opzet voor zelfevaluatie;
-
een haalbaarheidsonderzoek indien het een voorbereidingsjaar betreft;
-
een verklaring dat de school de standaard voor tto-Engels onderschrijft.
De aanvraag voor een taalassistent kan gedurende maximaal een schooljaar worden gehonoreerd
indien:
4. Prioriteiten
Bij onvoldoende middelen om alle aanvragen te honoreren die voldoen aan zowel de
formele als ook de kwaliteitscriteria, vindt een afweging plaats op basis van de volgende
prioriteiten, in de hieronder aangegeven volgorde:
-
scholen die niet eerder of korter dan drie jaar gebruik hebben gemaakt van de subsidiemogelijkheden
genieten voorrang boven scholen die langer dan drie jaar subsidie hebben ontvangen;
-
het tto, vto of vvto programma, heeft betrekking op een andere taal dan het Engels;
-
het tto- of vto-programma heeft betrekking op een andere sector dan het vwo (of gymnasium);
-
scholen die specifieke aan het programma gerelateerde maatregelen treffen voor leerlingen
die niet het Nederlands als moedertaal hebben.
5. Procedure
De aanvraag wordt ingediend vóór 1 mei, voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de
subsidie wordt aangevraagd.
6. Verdeling budget
Conform het bepaalde in artikel 4 van de regeling wordt voor dit programma gedurende
de looptijd van deze regeling jaarlijks maximaal 400.000 Euro beschikbaar gesteld.
Van dit bedrag wordt maximaal 250.000 Euro voor tto, vto en vvto en maximaal 150.000
Euro voor taalassistenten bestemd.
7. Subsidiabele kosten
De subsidie bedraagt nooit meer dan 75 procent van de totale subsidiabele kosten.
In principe gelden de volgende maxima:
-
1. tto in het voortgezet onderwijs € 7.500 per schooljaar
-
2. vto in het voortgezet onderwijs € 4.000 per schooljaar
-
3. vvto in het primair onderwijs € 5.500 per schooljaar
Deze maxima zullen bij wijze van hoge uitzondering worden toegekend; in veel gevallen
zal de subsidie lager zijn.
Voor tto, vto en vvto zijn de volgende kosten subsidiabel:
-
nascholing docenten in Nederland via een officieel en erkend nascholingsinstituut;
-
aanschaf en/of ontwikkeling van lesmateriaal dat betrekking heeft op het programma;
-
coördinatie van het programma (slechts eenmalig een beperkt bedrag van maximaal €
1.000 Euro in de voorbereidingsfase);
-
ontwikkelkosten als het gaat om eenmalige projecten met concrete resultaten, die
ook ten goede kunnen komen aan andere scholen (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van
curriculum, vernieuwende samenwerkingsprojecten, toetsen, et cetera).
De subsidie kan dus niet worden aangewend voor bijvoorbeeld: personeelskosten, aanschaf
van hardware (computers, printers, video's, etc), public relations en wervingsactiviteiten,
eigen bijdragen van leerlingen voor kosten verbonden aan het afnemen en afleggen van
examens, eigen bijdrage voor deelname aan netwerken.
Het Europees Platform bekostigt de kosten van inzet van een taalassistent, mits deze
beschikbaar is en de school een gedegen plan heeft voor de begeleiding van deze assistent.
Wel wordt bij bovengemiddelde huisvestingskosten, een bijdrage van de school gevraagd.
8. Verantwoording
Het onderhavige deelprogramma zal worden geëvalueerd aan de hand van de onderstaande
streefwaarden en genoemd evaluatiepunt.
Streefwaarden
tto: toename met 15 scholen (5 per programmajaar)
vto: toename met 3 scholen (1 per jaar)
vvto: toename van 12 scholen (4 scholen per programmajaar)
taalassistenten: consolidatie van het huidige aantal van 20 scholen (buiten boven
genoemde)
Evaluatiepunt
Objectief waarneembare hogere vaardigheid van leerlingen in de doeltalen Engels, Frans
of Duits.